Onderwijstaal : Nederlands |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Beginselen van het recht (1874)
|
8.0 stptn |
|
|
Adviserende volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
Volgende opleidingsonderdelen worden geadviseerd ook opgenomen te zijn in uw studieprogramma tot op heden.
|
|
|
Français juridique (1882)
|
4.0 stptn |
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P1 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 3de bachelorjaar in de rechten | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor in de rechten heeft volgende algemene competentie: kan op zelfstandige en heldere wijze mondeling en schriftelijk adequaat communiceren over juridische informatie, ideeën, argumenten, problemen en oplossingen. De student maakt hierbij desgevallend gebruik van de meest adequate gespreks- of presentatietechnieken. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de rechten heeft volgende algemene competentie: toont een kritische attitude en is in staat het recht en juridische standpunten naar waarde te schatten, in vraag te stellen en hierover te reflecteren. Hij kan een argumentatie opbouwen en verdedigen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de rechten heeft volgende algemene competentie: kan een eenvoudig juridisch probleem onderkennen, benaderen vanuit het betrokken rechtsgebied en de bijhorende elementen en relevante rechtsregels detecteren. Hij kan een aan bachelorniveau aangepaste casus oplossen door het toepassen van oplossingsstrategieën onder andere vanuit een rechtsvergelijkende benadering. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de rechten heeft volgende algemene competentie: kan de Nederlandse, Franse en Engelse (rechts)taal adequaat gebruiken in een juridische context. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de rechten heeft volgende wetenschappelijk-disciplinaire kennis: heeft juridische (basis)kennis van en inzicht in de leerstukken en systematiek van de belangrijkste rechtsgebieden behorende tot het nationale, internationale en supranationale recht gekoppeld aan de recente ontwikkelingen en aan het wetenschappelijk onderzoek in het vakgebied en met aandacht voor de maatschappelijke realiteit. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de rechten heeft volgende wetenschappelijk-disciplinaire kennis: kan een nationaal rechtsgebied benaderen vanuit een Europees, internationaal en rechtsvergelijkend perspectief. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de rechten heeft volgende wetenschappelijk-disciplinaire kennis: heeft inzicht in de voortdurende interactie tussen nationaal, supranationaal en internationaal recht. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de rechten heeft volgende wetenschappelijk-disciplinaire kennis: heeft inzicht in de problematiek van eenmaking van het recht, in het bijzonder binnen de Europese context. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Vooreerst heeft de student juridische (basis)kennis van en inzicht in de (basis)principes (onderwerpen) die aan bod komen in het opleidingsonderdeel beginselen van het recht (de aard, het doel en de functies van het recht; de rechtsstaat en de scheiding der machten; de bronnen van het recht; algemene rechtsbegrippen en fundamentele distincties (o.m. formele en materiële wetten; formele en materiële bronnen van het recht; objectief en subjectief recht; positief recht; gemeen recht en uitzonderingsrecht); diverse vormen van afdwingbaarheid van het recht; onderscheid nationale en internationale rechtsorde (incl. begrip directe werking); hiërarchie der normen; toepassing van de wet in de tijd en in de ruimte; de interpretatie van het recht; algemene begrippen van het burgerlijk recht (o.m. subjectief recht, rechtssubject, rechtsobject/ rechtsfeit, rechtshandelingen, bronnen van verbintenissen; enz.); fundamentele begrippen uit het publiek recht (o.m. begrip democratische rechtsstaat, de grondwettigheidstoetsing; institutionele structuur en bevoegdheidsverdeling). De student moet m.a.w. de elementaire begrippen van het recht, zoals gehanteerd in dit opleidingsonderdeel, kennen en begrijpen.
Vervolgens moet de student in staat zijn om (vooral) wetgeving (in de ruimste zin, dus incl. verdragen), en andere juridische teksten en bronnen te consulteren, te verkennen, te analyseren, kritisch te verwerken en toe te passen op eenvoudige casusposities.
Tot slot moet de student in staat om een (op Bachelor-niveau) eenvoudig juridisch probleem te onderkennen en de relevante rechtsregels detecteren. De student moet m.a.w. in staat zijn om een eenvoudige juridische probleemstelling te identificeren en op te lossen aan de hand van de inhoud van het wetboek en/of de codex.
|
|
|
In het blok Gerechtelijk Recht wordt grondig inzicht bijgebracht in de beginselen van het gerechtelijk recht (procesrecht) ofwel de rechterlijke geschillenbeslechting in het algemeen en van het burgerlijk procesrecht ("gerechtelijk privaatrecht") en het administratief procesrecht ("geschillen van bestuur") in het bijzonder.
Wat het algemeen gerechtelijk recht (procesrecht) betreft, worden achtereenvolgens bestudeerd de jurisdictionele rechtshandeling, het recht op behoorlijke rechtsbedeling (met inbegrip van zijn bronnen, w.o. art. 6 EVRM, art. 14 IVBPR, de inhoud en de werkingssfeer daarvan), en de uitoefening van de rechtsprekende functie in België en Europa (inz. de rechtsmachtverdeling tussen de rechterlijke macht en buitengerechtelijke, buitenlandse en internationale rechterlijke instanties).
Op het stuk van het burgerlijk procesrecht ("gerechtelijk privaatrecht") gaat het om de organisatie (hoven en rechtbanken, openbaar ministerie, referendarissen en parketjuristen, griffie, balie, gerechtsdeurwaarders), de bevoegdheid en de rechtspleging van de rechterlijke macht in burgerlijke zaken (met bijzondere aandacht voor de sanctionering van de regels van het geding, de rechtsmiddelen en het versnellen van het civiel geding).
In het derde deel tenslotte komt het administratief procesrecht ("geschillen van bestuur") aan bod, meer bepaald de administratieve rechtsbescherming tegen onwettig bestuur en de organisatie, de bevoegdheid en de rechtspleging van de administratieve rechtscolleges, inz. de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De jurisdictionele rechtshandeling
Behoorlijke rechtsbedeling (begrip en bronnen, w.o. art. 6 EVRM, art. 14 IVBPR, overzicht, werkingssfeer)
Bronnen van gerechtelijk recht
Rechtsmachtverdeling tussen de rechterlijke macht en buitengerechtelijke rechters, inz. administratieve rechtscolleges
Rechterlijke organisatie (hoven en rechtbanken, openbaar ministerie, referendarissen en parketjuristen, griffie, balie, gerechtsdeurwaarders)
Bevoegdheid (materiële bevoegdheid, territoriale bevoegdheid, prorogatie van bevoegdheid, bevoegdheidsincidenten)
Rechtspleging (Algemeenheden, rechtsvordering; algemene kenmerken burgerlijke rechtspleging, de sancties in het gerechtelijk recht)
Het geding (vooraf, instelling, organisatie van de procedure, ingereedheidbrenging terechtzitting, vonnis)
Tussengeschillen
Rechtsmiddelen (algemeen, verzet, hoger beroep, buitengewone rechtsmiddelen)
Snelrecht (inz. kort geding)
Kosten en juridische bijstand
Vormen van eigenrichting (arbitrage, bemiddeling, AGO)
Administratieve rechtsbescherming
Rechtsbescherming door administratieve rechtscolleges
De Raad van State (organisatie, bevoegdheid, rechtspleging)
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Onderwijsgroep ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 6,00
|
Extra info | Het examen bestaat uit open vragen (1/3 van de punten) en meerkeuzevragen (2/3 van de punten).
De docent bepaalt in overleg met het Opleidingsbestuur en de studentenadministratie de planning en de examenvorm voor een eventueel inhaalexamen. De examenvorm kan afwijken van de examenvorm die werd gebruikt tijdens de reguliere examenperiode. De planning en examenvorm worden aan de student meegedeeld nadat de aanvraag van een inhaalexamen is goedgekeurd. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplichte handboeken (boekhandel) |
|
Tussen gelijk hebben en gelijk krijgen. Gerechtelijk recht voor bachelors,B. Allemeersch, P. Van Orshoven en S. Voet,jongste uitgave,Acco |
|
 
|
Eerder aangekochte verplichte handboeken |
|
VRG-Codex, recentste editie |
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
Blokboek gerechtelijk recht 2023-2024 |
|
|
|
|
|
| master in de rechten (equivalentieprogramma) | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde master in de rechten heeft volgende algemene competentie: is in staat om eigen ideeën, standpunten en oplossingen zowel schriftelijk als mondeling op een adequate manier te communiceren en te presenteren in diverse contexten. Hij is in staat om presentaties te geven en daarbij gebruik te maken van de Engelse en Franse (rechts)taal. | - EC
| De afgestudeerde master in de rechten heeft volgende algemene competentie: toont een kritische attitude en is in staat het recht en de verschillende juridische standpunten in kaart te brengen, kritisch te benaderen en zo te komen tot een eigen juridisch onderbouwd oordeel. | - EC
| De afgestudeerde master in de rechten heeft volgende algemene competentie: is in staat om de verschillende elementen en de relevante rechtsregels in een complexe probleemstelling te detecteren en een of meerdere adequate oplossingsstrategieën te selecteren, zijn keuze te verantwoorden en de gekozen oplossingstrategie(ën) toe te passen. | - EC
| De afgestudeerde master in de rechten heeft de volgende wetenschappelijk-disciplinaire kennis: hij heeft een inleidende en uitdiepende wetenschappelijk-disciplinaire kennis van en inzicht in de leerstukken en systematiek van de rechtsgebieden behorende tot de truncus communis van de masteropleiding, mede vanuit Europees en rechtsvergelijkend perspectief. Hij kan deze kennis, inzichten en systematiek(en) toepassen, mede vanuit Europees en rechtsvergelijkend perspectief. | - EC
| De afgestudeerde master in de rechten heeft de volgende wetenschappelijk-disciplinaire kennis: hij heeft inzicht in de voortdurende interactie tussen nationaal, supranationaal en internationaal recht. | - EC
| De afgestudeerde master in de rechten heeft de volgende wetenschappelijk-disciplinaire kennis: hij heeft inzicht in de problematiek van eenmaking van het recht, in het bijzonder binnen de Europese context. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Vooreerst heeft de student juridische (basis)kennis van en inzicht in de (basis)principes (onderwerpen) die aan bod komen in het opleidingsonderdeel beginselen van het recht (de aard, het doel en de functies van het recht; de rechtsstaat en de scheiding der machten; de bronnen van het recht; algemene rechtsbegrippen en fundamentele distincties (o.m. formele en materiële wetten; formele en materiële bronnen van het recht; objectief en subjectief recht; positief recht; gemeen recht en uitzonderingsrecht); diverse vormen van afdwingbaarheid van het recht; onderscheid nationale en internationale rechtsorde (incl. begrip directe werking); hiërarchie der normen; toepassing van de wet in de tijd en in de ruimte; de interpretatie van het recht; algemene begrippen van het burgerlijk recht (o.m. subjectief recht, rechtssubject, rechtsobject/ rechtsfeit, rechtshandelingen, bronnen van verbintenissen; enz.); fundamentele begrippen uit het publiek recht (o.m. begrip democratische rechtsstaat, de grondwettigheidstoetsing; institutionele structuur en bevoegdheidsverdeling). De student moet m.a.w. de elementaire begrippen van het recht, zoals gehanteerd in dit opleidingsonderdeel, kennen en begrijpen.
Vervolgens moet de student in staat zijn om (vooral) wetgeving (in de ruimste zin, dus incl. verdragen), en andere juridische teksten en bronnen te consulteren, te verkennen, te analyseren, kritisch te verwerken en toe te passen op eenvoudige casusposities.
Tot slot moet de student in staat om een (op Bachelor-niveau) eenvoudig juridisch probleem te onderkennen en de relevante rechtsregels detecteren. De student moet m.a.w. in staat zijn om een eenvoudige juridische probleemstelling te identificeren en op te lossen aan de hand van de inhoud van het wetboek en/of de codex.
|
|
|
In het blok Gerechtelijk Recht wordt grondig inzicht bijgebracht in de beginselen van het gerechtelijk recht (procesrecht) ofwel de rechterlijke geschillenbeslechting in het algemeen en van het burgerlijk procesrecht ("gerechtelijk privaatrecht") en het administratief procesrecht ("geschillen van bestuur") in het bijzonder.
Wat het algemeen gerechtelijk recht (procesrecht) betreft, worden achtereenvolgens bestudeerd de jurisdictionele rechtshandeling, het recht op behoorlijke rechtsbedeling (met inbegrip van zijn bronnen, w.o. art. 6 EVRM, art. 14 IVBPR, de inhoud en de werkingssfeer daarvan), en de uitoefening van de rechtsprekende functie in België en Europa (inz. de rechtsmachtverdeling tussen de rechterlijke macht en buitengerechtelijke, buitenlandse en internationale rechterlijke instanties).
Op het stuk van het burgerlijk procesrecht ("gerechtelijk privaatrecht") gaat het om de organisatie (hoven en rechtbanken, openbaar ministerie, referendarissen en parketjuristen, griffie, balie, gerechtsdeurwaarders), de bevoegdheid en de rechtspleging van de rechterlijke macht in burgerlijke zaken (met bijzondere aandacht voor de sanctionering van de regels van het geding, de rechtsmiddelen en het versnellen van het civiel geding).
In het derde deel tenslotte komt het administratief procesrecht ("geschillen van bestuur") aan bod, meer bepaald de administratieve rechtsbescherming tegen onwettig bestuur en de organisatie, de bevoegdheid en de rechtspleging van de administratieve rechtscolleges, inz. de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De jurisdictionele rechtshandeling
Behoorlijke rechtsbedeling (begrip en bronnen, w.o. art. 6 EVRM, art. 14 IVBPR, overzicht, werkingssfeer)
Bronnen van gerechtelijk recht
Rechtsmachtverdeling tussen de rechterlijke macht en buitengerechtelijke rechters, inz. administratieve rechtscolleges
Rechterlijke organisatie (hoven en rechtbanken, openbaar ministerie, referendarissen en parketjuristen, griffie, balie, gerechtsdeurwaarders)
Bevoegdheid (materiële bevoegdheid, territoriale bevoegdheid, prorogatie van bevoegdheid, bevoegdheidsincidenten)
Rechtspleging (Algemeenheden, rechtsvordering; algemene kenmerken burgerlijke rechtspleging, de sancties in het gerechtelijk recht)
Het geding (vooraf, instelling, organisatie van de procedure, ingereedheidbrenging terechtzitting, vonnis)
Tussengeschillen
Rechtsmiddelen (algemeen, verzet, hoger beroep, buitengewone rechtsmiddelen)
Snelrecht (inz. kort geding)
Kosten en juridische bijstand
Vormen van eigenrichting (arbitrage, bemiddeling, AGO)
Administratieve rechtsbescherming
Rechtsbescherming door administratieve rechtscolleges
De Raad van State (organisatie, bevoegdheid, rechtspleging)
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Onderwijsgroep ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 6,00
|
Extra info | Het examen bestaat uit open vragen (1/3 van de punten) en meerkeuzevragen (2/3 van de punten).
De docent bepaalt in overleg met het Opleidingsbestuur en de studentenadministratie de planning en de examenvorm voor een eventueel inhaalexamen. De examenvorm kan afwijken van de examenvorm die werd gebruikt tijdens de reguliere examenperiode. De planning en examenvorm worden aan de student meegedeeld nadat de aanvraag van een inhaalexamen is goedgekeurd. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplichte handboeken (boekhandel) |
|
Tussen gelijk hebben en gelijk krijgen. Gerechtelijk recht voor bachelors,B. Allemeersch, P. Van Orshoven en S. Voet,jongste uitgave,Acco |
|
 
|
Eerder aangekochte verplichte handboeken |
|
VRG-Codex, recentste editie |
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
Blokboek gerechtelijk recht 2023-2024 |
|
|
|
|
|
| schakelprogramma master in de rechten | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
|
|
Vooreerst heeft de student juridische (basis)kennis van en inzicht in de (basis)principes (onderwerpen) die aan bod komen in het opleidingsonderdeel beginselen van het recht (de aard, het doel en de functies van het recht; de rechtsstaat en de scheiding der machten; de bronnen van het recht; algemene rechtsbegrippen en fundamentele distincties (o.m. formele en materiële wetten; formele en materiële bronnen van het recht; objectief en subjectief recht; positief recht; gemeen recht en uitzonderingsrecht); diverse vormen van afdwingbaarheid van het recht; onderscheid nationale en internationale rechtsorde (incl. begrip directe werking); hiërarchie der normen; toepassing van de wet in de tijd en in de ruimte; de interpretatie van het recht; algemene begrippen van het burgerlijk recht (o.m. subjectief recht, rechtssubject, rechtsobject/ rechtsfeit, rechtshandelingen, bronnen van verbintenissen; enz.); fundamentele begrippen uit het publiek recht (o.m. begrip democratische rechtsstaat, de grondwettigheidstoetsing; institutionele structuur en bevoegdheidsverdeling). De student moet m.a.w. de elementaire begrippen van het recht, zoals gehanteerd in dit opleidingsonderdeel, kennen en begrijpen.
Vervolgens moet de student in staat zijn om (vooral) wetgeving (in de ruimste zin, dus incl. verdragen), en andere juridische teksten en bronnen te consulteren, te verkennen, te analyseren, kritisch te verwerken en toe te passen op eenvoudige casusposities.
Tot slot moet de student in staat om een (op Bachelor-niveau) eenvoudig juridisch probleem te onderkennen en de relevante rechtsregels detecteren. De student moet m.a.w. in staat zijn om een eenvoudige juridische probleemstelling te identificeren en op te lossen aan de hand van de inhoud van het wetboek en/of de codex.
|
|
|
In het blok Gerechtelijk Recht wordt grondig inzicht bijgebracht in de beginselen van het gerechtelijk recht (procesrecht) ofwel de rechterlijke geschillenbeslechting in het algemeen en van het burgerlijk procesrecht ("gerechtelijk privaatrecht") en het administratief procesrecht ("geschillen van bestuur") in het bijzonder.
Wat het algemeen gerechtelijk recht (procesrecht) betreft, worden achtereenvolgens bestudeerd de jurisdictionele rechtshandeling, het recht op behoorlijke rechtsbedeling (met inbegrip van zijn bronnen, w.o. art. 6 EVRM, art. 14 IVBPR, de inhoud en de werkingssfeer daarvan), en de uitoefening van de rechtsprekende functie in België en Europa (inz. de rechtsmachtverdeling tussen de rechterlijke macht en buitengerechtelijke, buitenlandse en internationale rechterlijke instanties).
Op het stuk van het burgerlijk procesrecht ("gerechtelijk privaatrecht") gaat het om de organisatie (hoven en rechtbanken, openbaar ministerie, referendarissen en parketjuristen, griffie, balie, gerechtsdeurwaarders), de bevoegdheid en de rechtspleging van de rechterlijke macht in burgerlijke zaken (met bijzondere aandacht voor de sanctionering van de regels van het geding, de rechtsmiddelen en het versnellen van het civiel geding).
In het derde deel tenslotte komt het administratief procesrecht ("geschillen van bestuur") aan bod, meer bepaald de administratieve rechtsbescherming tegen onwettig bestuur en de organisatie, de bevoegdheid en de rechtspleging van de administratieve rechtscolleges, inz. de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De jurisdictionele rechtshandeling
Behoorlijke rechtsbedeling (begrip en bronnen, w.o. art. 6 EVRM, art. 14 IVBPR, overzicht, werkingssfeer)
Bronnen van gerechtelijk recht
Rechtsmachtverdeling tussen de rechterlijke macht en buitengerechtelijke rechters, inz. administratieve rechtscolleges
Rechterlijke organisatie (hoven en rechtbanken, openbaar ministerie, referendarissen en parketjuristen, griffie, balie, gerechtsdeurwaarders)
Bevoegdheid (materiële bevoegdheid, territoriale bevoegdheid, prorogatie van bevoegdheid, bevoegdheidsincidenten)
Rechtspleging (Algemeenheden, rechtsvordering; algemene kenmerken burgerlijke rechtspleging, de sancties in het gerechtelijk recht)
Het geding (vooraf, instelling, organisatie van de procedure, ingereedheidbrenging terechtzitting, vonnis)
Tussengeschillen
Rechtsmiddelen (algemeen, verzet, hoger beroep, buitengewone rechtsmiddelen)
Snelrecht (inz. kort geding)
Kosten en juridische bijstand
Vormen van eigenrichting (arbitrage, bemiddeling, AGO)
Administratieve rechtsbescherming
Rechtsbescherming door administratieve rechtscolleges
De Raad van State (organisatie, bevoegdheid, rechtspleging)
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Onderwijsgroep ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 6,00
|
Extra info | Het examen bestaat uit open vragen (1/3 van de punten) en meerkeuzevragen (2/3 van de punten).
De docent bepaalt in overleg met het Opleidingsbestuur en de studentenadministratie de planning en de examenvorm voor een eventueel inhaalexamen. De examenvorm kan afwijken van de examenvorm die werd gebruikt tijdens de reguliere examenperiode. De planning en examenvorm worden aan de student meegedeeld nadat de aanvraag van een inhaalexamen is goedgekeurd. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplichte handboeken (boekhandel) |
|
Tussen gelijk hebben en gelijk krijgen. Gerechtelijk recht voor bachelors,B. Allemeersch, P. Van Orshoven en S. Voet,jongste uitgave,Acco |
|
 
|
Eerder aangekochte verplichte handboeken |
|
VRG-Codex, recentste editie |
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
Blokboek gerechtelijk recht 2023-2024 |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|