Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Bachelorproject INGenieur - Nucleaire Technologie (3459)
|
9.0 stptn |
|
|
De student heeft tot op heden alle opleidingsonderdelen opgenomen in volgend studieprogramma om het onderliggende bachelordiploma te kunnen behalen
|
|
|
bachelor in de industriële wetenschappen - nucleaire technologie
|
|
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P2 SBU | P2 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| master in de industriële wetenschappen: nucleaire technologie - nucleair en medisch | Verplicht | 540 | 20,0 | 180 | 360 | 20,0 | Ja | Nee | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC1 - De Master in de industriële wetenschappen: nucleaire technologie kan in eigen professioneel denken en handelen -- met een gepaste ingenieursattitude en met continue aandacht voor de eigen vorming -- adequaat communiceren, effectief samenwerken, en rekening houden met de economische, ethische, maatschappelijke en/of internationale context en is zich hierbij bewust van de impact op de omgeving. | | - DC
| DC8 - De student kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) | | | - BC
| Hij verdedigt zijn masterproef mondeling op kritische en gestructureerde wijze met hedendaagse presentatietechnieken. Hij kan op een professionele manier in discussie gaan met de verschillende stakeholders. | | - DC
| DC9 - De student kan mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren. (communiceren) | | | - BC
| De student kan soepel communiceren met collega's, begeleiders en leidinggevenden en levert kwaliteitsvolle tussentijdse rapporten af. | | | - BC
| Hij verdedigt zijn masterproef mondeling op kritische en gestructureerde wijze met hedendaagse presentatietechnieken. Hij kan op een professionele manier in discussie gaan met de verschillende stakeholders. | | | - BC
| Hij geeft zijn project schriftelijk en grafisch weer in een wetenschappelijke scriptie en poster in een relevante taal. De student kan zijn project beknopt beschrijven, zowel in het Nederlands als het Engels. | | | - BC
| In elke vorm van communicatie hanteert hij het juiste taalregister en gebruikt hij de correcte vakterminologie. | | - DC
| DC10 - De student kan constructief en verantwoordelijk functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken) | | | - BC
| Binnen de context van zijn onderzoeksproject kan de student in een multidisciplinair team werken en verantwoordelijkheden opnemen. | | - DC
| DC11 - De student handelt maatschappelijk verantwoord en binnen een internationaal kader. (internationaal gericht en maatschappelijk verantwoord handelen) | | | - BC
| Afhankelijk van de aard en context van de masterproef houdt de student rekening met praktische, economische, ecologische, gezondheids-, veiligheids-, duurzaamheids-, bedrijfsgebonden, maatschappelijke en internationale factoren/vereisten bij het uitwerken van oplossingen/ontwerpen. | | - DC
| DC12 - De student geeft blijkt van een gepaste ingenieursattitude. (ingenieursattitude) | | | - BC
| De student geeft blijk van een professionele attitude (toont o.a. realisme en inzet, werkt zelfstandig en efficiënt, is nieuwsgierig en taakgericht). | | | - BC
| Hij geeft blijk van inzicht in en een ruime achtergrondkennis van zijn onderzoeksgebied. | | | - BC
| De student levert een voor de opdrachtgever bruikbaar eindresultaat af. | - EC
| EC2 - De Master in de industriële wetenschappen: nucleaire technologie beheerst een geheel van nucleaire technieken en technologieën en kan deze creatief concipiëren, plannen en uitvoeren als geïntegreerd deel van een methodologisch en projectmatig geordende reeks van handelingen binnen een multidisciplinair project met een belangrijke onderzoeks- en/of innovatiecomponent. | | - DC
| DC1 - De student heeft kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang. (kennis bezitten) | | | - BC
| De student verdiept en verbreedt zijn domeinspecifieke en -overschrijdende kennis van begrippen en structuren relevant voor het onderzoeksproject van zijn masterproef. | | - DC
| DC2 - De student heeft inzicht in de basisbegrippen en methodes. (begrijpen) | | | - BC
| De student heeft inzicht in, enerzijds, de domeinspecifieke en -overschrijdende begrippen en structuren relevant voor het onderzoeksproject van zijn masterproef, en anderzijds in de specificiteit van het onderwerp en de verwachtingen van alle stakeholders. Hij kan deze inzichten in eigen woorden uitleggen. | | - DC
| DC3 - De student kan problemen herkennen, activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen) | | | - BC
| De student kan zelfstandig en projectmatig werken: - Hij kan een complex onderzoeksproject initiëren en zijn probleemanalyse, doelstellingen en vooropgesteld onderzoekstraject verwoorden in een onderzoeksopzet. - Hij kan een concrete planning uitwerken onder de vorm van een gedetailleerde Gantt-chart. - Hij onderneemt de juiste stappen om alle doelstellingen te realiseren en hij stuurt zijn traject bij waar nodig. | | - DC
| DC4 - De student kan informatie opzoeken, meten of verzamelen en correct refereren. (data verwerven) | | | - BC
| In het kader van zijn onderzoeksproject kan de student op een correcte manier relevante wetenschappelijke en technische informatie verzamelen, kritisch in vraag stellen, bijsturen en weergeven in een literatuurstudie. Hij kan op een correcte manier refereren naar de geraadpleegde bronnen. | | - DC
| DC5 - De student kan problemen analyseren, logisch structureren en interpreteren. (analyseren) | | | - BC
| De student kan een gedegen wetenschappelijke analyse van de probleemstelling in de gegeven context maken en bakent op basis hiervan zijn onderzoeksvraag(vragen) af. Hij kan het probleem logisch opsplitsen in deelproblemen en kan aangeven waar de randvoorwaarden liggen. | | - DC
| DC6 - De student kan methodes selecteren en gefundeerde keuzes maken om problemen op te lossen of oplossingen te ontwerpen. (oplossen en ontwerpen) | | | - BC
| De student kiest adequate, wetenschappelijk verantwoorde en innovatieve methodes om tot een oplossing van het probleem of tot een ontwerp te komen binnen de gegeven context. | | - DC
| DC7 - De student kan geselecteerde methodes en hulpmiddelen aanwenden om oplossingen en ontwerpen te implementeren. (implementeren en operationaliseren) | | | - BC
| Afhankelijk van de aard van zijn masterproef kan de student aan de hand van de bekomen resultaten - ofwel advies geven en voorstellen doen tot implementatie van een geselecteerde oplossing of tot verder onderzoek; - ofwel zijn oplossing/ontwerp implementeren op een systematische manier. Hierbij houdt hij rekening met praktische, economische, ecologische, gezondheids-, veiligheids-, duurzaamheids- en bedrijfsgebonden factoren. | | - DC
| DC8 - De student kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) | | | - BC
| De student geeft blijk van een kritische ingesteldheid en kan het onderwerp situeren in een groter geheel. Hij formuleert waar nodig zelf voorstellen voor gelijkwaardige of betere alternatieven. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Een student master in de industriële wetenschappen wordt in het laatste jaar geconfronteerd met de masterproef: Via een stage kan hij/zij kennismaken met de dagelijkse beroepspraktijk waarin de afgestudeerde master terecht zal komen. De stage heeft enerzijds als doel een contact te leggen tussen de toekomstige ingenieur en de bedrijfsrealiteit en dit met het oog op het toekomstige beroepsleven. Anderzijds zullen de werkzaamheden tijdens de stageperiode een belangrijke bijdrage leveren aan het eindwerk van de masterstudent. Dit trachten we te bereiken door de student binnen een bedrijfsomgeving en onder professionele begeleiding een afgebakend project te laten realiseren. De omschrijving, afbakening en planning van het project gebeuren in samenspraak met de promotor van de universiteit. De masterproef omvat steeds een onderzoekscomponent. Voor de stage wordt gedurende het academiejaar de nodige tijd vrijgehouden in het lesrooster. De student wordt aangeraden zijn stage reeds voor te bereiden gedurende de zomervakantie. De stage en de masterproef kunnen volbracht worden in een bedrijf, een studiebureau, een wetenschappelijke instelling,... of in het Nucleair Technologisch Centrum (NuTeC). De student kiest zelf een stageplaats in overleg met de docenten. De masterproef bestaat uit een theoretische en/of praktische benadering van een technologische probleemstelling in één van de specialisaties van de gekozen afstudeerrichting. De afstudeerscriptie is de geschreven neerslag van de masterproef.
De masterproef is een zelfstandig werkstuk van de student onder begeleiding van promotoren.
Onderwerpkeuze en toekenning Het onderwerp van de masterproef: - wordt geformuleerd door een onderzoeksgroep van de universiteit vanuit eigen onderzoeksprojecten; - wordt geformuleerd door de industrie of een onderzoeksinstelling; - kan door de student zelf aangebracht worden.
Het onderwerp dient door de coördinerend verantwoordelijke masterproef goedgekeurd te worden.
Begeleiding Elke masterproef heeft minimum twee promotoren: de opdrachtgever (externe promotor) en de interne promotor van de universiteit. Interne masterproeven krijgen twee promotoren van de universiteit toegewezen. Het OMT bepaalt de interne promotor van de universiteit. Studenten en promotoren bakenen het onderwerp duidelijk af en maken gedetailleerde werkafspraken. Er wordt op regelmatige tijdstippen mondeling en/of schriftelijk gerapporteerd over de vordering van de masterproef. Tijdens de geplande contactmomenten wordt de werkplanning en de vordering geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. Er worden ondersteunende sessies masterproefseminarie georganiseerd rond onderzoeksmethodologie en communicatie.
Verdere details omtrent de organisatie en het masterproefseminarie worden verspreid via een leidraad, het elektronisch leerplatform en de website masterproef.be.
Administratie
Het tijdig afhandelen van de administratieve verplichtingen voor aanvang van de masterproef is de individuele verantwoordelijkheid van de student. Meer info op masterproef.be.
|
|
|
|
|
|
|
Individueel begeleidingsmoment ✔
|
|
|
Masterproef ✔
|
|
|
Masterproefseminarie ✔
|
|
|
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Scriptie ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 20,00
Evaluatievorm | |
|
Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 100 % |
|
Andere: | De punten worden als volgt toegekend: 1.Pproces en stage (30%), 2. Afstudeerscriptie (30%), 3. Mondelinge verdediging (30%), 4. Masterproefseminarie (10%) |
|
|
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Geen enkel (deel)cijfer van de eerste examenkans blijft behouden, uitgezonderd slaagcijfers toegekend op taken voor masterproefseminarie met dien verstande dat abstract, poster en scriptie in tweede examenkans worden beoordeeld. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Mogelijke externe locatie | ✔ |
|
Extra info | De mondelinge presentatie vindt plaats voor een jury met docenten, professoren, academici, experts uit wetenschappelijke instellingen en deskundigen uit het bedrijfsleven. Deze jury heeft als taak te oordelen of de masterproef het vooropgestelde academische niveau heeft behaald. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | Geen enkel (deel)cijfer van de eerste examenkans blijft behouden, uitgezonderd slaagcijfers toegekend op taken voor masterproefseminarie met dien verstande dat abstract, poster en scriptie in tweede examenkans worden beoordeeld. Geen behoud van deelcijfers voor het volgend academiejaar. |
|
|
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Via de website masterproef en het elektronisch leerplatform wordt alle informatie (planning, deadlines, slides van de lessen masterproefseminarie, ...) aan de studenten bezorgd. |
|
 
|
Aanbevolen studiemateriaal |
|
Vademecum, richtlijnen voor academische communicatie |
|
 
|
Opmerkingen |
|
De verplichte aanwezigheid van de stageperiode wordt vastgelegd in overleg met de interne en externe promotoren.
De student kan zijn masterproef ook afleggen in een vreemde taal of in het buitenland in het kader van een uitwisselingsprogramma.
Toelichting werkvorm
De voorbereidingperiode voor de stage verloopt in eerste instantie tijdens de zomervakantie. Tijdens het academiejaar is voor de masterstudent de nodige tijd in het lessenrooster vrijgehouden, en wordt de aanwezigheid verwacht op de stageplaats. Tijdens de stage houdt de student een stageportfolio bij. Hierin worden per dag of per week de voorbereiding, de werkzaamheden/activiteiten, de resultaten van literatuurstudie, eventueel tussenresultaten, genoteerd. De masterproef wordt begeleid door promotoren. De externe promotor is verantwoordelijk voor de omschrijving van de opdracht en voor de praktische begeleiding op de stageplaats. De interne promotor is een lid van het docentenkorps. Hij of zij volgt nauwgezet de gang van zaken tijdens het verloop van de stage, bij het schrijven van de scriptie, en bij de voorbereiding van de verdediging. De interne promotor kijkt erop toe dat het werk verloopt in overeenstemming met de opleidingsdoelstellingen. Regelmatig zullen de interne en externe promotoren met elkaar overleggen over het verloop van de werkzaamheden.
Toelichting evaluatie
Voor een objectieve en volledige evaluatie van de stage en het eindwerk berust de beoordeling op vier pijlers: (1) het proces en de stage, (2) de afstudeerscriptie, (3) de mondelinge presentatie voor een deskundige jury en (4) de taken uitgevoerd in het kader van de permanente evaluatie van het masterproefseminarie .
De punten worden als volgt toegekend:
1. 30%: Proces en de stage
De beoordeling van proces en stage gebeurt door de interne en externe promotor: De beoordeling heeft o.a. betrekking op: probleembehandeling, opdracht volbracht, zelfstandig werken, wetenschappelijk denken, regelmaat en orde, inzet en sociaal en professioneel gedrag. Deze informatie wordt uitgewisseld tijdens gesprekken tussen de externe en interne promotor gedurende het academiejaar. De eindbeoordeling wordt vastgelegd in een evaluatieformulier.
2. 30%: Afstudeerscriptie
De afstudeerscriptie wordt alleen beoordeeld door hen die het werk gelezen hebben. Dit zijn in de eerste plaats de interne en externe promotoren, eventueel aangevuld met geïnteresseerde of gevraagde deskundigen. Zowel inhoud als presentatie komen aan bod. Een vlotte en leesbare rapportering is belangrijk.
3. 30%: Mondelinge verdediging
De mondelinge verdediging vindt plaats voor een jury met docenten, professoren en academici, experts uit wetenschappelijke instellingen en deskundigen uit het bedrijfsleven. Aandachtspunten bij de beoordeling van de verdediging zijn: structuur en inhoud, duidelijkheid, gebruik van didactisch materiaal, taalvaardigheid, spreken voor een groep, contactvaardigheid en overtuigingskracht, beantwoorden van vragen.
4. 10%: Masterproefseminarie
Beoordeling via permanente evaluatie van proces, opbouw van de scriptie en voorbereiding van mondelinge verdediging met aandacht voor o.a. onderzoeksopzet, abstract, wetenschappelijke poster door de docent masterproefseminarie. |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|