|
EC | EC1 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijke en technologisch toepassingsgerichte kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang van het specifieke domein. (kennis bezitten) |
| DC | CE 1.9 De student gebruikt zijn verworven kennis van de bachelor bij het uitvoeren van een academisch of industrieel onderzoeksproject. |
| | BC | De student gebruikt zijn algemene basiskennis over chemie, materialen, analysetechnieken, karakterisatie technieken, eenheidsbewerkingen, verwerkingsmethoden, proceschemie, biotechnologie en/of verpakkingstechnologie en verdiept zijn kennis in de topics die relevant zijn voor zijn onderzoeksproject. |
| | BC | De student kent de principes voor het uitvoeren van kwaliteitsvol en veilig onderzoek. |
EC | EC2 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijk en ingenieurstechnisch disciplinegebonden inzicht in de basisbegrippen, methodes, denkkaders en onderlinge relaties van het specifieke domein. (begrijpen) |
| DC | CE 2.12 De student gebruikt zijn verworven inzichten van de bachelor bij het uitvoeren van zijn academisch of industrieel onderzoeksproject. |
| | BC | De student gebruikt zijn inzichten in organische chemie, proceschemie, voedingstechnologie en/of verpakkingstechnologie om zijn onderzoeksproject tot een goed einde te brengen. |
| | BC | De student past de principes voor het uitvoeren van kwaliteitsvol en veilig onderzoek toe om zijn projectdoelstellingen te bereiken. |
EC | EC3 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan zelfstandig problemen herkennen, op eigen initiatief activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen) |
| DC | 3.1 De student kan een relevante onderzoeksvraag opstellen. |
| | BC | De student formuleert de industriële of academische probleemstelling van zijn bachelorproefproject op een heldere en correcte manier. |
| DC | 3.2 De student kan op gestructureerde wijze een technisch-wetenschappelijk project plannen. |
| | BC | De student kan uitgaande van de probleemstelling en onderzoeksvraag een gedetailleerd stappenplan uitwerken om de onderzoeksvraag experimenteel te beantwoorden. |
| DC | 3.3 De student kan (op eigen initiatief) actie ondernemen. |
| | BC | De student kan projectmatig werken, plant overlegmomenten en onderzoeksactiviteiten op eigen initiatief, respecteert de tijdsplanning en komt afspraken en deadlines van rapportering na. |
| | BC | De student evalueert de projectvoortgang en stuurt de onderzoeksaanpak, geselecteerde methode of techniek indien nodig op tijd bij. |
| DC | CE 3.1 De student kan een oplossingsstrategie of plan van aanpak omzetten in een concreet werkplan. |
| | BC | De student kan gevonden of gekregen niet gedetailleerde methoden of protocollen en het opgestelde stappenplan omvormen tot een duidelijk, gestructureerd werkschema. |
EC | EC4 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan doelgericht relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken en verzamelen of efficiënt en nauwgezet de benodigde informatie meten en correct refereren. (data verwerven) |
| DC | 4.1 De student kan doelgericht wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken. |
| | BC | De student kan zelfstandig relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken om het industrieel of wetenschappelijk probleem/onderzoeksvraag beter te begrijpen, om een gepaste oplossingsstrategie uit te werken en om eigen resultaten mee te vergelijken. |
| DC | 4.2 De student kan op gestructureerde wijze meetresultaten verzamelen. |
| | BC | De student gebruikt geschikte methoden en/of apparatuur voor het genereren van correcte en betrouwbare (meet)resultaten. |
| DC | 4.3 De student kan correct refereren. |
| | BC | De student refereert op correcte wijze naar gebruikte wetenschappelijke bronnen in zijn schriftelijke en mondelinge communicatie. |
EC | EC5 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen analyseren, opsplitsen in deelproblemen, logisch structureren, de randvoorwaarden bepalen en de gegevens op een wetenschappelijke manier interpreteren. (analyseren) |
| DC | 5.4 De student kan problemen opsplitsen in deelproblemen. |
| | BC | De student kan een opgegeven probleem of onderzoeksvraag ivm proceschemie, voedingstechnologie en/of verpakkingstechnologie analyseren en opsplitsen in deelproblemen en in functie daarvan een stappenplan opstellen. |
| DC | 5.1 De student kan op gestructureerde wijze meetresultaten, resultaten uit simulaties, statistische data en/of technische informatie interpreteren. |
| | BC | De student evalueert zijn verworven meetresultaten of testresultaten en herhaalt indien nodig de analyses met het oog op kwaliteit en betrouwbaarheid. |
| | BC | De student formuleert de correcte conclusie op basis van de statistische verwerking van zijn onderzoeksresultaten. |
EC | EC6 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan adequate oplossingsmethodes selecteren om niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen op te lossen en kan methodologisch te werk gaan in ontwerp en hierin gefundeerde keuzes maken. (oplossen en ontwerpen) |
| DC | 6.1 De student kan een gepaste oplossingsmethode selecteren. |
| | BC | De student kan onderbouwde keuzes maken inzake productiemethode, analysetechniek, materialen, apparatuur en/of procesparameters. |
| | BC | De student kan theoretische en methodologische kennis creatief en systematisch toepassen voor het oplossen van een concreet probleem in zijn onderzoeksproject. |
| DC | 6.2 De student kan de gekozen oplossingsmethode correct uitvoeren. |
| | BC | De student kan materialen karakteriseren, procesparameters kwantificeren en/of chemische stoffen identificeren/kwantificeren op basis van analyseresultaten. |
| DC | 6.5 De student kan chemisch-technische problemen oplossen. |
| | BC | De student kan een (bio)chemisch, materiaalkundig of microbiologische proces, test of analyse ontwerpen of optimaliseren. |
EC | EC7 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan de geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om domeinspecifieke oplossingen en ontwerpen planmatig te implementeren met aandacht voor de praktische en economische randvoorwaarden en bedrijfsgebonden implicaties. (implementeren en operationaliseren) |
| DC | 7.1 De student kan een experiment opbouwen en/of uitvoeren. |
| | BC | De student kan een (zelfgemaakt) werkplan van een proces of analyse implementeren, valideren en/of optimaliseren waarbij praktische, economische en bedrijfsgebonden factoren in rekening worden gebracht. |
EC | EC8 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan (onvolledige) resultaten interpreteren, kan omgaan met onzekerheden en beperkingen en kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) |
| DC | 8.2 De student kan kritisch reflecteren met betrekking tot een technisch-wetenschappelijk project. |
| | BC | De student kan op basis van inzichten verworven tijdens het uitvoeren van het project de opdrachtgever van de onderzoeksvraag of het probleem concreet advies, antwoorden of oplossingen aanbieden. |
| | BC | De student kan de achtergrondinformatie, de onderzoeksstrategie en de bekomen resultaten kritisch analyseren en waar mogelijk zelf voorstellen formuleren voor gelijkwaardige of betere alternatieve onderzoeksmethoden of oplossingen om zelf of in toekomstig onderzoek te gebruiken. |
| DC | 8.3 De student kan door kritische reflectie eigen denken en handelen bijsturen. |
| | BC | De student kan op basis van zelfreflectie, feedback van de begeleider, de opdrachtgever en/of medestudenten de aanpak van het project verbeteren met het oog op het behalen van de doelstellingen van het project. |
| DC | 8.4 De student kan omgaan met onzekere en/of beperkende context. |
| | BC | De student kan relevante vragen stellen aan de opdrachtgever van het project om de doelstellingen en randvoorwaarden goed te begrijpen en hiermee rekening te houden tijdens de uitwerking van zijn onderzoeksplan. |
EC | EC9 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan met vakgenoten mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren over domeingebonden aspecten in een relevante taal en met gebruik van de toepasselijke terminologie. (communiceren) |
| DC | 9.1 De student kan correct, gestructureerd en gepast schriftelijk communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. |
| | BC | De student houdt de vorderingen van zijn project bij in een logboek. |
| | BC | De student zet zelf verworven of aangereikte analyse resultaten samen in overzichtelijke tabellen of grafieken. |
| | BC | De student schrijft een uitgebreide en logisch gestructureerde literatuurstudie betreffende het industrieel of academisch project (semester 1) en een artikel (semester 2) met aandacht voor de academische vorm, schrijfstijl, efficiëntie, wetenschappelijke correctheid en bronvermelding. |
| | BC | De student kan de onderzoeksstrategie, praktische aanpak, conclusies en adviezen onderbouwd motiveren in een wetenschappelijke tekst. |
| DC | 9.2 De student kan correct, gestructureerd en gepast mondeling communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. |
| | BC | De student kan over de literatuurstudie (eind semester 1) overzichtelijk en duidelijk rapporteren tijdens een formatieve mondelinge juryverdediging. |
| | BC | De student kan de onderzoeksstrategie, praktische aanpak, conclusies en adviezen onderbouwd motiveren en gestructureerd voorstellen op een mondelinge juryverdediging (eind semester 2). |
| | BC | De student gebruikt wetenschappelijk correct taalgebruik in zijn mondelinge communicatie en spreekt met kennis van zaken. |
| DC | 9.3 De student kan correct, gestructureerd en gepast grafisch communiceren. |
| | BC | De student gebruikt moderne digitale tools om zijn projectcommunicatie te verduidelijken. |
| | BC | De student visualiseert zijn project in een aantrekkelijke wetenschappelijke poster |
EC | EC10 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan op een constructieve en verantwoordelijke wijze functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken) |
| DC | 10.1 De student heeft oog voor en draagt bij tot het bepalen van de werkwijze die best gevolgd wordt om een gemeenschappelijke opdracht aan te pakken. |
| | BC | De student kan in teamverband een onderzoeksproject binnen het vak gebied van proceschemie, voedingstechnologie en/of verpakkingstechnologie plannen en uitvoeren. |
| | BC | Het studententeam houdt rekening met de kritische opmerkingen van opdrachtgever, begeleider en docenten en medestudenten bij het plannen, uitvoeren en rapporteren van het onderzoeksproject. |
| DC | 10.2 De student kan op een actieve constructieve manier samenwerken met anderen om een gemeenschappelijk doel te bereiken (product). |
| | BC | De student kan in een team discussiëren, teksten schrijven en teksten van medestudenten redigeren op een respectvolle en constructieve manier. |
| | BC | De student streeft ernaar om de gemeenschappelijke onderzoeksoutput (resultaatverwerking, paper, poster, presentatie) steeds te verbeteren om een hoogwaardig eindproduct te bekomen voor de opdrachtgever. |
| | BC | De student kan het werk van andere studenten bijsturen en beoordelen op een respectvolle en constructieve manier. |
| | BC | De student kan op basis van feedback van medestudenten, bv. via peerevaluatie zijn gedrag bijstellen met het oog op een betere samenwerking. |
| | BC | De student respecteert de tussentijdse deadlines met betrekking tot het uit te voeren project. |
| DC | 10.4 De student kan samenwerken binnen een multidisciplinair team. |
| | BC | De student kan in teamverband zijn onderzoeksproject tot een goed einde brengen en kan volledige onderzoeksresultaten voorleggen. |
| | BC | De student werkt mee om de finale deadline met betrekking tot het project te behalen. |
| | BC | De student doet een actieve bedrage om een kwaliteitsvol onderzoek, paper, poster, presentatie af te leveren. |
EC | EC11 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan bij het realiseren van een opdracht verantwoord denken en handelen rekening houdend met de maatschappelijke en internationale waarden, relaties en consequenties. (internationaal gericht en maatschappelijk verantwoord handelen) |
| DC | 11.1 De student heeft oog voor duurzaamheid in de verschillende fases van de innovatieketen. |
| | BC | De student hecht belang aan duurzaamheid inzake energie en grondstoffen bij het opstellen van zijn onderzoekstrategie en het uitvoeren van zijn onderzoek. |
| DC | 11.2 De student heeft inzicht en houdt rekening met de belangen van verschillende stakeholders. |
| | BC | De student heeft oog voor de belangen van de opdrachtgever van zijn onderzoeksproject om de gepaste onderzoeksstrategie en adviezen te formuleren. |
| DC | 11.3 De student heeft inzicht in en houdt rekening met de maatschappelijke relevantie en consequenties in het realiseren van een opdracht. |
| | BC | De student kadert het industrieel project ten opzichte van de noden van de maatschappij. |
| | BC | De student hecht belang aan veiligheid, milieu bij het opstellen van zijn onderzoekstrategie. |
| | BC | De student kan op een veilige, milieubewuste en duurzame wijze omgaan met chemicaliën en chemische unit installaties op labo en/of pilootschaal bij het uitvoeren van zijn onderzoek. |
| DC | 11.4 De student heeft oog voor en houdt rekening met algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in het eigen denken en handelen. |
| | BC | De student functioneert goed in de vaak internationale context van het opdrachtgevend bedrijf of onderzoeksgroep met respect voor elkaar. |
EC | EC12 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan toepassings- en oplossingsgericht, met het vereiste doorzettingsvermogen, professioneel en academisch handelen met oog voor realisme en efficiëntie en geeft blijk van een onderzoekende houding tot levenslang leren. (ingenieursattitude) |
| DC | 12.1 De student heeft een open houding om te leren uit ervaring, feedback en fouten. |
| | BC | De student gaat constructief om met de feedback van medestudenten (via peer evaluatie) en docenten en gebruikt deze opmerkingen voor zelfreflectie en om zijn eigen handelen te verbeteren. |
| DC | 12.2 De student geeft blijk van een onderzoekende houding. |
| | BC | De student gebruikt zijn kennis inzake proceschemie, voedingstechnologie en/of verpakkingstechnologie om het industrieel project adequaat uit te voeren. |
| | BC | De student is steeds bezig om nieuwe inzichten te verwerven in het onderzoeksthema door op zoek te gaan naar informatie in wetenschappelijke literatuur of andere bronnen en deze toe te passen op het onderzoeksonderwerp. |
| | BC | De student verdiept zich in de onderzoeksresultaten om tot de gepaste eindconclusies te komen. |
| DC | 12.3 De student eigent zich een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...). |
| | BC | De student werkt en rapporteert nauwgezet en binnen de voorziene tijd en leert in zijn rol als verantwoordelijke zichzelf en zijn/haar medestudenten (als uitvoerders) kritisch op te volgen en bij te sturen als ingenieur in wording. |
| | BC | De student streeft ernaar zijn eigen werk steeds te verbeteren om een hoogwaardige bijdrage te leveren aan het eindproduct. |
| | BC | De student ontwikkelt doorzettingsvermogen, een probleemoplossend (toepassings- en oplossingsgericht werken), teamgericht en organisatorisch vermogen. |
| | BC | De student toont inzet, stiptheid en verantwoordelijkheidszin. |
| DC | CE 12.1 De student kan een tekort aan kennis en vaardigheden identificeren en stappen ondernemen om deze zich eigen te maken. |
| | BC | De student kan bij het aanpakken van een industrieel relevant probleem realistische voorstellen formuleren en uit eigen beweging ontbrekende informatie opzoeken. |