Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
De student heeft tot op heden alle opleidingsonderdelen opgenomen in volgend studieprogramma om het onderliggende bachelordiploma te kunnen behalen
|
|
|
bachelor in de industriële wetenschappen - informatica
|
|
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P2 SBU | P2 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 3de bachelor in de industriële wetenschappen - informatica | Verplicht | 243 | 9,0 | 54 | 189 | 9,0 | Ja | Nee | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC3 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan zelfstandig problemen herkennen, op eigen initiatief activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen) | | - DC
| 3.1 De student kan een relevante onderzoeksvraag opstellen. | | | - BC
| kan een wetenschappelijke probleemstelling formuleren. | | - DC
| 3.2 De student kan op gestructureerde wijze een technisch-wetenschappelijk project plannen. | | | - BC
| kan een onderzoeksproject binnen het eigen vakgebied uitvoeren door middel van zelfstudie en teamwork binnen een vooropgesteld kader en tijdsspanne analyseren, creatief uitwerken en de besluiten zowel schriftelijk als mondeling (vergaderingen, presentaties) rapporteren. | | - DC
| 3.3 De student kan (op eigen initiatief) actie ondernemen. | | | - BC
| kan projectmatig werken: tijdsplanning respecteren, afspraken nakomen, overlegmomenten voorbereiden, rapporteren... | - EC
| EC4 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan doelgericht relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken en verzamelen of efficiënt en nauwgezet de benodigde informatie meten en correct refereren. (data verwerven) | | - DC
| 4.1 De student kan doelgericht wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken. | | | - BC
| kan op basis van aangereikte en zelf verzamelde literatuur een literatuurstudie uitvoeren. | | - DC
| 4.3 De student kan correct refereren. | | | - BC
| refereert op correcte wijze naar gebruikte wetenschappelijke bronnen in zijn schriftelijke en mondelinge communicatie. | - EC
| EC5 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen analyseren, opsplitsen in deelproblemen, logisch structureren, de randvoorwaarden bepalen en de gegevens op een wetenschappelijke manier interpreteren. (analyseren) | | - DC
| 5.1 De student kan op gestructureerde wijze meetresultaten, resultaten uit simulaties, statistische data en/of technische informatie interpreteren. | | | - BC
| kan technisch-wetenschappelijke informatie opzoeken, analyseren, kritisch verwerken, een synthese maken en hierover rapporteren. | | - DC
| 5.4 De student kan problemen opsplitsen in deelproblemen. | | | - BC
| kan de geformuleerde probleemstelling analyseren en opsplitsen in deelproblemen en in functie daarvan een stappenplan opstellen. | | - DC
| INF 5.3 De student houdt in zijn analyse rekening met de niet-technische facetten van de software. | | | - BC
| inventariseert de context en de randvoorwaarden, consulteert de betrokken actoren en maakt een synthese van de impact op de gevraagde oplossing. | - EC
| EC6 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan adequate oplossingsmethodes selecteren om niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen op te lossen en kan methodologisch te werk gaan in ontwerp en hierin gefundeerde keuzes maken. (oplossen en ontwerpen) | | - DC
| 6.1 De student kan een gepaste oplossingsmethode selecteren. | | | - BC
| selecteert de meest geschikte oplossingsmethode(s) in functie van de probleemstelling en randvoorwaarden, gebaseerd op een technisch-wetenschappelijke argumentatie. | | - DC
| 6.2 De student kan de gekozen oplossingsmethode correct uitvoeren. | | | - BC
| voert de gekozen oplossingsmethode correct uit. | | | - BC
| kan theoretische en methodologische kennis creatief en systematisch toepassen voor het oplossen van concrete problemen. | | | - BC
| kan een breed technisch onderzoek voeren bij het uitwerken of implementeren van het (geïntegreerd) IT systeem. | | - DC
| 6.3 De student kan technische hulpmiddelen zoals rekentoestellen, meettoestellen en software selecteren. | | | - BC
| zoekt de nodige productiviteitstools en softwarebibliotheken op. | | - DC
| 6.8 De student kan een passende user interface ontwerpen. | | | - BC
| maakt een design voor de user interface en evalueert dit met de opdrachtgever en, indien mogelijk, de eindgebruiker. | | - DC
| INF 6.4 De student kan software ontwerpen die rekening houdt met alle actoren. | | | - BC
| toont aan hoe de student rekening houdt met de bekommernissen van de geïdentificeerde actoren. | - EC
| EC7 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan de geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om domeinspecifieke oplossingen en ontwerpen planmatig te implementeren met aandacht voor de praktische en economische randvoorwaarden en bedrijfsgebonden implicaties. (implementeren en operationaliseren) | | - DC
| 7.2 De student kan technische hulpmiddelen zoals rekentoestellen, meettoestellen en software gebruiken. | | | - BC
| kan de geselecteerde tools installeren en configureren. | | - DC
| 7.3 De student kan correcte en kwaliteitsvolle code schrijven aan de hand van een gepaste ontwikkel-, test- en onderhoudsstrategie. | | | - BC
| kan de software bouwen die vereist is om het project te doen slagen en heeft hierbij oog voor alle fases van de levenscyclus van software. | - EC
| EC8 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan (onvolledige) resultaten interpreteren, kan omgaan met onzekerheden en beperkingen en kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) | | - DC
| 8.1 De student kan (berekende, gemeten of gesimuleerde) resultaten toetsen aan de literatuur en de werkelijkheid. | | | - BC
| beheerst de beschikbare literatuur goed en kan de bevindingen van zijn onderzoek vergelijken met die in de literatuur. | | | - BC
| verifieert of de ontwikkelde software overeenstemt met de gestelde vereisten. | | - DC
| 8.2 De student kan kritisch reflecteren met betrekking tot een technisch-wetenschappelijk project. | | | - BC
| kan sterkte en zwaktes van een project en de gehanteerde methodiek benoemen. | | - DC
| 8.3 De student kan door kritische reflectie eigen denken en handelen bijsturen. | | | - BC
| Is zich bewust van de onzekerheden en grenzen van kennis en van de eigen competenties en zet gepaste acties op om potentiële lacunes te vermijden of op te lossen. | | - DC
| 8.4 De student kan omgaan met onzekere en/of beperkende context. | | | - BC
| houdt rekening met de omgevingsfactoren bij het uitwerken van een project. | - EC
| EC9 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan met vakgenoten mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren over domeingebonden aspecten in een relevante taal en met gebruik van de toepasselijke terminologie. (communiceren) | | - DC
| 9.1 De student kan correct, gestructureerd en gepast schriftelijk communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. | | | - BC
| kan over het verrichte onderzoek rapporteren in een Engelstalige wetenschappelijke paper. | | - DC
| 9.2 De student kan correct, gestructureerd en gepast mondeling communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. | | | - BC
| kan over het verrichte onderzoek rapporteren op een mondelinge juryverdediging. | | | - BC
| kan op een gerichte manier vragen van de jury beantwoorden. | | - DC
| 9.3 De student kan correct, gestructureerd en gepast grafisch communiceren. | | | - BC
| gebruikt moderne digitale tools om zijn projectcommunicatie te verduidelijken. | | | - BC
| visualiseert zijn project in een wetenschappelijke poster. | - EC
| EC10 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan op een constructieve en verantwoordelijke wijze functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken) | | - DC
| 10.1 De student heeft oog voor en draagt bij tot het bepalen van de werkwijze die best gevolgd wordt om een gemeenschappelijke opdracht aan te pakken. | | | - BC
| kan een onderzoeksproject binnen het vakgebied van de informatica plannen en uitvoeren. | | - DC
| 10.2 De student kan op een actieve constructieve manier samenwerken met anderen om een gemeenschappelijk doel te bereiken (product). | | | - BC
| kan de tussentijdse deadlines met betrekking tot het uit te voeren project respecteren. | | - DC
| 10.3 De student heeft oog voor en draagt bij tot een constructieve sfeer en samenwerking (proces). | | | - BC
| neemt verantwoordelijkheid op en gedraagt zich professioneel ten opzichte van zijn teamgenoten, medestudenten, docenten en/of externen. | | | - BC
| toont interesse en respect voor andere culturen, staat open voor andere standpunten en meningen en houdt hier in zijn communicatie rekening mee. | | - DC
| 10.4 De student kan samenwerken binnen een multidisciplinair team. | | | - BC
| is zich bewust van de verschillende rollen binnen een team en heeft respect voor de verschillende vaardigheden van de teamleden. | | | - BC
| durft vragen stellen en kan constructieve feedback geven aan en ontvangen van anderen. | - EC
| EC11 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan bij het realiseren van een opdracht verantwoord denken en handelen rekening houdend met de maatschappelijke en internationale waarden, relaties en consequenties. (internationaal gericht en maatschappelijk verantwoord handelen) | | - DC
| 11.2 De student heeft inzicht en houdt rekening met de belangen van verschillende stakeholders. | | | - BC
| is zich bewust van de mogelijkheden en beperkingen van de omgeving waarbinnen het project uitgevoerd en toegepast zal worden. | | - DC
| 11.3 De student heeft inzicht in en houdt rekening met de maatschappelijke relevantie en consequenties in het realiseren van een opdracht. | | | - BC
| heeft oog voor zowel de technische als niet-technische vereisten. | | | - BC
| heeft oog voor het gehele systeem binnen de uitwerking van het project en is zich bewust van de potentiële weerstand tegen de voorgestelde verandering. | - EC
| EC12 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan toepassings- en oplossingsgericht, met het vereiste doorzettingsvermogen, professioneel en academisch handelen met oog voor realisme en efficiëntie en geeft blijk van een onderzoekende houding tot levenslang leren. (ingenieursattitude) | | - DC
| 12.1 De student heeft een open houding om te leren uit ervaring, feedback en fouten. | | | - BC
| kan zijn project verbeteren gebaseerd op de kritische reflectie van de docenten en medestudenten (peer evaluation). | | | - BC
| toont aan dat de student het onderzoekstopic beheerst door gefundeerde antwoorden te geven op gedetailleerde vragen. | | - DC
| 12.2 De student geeft blijk van een onderzoekende houding. | | | - BC
| toont zijn onderzoekende houding door kritische reflectie van de onderzoeksstrategie, resultaten en conclusie, en door oog te hebben voor de context. | | - DC
| 12.3 De student eigent zich een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...). | | | - BC
| zoekt waar nodig zelfstandig (extra) geschikte bibliotheken of API's die een efficiënte ontwikkeling en/of uitrol mogelijk maken. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
DEEL BASISAFSTUDEERPROJECT (7 SP)
Dit project brengt de studenten op theoretische en praktische wijze in contact met gelijkaardige les-, onderzoeks- en industriële aspecten van de informatica. Studenten kunnen hierbij kiezen uit een breed gamma onderwerpen uit zowel academia als het werkveld: industriële sectoren, non-profit, social-profit, van KMO's tot multinationals. Studenten kunnen ook zelf onderwerpen aanbrengen.
De studenten kunnen vervolgens intekenen voor een onderwerp. Op basis daarvan worden studenten individiueel of in teams van 2 studenten toegewezen -- potentieel in samenwerking met andere afstudeerrichtingen --. In de uitwerking van het project maken volgende facetten onmiskenbaar deel uit van de methodiek: een duidelijke proefopzet of behoeftenstudie, het opzoeken van wetenschappelijke literatuur, eventueel het verzamelen van data en het uitvoeren van experimenten, steeds een praktische realisatie en het verwerken en rapportering van gegevens. Naast het opgeleverde resultaat van het project, maakt de student een presentatie, een poster en een paper over het geleverde werk.
|
DEEL COMMUNICATIE ( 2 SP)
Het aandeel 'communicatie' ondersteunt studenten bij de ontwikkeling van zowel bij academische vaardigheden als professionele competenties. De topics die aan bod komen zijn informatievaardigheden, academische schrijfvaardigheid, presenteren, gespreksvaardigheden, samenwerken, onderhandelen en visualiseren.
|
Het tijdig afhandelen van alle administratieve verplichtingen is de individuele verantwoordelijkheid van de student. Meer info in de Toledocursus.
|
|
|
|
|
|
|
Bachelorproef ✔
|
|
|
Individueel begeleidingsmoment ✔
|
|
|
Werkzittingen ✔
|
|
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Huiswerktaken ✔
|
|
|
Oefeningen ✔
|
|
|
Paper ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Workshop ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 9,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 26 % |
|
|
Andere: | Wetenschappelijke poster |
|
|
|
|
|
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode | 26 % |
|
|
|
|
Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode | 26 % |
|
|
|
Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 22 % |
|
Andere: | COMMUNICATIE (2SP): Semester 1: mondelinge/schriftelijke evaluaties tijdens de contacturen. Semester 2: evaluatie van de tekstuele, grafische en mondelinge output. |
|
|
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | 1. Een student dient minstens deel te nemen aan alle onderdelen van de permanente evaluatie. 2. Een student moet geslaagd zijn (>= 10/20) op het onderdeel Basisafstudeerproject (7SP) om te kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel. |
|
|
|
Gevolg | 1. Indien een student niet deelneemt aan een (of meerdere) onderdelen van de permanente evaluatie, krijgt hij wel een eindresultaat (in afwijking van de examenregeling). Hij ontvangt een 0 voor het onderdeel waaraan hij niet deelnam. 2. Een student die voor het onderdeel Basisafstudeerproject (7SP) niet slaagt (<10/20), krijgt als eindresultaat op het volledige opleidingsonderdeel maximaal 9/20. |
|
|
|
Extra info | Praktijkevaluatie tijdens de onderwijsperiode verwijst naar de uitvoering van het project en de eventuele stage.
Voor alle onderdelen van de permanente evaluatie is het kunnen afronden van de opdracht(en) in het voorziene tijdsbestek onderdeel van de evaluatie. Studenten in bijzondere omstandigheden, die als faciliteit een relatieve meertijd kregen toegekend, kunnen hierop daarom geen beroep doen.
Overdracht van cijfer naar volgend academiejaar van deel communicatie (2 SP) gebeurt automatisch indien de student minimaal 12/20 behaalde. De student kan er voor kiezen om toch het deel communicatie te hernemen, maar hij moet dit dan expliciet melden aan de betrokken docent(en) tijdens het eerste contactmoment. Studenten die minder dan 12/20 behaalden dienen het deel communicatie opnieuw uit te voeren. Het is de verantwoordelijkheid van de student om tijdens het eerste contactmoment navraag te doen naar het behaalde punt op de permanente evaluatie van het vorig academiejaar. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | "Deel communicatie (2 SP): Enkel tweede examenkans voor de tekstuele en grafische output (semester 2). De punten van de eerste examenkans blijven behouden voor de mondelinge/schriftelijke evaluaties tijdens de contacturen (semester 1) en voor de mondelinge output (semester 2). |
|
|
|
|
 
|
Eerder aangekochte verplichte handboeken |
|
Vademecum IIW,Wim Deferme, Bart Dreesen, Karine Evers, Jeroen Lievens, Bram Vandoren,978VADEMECUMIIW |
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
- Het studiemateriaal wordt ter beschikking gesteld op Toledo. Ook alle deadlines zijn hier te vinden.
- Leidraad Basisafstudeerproject (of Bachelorproef in de benaming van de vorige jaren).
- Vakliteratuur, boeken, tijdschriften, e-informatie, ... zijn ter beschikking via de bibliotheken (op de campus, op andere locaties en/of digitaal).
- Afhankelijk van het onderwerp en de opdrachtgever wordt extra materiaal aangeboden.
|
|
 
|
Opmerkingen |
|
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid:
Dit opleidingsonderdeel situeert zich in de leerlijn vande ingenieursvaardigehden. De theoretische kennis op gebied van informatica wordt hier gebruikt voor een praktijkgerichte opdracht in functie van een bedrijf of kennisinstelling. Het Geïntegreerd Project vormt het sluitstuk van het schakelprogramma en bereidt voor op de masterproef.
Relatie met het werkveld:
De inhoud van dit opleidingsonderdeel draagt bij tot de algemene ingenieursvorming, de onderzoekende houding en de communicatieve vaardigheden van de studenten en wordt uitgevoerd in een onderzoek- of bedrijfsomgeving.
Relatie met het onderzoek:
In dit opleidingsonderdeel zal de student onderzoek doen in een bedrijfs- of onderzoeksomgeving met de ondersteuning van zijn interne promotor, externe promotor en de coördinator van de bachelorproef. |
|
|
|
|
|
| schakel IW informatica - deel 2 | Verplicht | 243 | 9,0 | 54 | 189 | 9,0 | Ja | Nee | Numeriek | |
|
|
|
DEEL BASISAFSTUDEERPROJECT (7 SP)
Dit project brengt de studenten op theoretische en praktische wijze in contact met gelijkaardige les-, onderzoeks- en industriële aspecten van de informatica. Studenten kunnen hierbij kiezen uit een breed gamma onderwerpen uit zowel academia als het werkveld: industriële sectoren, non-profit, social-profit, van KMO's tot multinationals. Studenten kunnen ook zelf onderwerpen aanbrengen.
De studenten kunnen vervolgens intekenen voor een onderwerp. Op basis daarvan worden studenten individiueel of in teams van 2 studenten toegewezen -- potentieel in samenwerking met andere afstudeerrichtingen --. In de uitwerking van het project maken volgende facetten onmiskenbaar deel uit van de methodiek: een duidelijke proefopzet of behoeftenstudie, het opzoeken van wetenschappelijke literatuur, eventueel het verzamelen van data en het uitvoeren van experimenten, steeds een praktische realisatie en het verwerken en rapportering van gegevens. Naast het opgeleverde resultaat van het project, maakt de student een presentatie, een poster en een paper over het geleverde werk.
|
DEEL COMMUNICATIE ( 2 SP)
Het aandeel 'communicatie' ondersteunt studenten bij de ontwikkeling van zowel bij academische vaardigheden als professionele competenties. De topics die aan bod komen zijn informatievaardigheden, academische schrijfvaardigheid, presenteren, gespreksvaardigheden, samenwerken, onderhandelen en visualiseren.
|
Het tijdig afhandelen van alle administratieve verplichtingen is de individuele verantwoordelijkheid van de student. Meer info in de Toledocursus.
|
|
|
|
|
|
|
Bachelorproef ✔
|
|
|
Individueel begeleidingsmoment ✔
|
|
|
Werkzittingen ✔
|
|
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Huiswerktaken ✔
|
|
|
Oefeningen ✔
|
|
|
Paper ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Workshop ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 9,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 26 % |
|
|
Andere: | Wetenschappelijke poster |
|
|
|
|
|
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode | 26 % |
|
|
|
|
Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode | 26 % |
|
|
|
Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 22 % |
|
Andere: | COMMUNICATIE (2SP): Semester 1: mondelinge/schriftelijke evaluaties tijdens de contacturen. Semester 2: evaluatie van de tekstuele, grafische en mondelinge output. |
|
|
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | 1. Een student dient minstens deel te nemen aan alle onderdelen van de permanente evaluatie. 2. Een student moet geslaagd zijn (>= 10/20) op het onderdeel Basisafstudeerproject (7SP) om te kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel. |
|
|
|
Gevolg | 1. Indien een student niet deelneemt aan een (of meerdere) onderdelen van de permanente evaluatie, krijgt hij wel een eindresultaat (in afwijking van de examenregeling). Hij ontvangt een 0 voor het onderdeel waaraan hij niet deelnam. 2. Een student die voor het onderdeel Basisafstudeerproject (7SP) niet slaagt (<10/20), krijgt als eindresultaat op het volledige opleidingsonderdeel maximaal 9/20. |
|
|
|
Extra info | Praktijkevaluatie tijdens de onderwijsperiode verwijst naar de uitvoering van het project en de eventuele stage.
Voor alle onderdelen van de permanente evaluatie is het kunnen afronden van de opdracht(en) in het voorziene tijdsbestek onderdeel van de evaluatie. Studenten in bijzondere omstandigheden, die als faciliteit een relatieve meertijd kregen toegekend, kunnen hierop daarom geen beroep doen.
Overdracht van cijfer naar volgend academiejaar van deel communicatie (2 SP) gebeurt automatisch indien de student minimaal 12/20 behaalde. De student kan er voor kiezen om toch het deel communicatie te hernemen, maar hij moet dit dan expliciet melden aan de betrokken docent(en) tijdens het eerste contactmoment. Studenten die minder dan 12/20 behaalden dienen het deel communicatie opnieuw uit te voeren. Het is de verantwoordelijkheid van de student om tijdens het eerste contactmoment navraag te doen naar het behaalde punt op de permanente evaluatie van het vorig academiejaar. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | "Deel communicatie (2 SP): Enkel tweede examenkans voor de tekstuele en grafische output (semester 2). De punten van de eerste examenkans blijven behouden voor de mondelinge/schriftelijke evaluaties tijdens de contacturen (semester 1) en voor de mondelinge output (semester 2). |
|
|
|
|
 
|
Eerder aangekochte verplichte handboeken |
|
Vademecum IIW,Wim Deferme, Bart Dreesen, Karine Evers, Jeroen Lievens, Bram Vandoren,978VADEMECUMIIW |
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
- Het studiemateriaal wordt ter beschikking gesteld op Toledo. Ook alle deadlines zijn hier te vinden.
- Leidraad Basisafstudeerproject (of Bachelorproef in de benaming van de vorige jaren).
- Vakliteratuur, boeken, tijdschriften, e-informatie, ... zijn ter beschikking via de bibliotheken (op de campus, op andere locaties en/of digitaal).
- Afhankelijk van het onderwerp en de opdrachtgever wordt extra materiaal aangeboden.
|
|
 
|
Opmerkingen |
|
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid:
Dit opleidingsonderdeel situeert zich in de leerlijn vande ingenieursvaardigehden. De theoretische kennis op gebied van informatica wordt hier gebruikt voor een praktijkgerichte opdracht in functie van een bedrijf of kennisinstelling. Het Geïntegreerd Project vormt het sluitstuk van het schakelprogramma en bereidt voor op de masterproef.
Relatie met het werkveld:
De inhoud van dit opleidingsonderdeel draagt bij tot de algemene ingenieursvorming, de onderzoekende houding en de communicatieve vaardigheden van de studenten en wordt uitgevoerd in een onderzoek- of bedrijfsomgeving.
Relatie met het onderzoek:
In dit opleidingsonderdeel zal de student onderzoek doen in een bedrijfs- of onderzoeksomgeving met de ondersteuning van zijn interne promotor, externe promotor en de coördinator van de bachelorproef. |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|