Onderwijstaal : Nederlands |
Volgtijdelijkheid
|
|
Adviserende volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
Volgende opleidingsonderdelen worden geadviseerd ook opgenomen te zijn in uw studieprogramma tot op heden.
|
|
|
Besturingssystemen en C (4082)
|
6.0 stptn |
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P1 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 3de bachelor in de industriële wetenschappen - informatica | Verplicht | 135 | 5,0 | 135 | 5,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC1 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijke en technologisch toepassingsgerichte kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang van het specifieke domein. (kennis bezitten) | | - DC
| EA-INF 1.1 De student kent ontwerpprincipes en architecturen om software op een gestructureerde manier te ontwerpen en ontwikkelen. | | | - BC
| kent het object-georiënteerde programmeerparadigma en softwareontwikkelingsproces. | | | - BC
| kent de voorgestelde object-georiënteerde ontwerprichtlijnen, principes, patronen en architecturen. | | | - BC
| kent de voorgestelde concepten en bijbehorende syntax in C++ en softwarebibliotheken om (object-georiënteerde) software te ontwikkelen. | - EC
| EC2 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijk en ingenieurstechnisch disciplinegebonden inzicht in de basisbegrippen, methodes, denkkaders en onderlinge relaties van het specifieke domein. (begrijpen) | | - DC
| EA-INF 2.1 De student begrijpt waarom het nodig is om gepaste ontwerpprincipes en architecturen te gebruiken bij het ontwerp en de ontwikkeling van software. | | | - BC
| begrijpt het belang van een object-georiënteerde, procesmatige ontwikkeling van software. | | | - BC
| begrijpt het belang van de object-georiënteerde ontwerprichtlijnen, principes, patronen en architecturen. | | | - BC
| begrijpt hoe de concepten en bijbehorende syntax in C++ en softwarebibliotheken bijdragen tot kwaliteitsvolle (object-georiënteerde) software. | - EC
| EC4 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan doelgericht relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken en verzamelen of efficiënt en nauwgezet de benodigde informatie meten en correct refereren. (data verwerven) | | - DC
| 4.1 De student kan doelgericht wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken. | | | - BC
| kan relevante delen uit softwarebibliotheken en documentatie selecteren, exploreren en aanwenden. | | | - BC
| kan nieuwe, aanverwante concepten en technieken opzoeken, exploreren en aanwenden. | - EC
| EC5 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen analyseren, opsplitsen in deelproblemen, logisch structureren, de randvoorwaarden bepalen en de gegevens op een wetenschappelijke manier interpreteren. (analyseren) | | - DC
| EA-INF 5.1 De student kan voor een specifieke probleemstelling of toepassing analyseren op welke manieren de software ontworpen en gebouwd kan worden en alternatieven afwegen op basis van relevante criteria. | | | - BC
| kan uit een algemene omschrijving van het probleem de vereisten voor de software afleiden en structureren. | | | - BC
| kan analyseren op welke manieren de software object-georiënteerd ontworpen en gebouwd kan worden. | | | - BC
| kan ontwerpkeuzes analyseren en alternatieven afwegen op basis van vooropgestelde criteria. | - EC
| EC6 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan adequate oplossingsmethodes selecteren om niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen op te lossen en kan methodologisch te werk gaan in ontwerp en hierin gefundeerde keuzes maken. (oplossen en ontwerpen) | | - DC
| 6.7 De student kan een modulair en onderhoudbaar ontwerp van software maken. | | | - BC
| kan een kwaliteitsvol object-georiënteerd ontwerp opstellen en hierbij gefundeerde keuzes maken. | | | - BC
| kan hierbij de object-georiënteerde ontwerprichtlijnen, principes, patronen en architecturen aanwenden. | - EC
| EC7 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan de geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om domeinspecifieke oplossingen en ontwerpen planmatig te implementeren met aandacht voor de praktische en economische randvoorwaarden en bedrijfsgebonden implicaties. (implementeren en operationaliseren) | | - DC
| 7.3 De student kan correcte en kwaliteitsvolle code schrijven aan de hand van een gepaste ontwikkel-, test- en onderhoudsstrategie. | | | - BC
| kan een object-georiënteerd ontwerp omzetten in kwaliteitsvolle object-georiënteerde software. | | | - BC
| kan hierbij de concepten en bijbehorende syntax in C++ en softwarebibliotheken aanwenden om correcte, duidelijke, robuuste, efficiënte code te schrijven. | | | - BC
| kan hierbij gepaste tools en technieken aanwenden voor het schrijven, beheren, testen, analyseren en optimaliseren van code. | - EC
| EC8 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan (onvolledige) resultaten interpreteren, kan omgaan met onzekerheden en beperkingen en kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) | | - DC
| 8.2 De student kan kritisch reflecteren met betrekking tot een technisch-wetenschappelijk project. | | | - BC
| kan sterktes en zwaktes in een ontwerp en C++ code identificeren. | | | - BC
| kan kritisch reflecteren over het geleverde werk en de aanpak. | - EC
| EC9 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan met vakgenoten mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren over domeingebonden aspecten in een relevante taal en met gebruik van de toepasselijke terminologie. (communiceren) | | - DC
| 9.1 De student kan correct, gestructureerd en gepast schriftelijk communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. | | | - BC
| kan het ontwerp en de code gestructureerd documenteren. | | | - BC
| kan het geleverde werk schriftelijk rapporteren en verdedigen. | | - DC
| 9.2 De student kan correct, gestructureerd en gepast mondeling communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. | | | - BC
| kan het geleverde werk mondeling presenteren en verdedigen. | | - DC
| 9.3 De student kan correct, gestructureerd en gepast grafisch communiceren. | | | - BC
| kan een object-georiënteerd ontwerp schematisch voorstellen in een klassendiagram. | | | - BC
| kan schetsen wat er tijdens de uitvoering van de software achterliggend gebeurt. | - EC
| EC10 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan op een constructieve en verantwoordelijke wijze functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken) | | - DC
| 10.2 De student kan op een actieve constructieve manier samenwerken met anderen om een gemeenschappelijk doel te bereiken (product). | | | - BC
| kan taken in team verdelen, plannen, uitvoeren, opvolgen en bijsturen, via voorgestelde tools en technieken. | | | - BC
| kan het softwareontwikkelingsproces in team iteratief en incrementeel, nauwgezet en planmatig doorlopen. | - EC
| EC12 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan toepassings- en oplossingsgericht, met het vereiste doorzettingsvermogen, professioneel en academisch handelen met oog voor realisme en efficiëntie en geeft blijk van een onderzoekende houding tot levenslang leren. (ingenieursattitude) | | - DC
| 12.1 De student heeft een open houding om te leren uit ervaring, feedback en fouten. | | | - BC
| kan op basis van kritisch reflecteren, analyses en feedback een oplossing bijsturen. | | - DC
| 12.3 De student eigent zich een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...). | | | - BC
| kan iteratief en incrementeel, nauwgezet en planmatig werken. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De student kan de programmeertaal C, de C Standard Library en aanverwante tools aanwenden om oplossingen te implementeren. De student kan hierbij de nodige technieken en tools aanwenden voor versiebeheer, compileren, debuggen en testen. De student is bekend met concepten als primitieve en user-defined datatypes, variabelen en constanten, operatoren, controle- en lusstructuren, functies, arrays en strings, pointers, de stack en heap, parameterbinding, en header en source files.
|
|
|
In dit opleidingsonderdeel worden een reeks concepten en (programmeer)vaardigheden behandeld in de context van objectgeoriënteerd programmeren en de programmeertaal C++. Het opleidingsonderdeel bouwt verder op de eerder opgedane kennis en vaardigheden met betrekking tot het oplossen van problemen, computationeel denken en coderen van oplossingen, en in het bijzonder de programmeertalen Java en C. Dankzij het referentiekader dat verder uitgebreid en uitgediept wordt in dit opleidingsonderdeel kan de student zelfstandig nieuwe objectgeoriënteerde programmeertalen en frameworks leren.
Een aantal van de behandelde onderwerpen (in een niet-bindende lijst):
- verdieping in klassen en gerelateerde concepten, zoals constructors en destructors, inheritance, polymorfisme, early en late binding, abstracte klassen;
- verdieping in C++, waaronder references, templates, copy en move, (operator) overloading, exception handling, aanvullingen ten opzichte van C;
- de C++ Standard Library, met onder meer new en delete, strings, containers en algoritmen, smart pointers, excepties;
- objectgeoriënteerde ontwerpprincipes en -patronen, in het bijzonder information hiding, GRASP, RAII, Model-View;
- analyseren, creëren en implementeren van objectgeoriënteerde ontwerpen en UML klassendiagrammen;
- het Qt framework en gerelateerde concepten, zoals GUIs en widgets, event handling, signals en slots.
|
|
|
|
|
|
|
Applicatiecollege ✔
|
|
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Huiswerktaken ✔
|
|
|
Oefeningen ✔
|
|
|
Onderwijsleergesprek ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Verslag ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 50 % |
|
|
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Slides en overig lesmateriaal worden ter beschikking gesteld via de elektronische leeromgeving en/of tijdens de les verspreid. |
|
 
|
Aanbevolen literatuur |
|
Code Complete: A Practical Handbook of Software Construction,Steve McConnell,2nd edition,Microsoft Press,9780735619678 |
|
|
|
|
|
| schakel IW informatica - deel 2 | Verplicht | 135 | 5,0 | 135 | 5,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
|
|
De student kan de programmeertaal C, de C Standard Library en aanverwante tools aanwenden om oplossingen te implementeren. De student kan hierbij de nodige technieken en tools aanwenden voor versiebeheer, compileren, debuggen en testen. De student is bekend met concepten als primitieve en user-defined datatypes, variabelen en constanten, operatoren, controle- en lusstructuren, functies, arrays en strings, pointers, de stack en heap, parameterbinding, en header en source files.
|
|
|
In dit opleidingsonderdeel worden een reeks concepten en (programmeer)vaardigheden behandeld in de context van objectgeoriënteerd programmeren en de programmeertaal C++. Het opleidingsonderdeel bouwt verder op de eerder opgedane kennis en vaardigheden met betrekking tot het oplossen van problemen, computationeel denken en coderen van oplossingen, en in het bijzonder de programmeertalen Java en C. Dankzij het referentiekader dat verder uitgebreid en uitgediept wordt in dit opleidingsonderdeel kan de student zelfstandig nieuwe objectgeoriënteerde programmeertalen en frameworks leren.
Een aantal van de behandelde onderwerpen (in een niet-bindende lijst):
- verdieping in klassen en gerelateerde concepten, zoals constructors en destructors, inheritance, polymorfisme, early en late binding, abstracte klassen;
- verdieping in C++, waaronder references, templates, copy en move, (operator) overloading, exception handling, aanvullingen ten opzichte van C;
- de C++ Standard Library, met onder meer new en delete, strings, containers en algoritmen, smart pointers, excepties;
- objectgeoriënteerde ontwerpprincipes en -patronen, in het bijzonder information hiding, GRASP, RAII, Model-View;
- analyseren, creëren en implementeren van objectgeoriënteerde ontwerpen en UML klassendiagrammen;
- het Qt framework en gerelateerde concepten, zoals GUIs en widgets, event handling, signals en slots.
|
|
|
|
|
|
|
Applicatiecollege ✔
|
|
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Huiswerktaken ✔
|
|
|
Oefeningen ✔
|
|
|
Onderwijsleergesprek ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Verslag ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 50 % |
|
|
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Slides en overig lesmateriaal worden ter beschikking gesteld via de elektronische leeromgeving en/of tijdens de les verspreid. |
|
 
|
Aanbevolen literatuur |
|
Code Complete: A Practical Handbook of Software Construction,Steve McConnell,2nd edition,Microsoft Press,9780735619678 |
|
|
|
|
|
| 3de bachelor in de industriële wetenschappen - informatica | Overgangscurriculum | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC1 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijke en technologisch toepassingsgerichte kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang van het specifieke domein. (kennis bezitten) | | - DC
| EA-INF 1.1 De student kent ontwerpprincipes en architecturen om software op een gestructureerde manier te ontwerpen en ontwikkelen. | | | - BC
| kent het object-georiënteerde programmeerparadigma en softwareontwikkelingsproces. | | | - BC
| kent de voorgestelde object-georiënteerde ontwerprichtlijnen, principes, patronen en architecturen. | | | - BC
| kent de voorgestelde concepten en bijbehorende syntax in C++ en softwarebibliotheken om (object-georiënteerde) software te ontwikkelen. | - EC
| EC2 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijk en ingenieurstechnisch disciplinegebonden inzicht in de basisbegrippen, methodes, denkkaders en onderlinge relaties van het specifieke domein. (begrijpen) | | - DC
| EA-INF 2.1 De student begrijpt waarom het nodig is om gepaste ontwerpprincipes en architecturen te gebruiken bij het ontwerp en de ontwikkeling van software. | | | - BC
| begrijpt het belang van een object-georiënteerde, procesmatige ontwikkeling van software. | | | - BC
| begrijpt het belang van de object-georiënteerde ontwerprichtlijnen, principes, patronen en architecturen. | | | - BC
| begrijpt hoe de concepten en bijbehorende syntax in C++ en softwarebibliotheken bijdragen tot kwaliteitsvolle (object-georiënteerde) software. | - EC
| EC4 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan doelgericht relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken en verzamelen of efficiënt en nauwgezet de benodigde informatie meten en correct refereren. (data verwerven) | | - DC
| 4.1 De student kan doelgericht wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken. | | | - BC
| kan relevante delen uit softwarebibliotheken en documentatie selecteren, exploreren en aanwenden. | | | - BC
| kan nieuwe, aanverwante concepten en technieken opzoeken, exploreren en aanwenden. | - EC
| EC5 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen analyseren, opsplitsen in deelproblemen, logisch structureren, de randvoorwaarden bepalen en de gegevens op een wetenschappelijke manier interpreteren. (analyseren) | | - DC
| EA-INF 5.1 De student kan voor een specifieke probleemstelling of toepassing analyseren op welke manieren de software ontworpen en gebouwd kan worden en alternatieven afwegen op basis van relevante criteria. | | | - BC
| kan uit een algemene omschrijving van het probleem de vereisten voor de software afleiden en structureren. | | | - BC
| kan analyseren op welke manieren de software object-georiënteerd ontworpen en gebouwd kan worden. | | | - BC
| kan ontwerpkeuzes analyseren en alternatieven afwegen op basis van vooropgestelde criteria. | - EC
| EC6 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan adequate oplossingsmethodes selecteren om niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen op te lossen en kan methodologisch te werk gaan in ontwerp en hierin gefundeerde keuzes maken. (oplossen en ontwerpen) | | - DC
| 6.7 De student kan een modulair en onderhoudbaar ontwerp van software maken. | | | - BC
| kan een kwaliteitsvol object-georiënteerd ontwerp opstellen en hierbij gefundeerde keuzes maken. | | | - BC
| kan hierbij de object-georiënteerde ontwerprichtlijnen, principes, patronen en architecturen aanwenden. | - EC
| EC7 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan de geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om domeinspecifieke oplossingen en ontwerpen planmatig te implementeren met aandacht voor de praktische en economische randvoorwaarden en bedrijfsgebonden implicaties. (implementeren en operationaliseren) | | - DC
| 7.3 De student kan correcte en kwaliteitsvolle code schrijven aan de hand van een gepaste ontwikkel-, test- en onderhoudsstrategie. | | | - BC
| kan een object-georiënteerd ontwerp omzetten in kwaliteitsvolle object-georiënteerde software. | | | - BC
| kan hierbij de concepten en bijbehorende syntax in C++ en softwarebibliotheken aanwenden om correcte, duidelijke, robuuste, efficiënte code te schrijven. | | | - BC
| kan hierbij gepaste tools en technieken aanwenden voor het schrijven, beheren, testen, analyseren en optimaliseren van code. | - EC
| EC8 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan (onvolledige) resultaten interpreteren, kan omgaan met onzekerheden en beperkingen en kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) | | - DC
| 8.2 De student kan kritisch reflecteren met betrekking tot een technisch-wetenschappelijk project. | | | - BC
| kan sterktes en zwaktes in een ontwerp en C++ code identificeren. | | | - BC
| kan kritisch reflecteren over het geleverde werk en de aanpak. | - EC
| EC9 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan met vakgenoten mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren over domeingebonden aspecten in een relevante taal en met gebruik van de toepasselijke terminologie. (communiceren) | | - DC
| 9.1 De student kan correct, gestructureerd en gepast schriftelijk communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. | | | - BC
| kan het ontwerp en de code gestructureerd documenteren. | | | - BC
| kan het geleverde werk schriftelijk rapporteren en verdedigen. | | - DC
| 9.2 De student kan correct, gestructureerd en gepast mondeling communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. | | | - BC
| kan het geleverde werk mondeling presenteren en verdedigen. | | - DC
| 9.3 De student kan correct, gestructureerd en gepast grafisch communiceren. | | | - BC
| kan een object-georiënteerd ontwerp schematisch voorstellen in een klassendiagram. | | | - BC
| kan schetsen wat er tijdens de uitvoering van de software achterliggend gebeurt. | - EC
| EC10 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan op een constructieve en verantwoordelijke wijze functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken) | | - DC
| 10.2 De student kan op een actieve constructieve manier samenwerken met anderen om een gemeenschappelijk doel te bereiken (product). | | | - BC
| kan taken in team verdelen, plannen, uitvoeren, opvolgen en bijsturen, via voorgestelde tools en technieken. | | | - BC
| kan het softwareontwikkelingsproces in team iteratief en incrementeel, nauwgezet en planmatig doorlopen. | - EC
| EC12 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan toepassings- en oplossingsgericht, met het vereiste doorzettingsvermogen, professioneel en academisch handelen met oog voor realisme en efficiëntie en geeft blijk van een onderzoekende houding tot levenslang leren. (ingenieursattitude) | | - DC
| 12.1 De student heeft een open houding om te leren uit ervaring, feedback en fouten. | | | - BC
| kan op basis van kritisch reflecteren, analyses en feedback een oplossing bijsturen. | | - DC
| 12.3 De student eigent zich een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...). | | | - BC
| kan iteratief en incrementeel, nauwgezet en planmatig werken. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De student kan de programmeertaal C, de C Standard Library en aanverwante tools aanwenden om oplossingen te implementeren. De student kan hierbij de nodige technieken en tools aanwenden voor versiebeheer, compileren, debuggen en testen. De student is bekend met concepten als primitieve en user-defined datatypes, variabelen en constanten, operatoren, controle- en lusstructuren, functies, arrays en strings, pointers, de stack en heap, parameterbinding, en header en source files.
|
|
|
In dit opleidingsonderdeel worden een reeks concepten en (programmeer)vaardigheden behandeld in de context van objectgeoriënteerd programmeren en de programmeertaal C++. Het opleidingsonderdeel bouwt verder op de eerder opgedane kennis en vaardigheden met betrekking tot het oplossen van problemen, computationeel denken en coderen van oplossingen, en in het bijzonder de programmeertalen Java en C. Dankzij het referentiekader dat verder uitgebreid en uitgediept wordt in dit opleidingsonderdeel kan de student zelfstandig nieuwe objectgeoriënteerde programmeertalen en frameworks leren.
Een aantal van de behandelde onderwerpen (in een niet-bindende lijst):
- verdieping in klassen en gerelateerde concepten, zoals constructors en destructors, inheritance, polymorfisme, early en late binding, abstracte klassen;
- verdieping in C++, waaronder references, templates, copy en move, (operator) overloading, exception handling, aanvullingen ten opzichte van C;
- de C++ Standard Library, met onder meer new en delete, strings, containers en algoritmen, smart pointers, excepties;
- objectgeoriënteerde ontwerpprincipes en -patronen, in het bijzonder information hiding, GRASP, RAII, Model-View;
- analyseren, creëren en implementeren van objectgeoriënteerde ontwerpen en UML klassendiagrammen;
- het Qt framework en gerelateerde concepten, zoals GUIs en widgets, event handling, signals en slots.
|
|
|
|
|
|
|
Applicatiecollege ✔
|
|
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Huiswerktaken ✔
|
|
|
Oefeningen ✔
|
|
|
Onderwijsleergesprek ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Verslag ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 6,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 50 % |
|
|
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Slides en overig lesmateriaal worden ter beschikking gesteld via de elektronische leeromgeving en/of tijdens de les verspreid. |
|
 
|
Aanbevolen literatuur |
|
Code Complete: A Practical Handbook of Software Construction,Steve McConnell,2nd edition,Microsoft Press,9780735619678 |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|