Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Geen volgtijdelijkheid
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P1 SP | P2 SBU | P2 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 1ste bachelorjaar in de informatica | Verplicht | 270 | 10,0 | 135 | 5,0 | 135 | 5,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | - DC
| De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | - DC
| De student kan uitleggen wat een algoritme is en een algoritmische aanpak definiëren voor het oplossen van een probleem. | | - DC
| De student kan algoritmen implementeren in een programma. | | - DC
| De student begrijpt de principes van computationeel denken en kan deze toepassen bij het programmeren. | | - DC
| De student begrijpt het belang van precieze syntaxis en semantiek van programmeertalen en kent het onderscheid tussen beide. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan gefundeerd redeneren, abstraheren en formaliseren, gebruik makend van kennis van en inzicht in de wiskundige basis van de informatica. | | - DC
| De student kan een correcte logische redenering opbouwen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica hecht belang aan de technische kwaliteit van het geleverde eindproduct, werkt nauwgezet en systematisch en kan de hieraan verbonden specificaties correct naar software vertalen. | | - DC
| De student kan nauwgezet werken aan opdrachten en projecten. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Onder een 'oefening' verstaan we een vraagstelling waarbij het ogenblikkelijk duidelijk is wat er moet worden gedaan om tot een oplossing te komen (bijv.: zoek de wortels van een gegeven kwadratische vergelijking, inverteer deze matrix, ...). Een probleem daarentegen is een vraagstelling waarbij het antwoord niet onmiddellijk kan worden gegeven. Problemen vergen nader onderzoek vooraleer ze kunnen worden opgelost. In dit opleidingsonderdeel wordt de basis gelegd om probleemoplossend te leren denken.
In deel 1 gaat de student vooral actief bezig zijn met het oplossen van problemen, waarbij de nadruk ligt op problem solving processen, zonder specifieke nood aan formele wiskundige begrippen en programmeerkennis : + Problem-solving processen: - toepassen van heuristieken (vereenvoudigen v.e. probleem, deelproblemen identificeren, patronen herkennen, gegevens organiseren, etc.) - controle-aspecten (efficiënt inzetten van resources, vraagstelling op meta-niveau, etc.) - juistheid van een oplossing aantonen (correcte argumentatie-/bewijstechnieken hanteren, etc.) + Wiskundige begrippen en -concepten: - elementaire bewijstechnieken
In deel 2 gaat de student vooral actief bezig zijn met het oplossen van problemen, waarbij de nadruk ligt op problem solving processen waarvoor wél formele wiskundige begrippen en/of programmeerkennis noodzakelijk zijn: + Problem-solving processen: - verdere verbreding en verdieping van deel 1 - focus op transfereren van de basisvaardigheden naar vervolg leerlijnen wiskunde en programmeren + Wiskundige begrippen en -concepten: - basisbegrippen (logica, verzamelingen, relaties, functies, etc.) - correct gebruik/toepassen van deze begrippen + Programmeerconcepten: - basisbegrippen uit de programmeertaal C (type en variabele declaraties, I/O, instructies, functies en parameter passing, dynamische geheugenallocatie, pointers, etc.)
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Studiemateriaal wordt in de vorm van slides en een inleidende cursustekst op Blackboard ter beschikking gesteld. |
|
|
|
|
|
| Educatieve master in de wetenschappen en technologie - keuze voor vakdidactiek informatica | Keuze | 135 | 5,0 | 135 | 5,0 | | | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| WET 1. De educatieve master heeft gevorderde kennis van en inzicht in de domeindisciplines relevant voor zijn specifieke vakdidactiek(en). |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Onder een 'oefening' verstaan we een vraagstelling waarbij het ogenblikkelijk duidelijk is wat er moet worden gedaan om tot een oplossing te komen (bijv.: zoek de wortels van een gegeven kwadratische vergelijking, inverteer deze matrix, ...). Een probleem daarentegen is een vraagstelling waarbij het antwoord niet onmiddellijk kan worden gegeven. Problemen vergen nader onderzoek vooraleer ze kunnen worden opgelost. In dit opleidingsonderdeel wordt de basis gelegd om probleemoplossend te leren denken.
De student gaat vooral actief bezig zijn met het oplossen van problemen, waarbij de nadruk ligt op problem solving processen, zonder specifieke nood aan formele wiskundige begrippen en programmeerkennis : + Problem-solving processen: - toepassen van heuristieken (vereenvoudigen v.e. probleem, deelproblemen identificeren, patronen herkennen, gegevens organiseren, etc.) - controle-aspecten (efficiënt inzetten van resources, vraagstelling op meta-niveau, etc.) - juistheid van een oplossing aantonen (correcte argumentatie-/bewijstechnieken hanteren, etc.) + Wiskundige begrippen en -concepten: - elementaire bewijstechnieken
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Studiemateriaal wordt in de vorm van slides en een inleidende cursustekst op Blackboard ter beschikking gesteld. |
|
|
|
|
|
| 1ste bachelorjaar in de informatica | Overgangscurriculum | 135 | 5,0 | 135 | 5,0 | | | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | - DC
| De student kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren. | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | - DC
| De student kan de eigen creativiteit aanwenden om een matig complex informaticaprobleem op te lossen en deze oplossing te beschrijven. | | - DC
| De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | - DC
| De student kan redeneren over de correctheid van een algoritme. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan gefundeerd redeneren, abstraheren en formaliseren, gebruik makend van kennis van en inzicht in de wiskundige basis van de informatica. | | - DC
| De student kan een correcte logische redenering opbouwen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Onder een 'oefening' verstaan we een vraagstelling waarbij het ogenblikkelijk duidelijk is wat er moet worden gedaan om tot een oplossing te komen (bijv.: zoek de wortels van een gegeven kwadratische vergelijking, inverteer deze matrix, ...). Een probleem daarentegen is een vraagstelling waarbij het antwoord niet onmiddellijk kan worden gegeven. Problemen vergen nader onderzoek vooraleer ze kunnen worden opgelost. In dit opleidingsonderdeel wordt de basis gelegd om probleemoplossend te leren denken.
De student gaat vooral actief bezig zijn met het oplossen van problemen, waarbij de nadruk ligt op problem solving processen, zonder specifieke nood aan formele wiskundige begrippen en programmeerkennis : + Problem-solving processen: - toepassen van heuristieken (vereenvoudigen v.e. probleem, deelproblemen identificeren, patronen herkennen, gegevens organiseren, etc.) - controle-aspecten (efficiënt inzetten van resources, vraagstelling op meta-niveau, etc.) - juistheid van een oplossing aantonen (correcte argumentatie-/bewijstechnieken hanteren, etc.) + Wiskundige begrippen en -concepten: - elementaire bewijstechnieken
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Studiemateriaal wordt in de vorm van slides en een inleidende cursustekst op Blackboard ter beschikking gesteld. |
|
|
|
|
|
| 1ste bachelorjaar in de informatica | Overgangscurriculum | 135 | 5,0 | | | 135 | 5,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | - DC
| De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | - DC
| De student kan uitleggen wat een algoritme is en een algoritmische aanpak definiëren voor het oplossen van een probleem. | | - DC
| De student kan algoritmen implementeren in een programma. | | - DC
| De student begrijpt de principes van computationeel denken en kan deze toepassen bij het programmeren. | | - DC
| De student begrijpt het belang van precieze syntaxis en semantiek van programmeertalen en kent het onderscheid tussen beide. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan gefundeerd redeneren, abstraheren en formaliseren, gebruik makend van kennis van en inzicht in de wiskundige basis van de informatica. | | - DC
| De student kan een correcte logische redenering opbouwen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica hecht belang aan de technische kwaliteit van het geleverde eindproduct, werkt nauwgezet en systematisch en kan de hieraan verbonden specificaties correct naar software vertalen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De student gaat in dit tweede deel van het opleidingsonderdeel vooral actief bezig zijn met het oplossen van problemen, waarbij de nadruk ligt op problem solving processen waarvoor wél formele wiskundige begrippen en/of programmeerkennis noodzakelijk zijn: + Problem-solving processen: - verdere verbreding en verdieping van deel 1 - focus op transfereren van de basisvaardigheden naar vervolg leerlijnen wiskunde en programmeren + Wiskundige begrippen en -concepten: - basisbegrippen (logica, verzamelingen, relaties, functies, etc.) - correct gebruik/toepassen van deze begrippen + Programmeerconcepten: - basisbegrippen uit de programmeertaal C (type en variabele declaraties, I/O, instructies, functies en parameter passing, dynamische geheugenallocatie, pointers, etc.).
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Studiemateriaal wordt in de vorm van slides en een inleidende cursustekst op Blackboard ter beschikking gesteld. |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|