Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
Groep 1 |
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Imperatief Programmeren (4860)
|
10.0 stptn |
|
Of groep 2 |
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Programmeren en algoritmisch denken (3725)
|
5.0 stptn |
|
|
Adviserende volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
Groep 2 |
|
|
Volgende opleidingsonderdelen worden geadviseerd ook opgenomen te zijn in uw studieprogramma tot op heden.
|
|
|
Object-georiënteerd programmeren (1339)
|
6.0 stptn |
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P3 SBU | P3 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 1ste bachelorjaar in de informatica | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | - DC
| De student kan de eigen creativiteit aanwenden om een matig complex informaticaprobleem op te lossen en deze oplossing te beschrijven. | | - DC
| De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | - DC
| De student kan algoritmen implementeren in een programma. | | - DC
| De student kent de principes van diverse programmeerparadigma''s (zoals imperatief, object-georiënteerd en functioneel programmeren) en kan deze toepassen. | | - DC
| De student kan software integreren vanuit verschillende bronnen (zoals softwarebibliotheken en frameworks). | - EC
| De afgestudeerde bachelor beschikt over een breed referentiekader waardoor hij/zij de eigen kennis en vaardigheden van het vakgebied voortdurend kan actualiseren. | | - DC
| De student heeft grondige kennis over belangrijke deelgebieden van de informatica: programmeertalen en -paradigma''s, computerarchitectuur, human computer interaction, data management, algoritmen en datastructuren, software engineering, computernetwerken, logica, theoretische informatica, besturingssystemen en computer graphics. | | - DC
| De student kan toepassingsgericht denken en handelen in informatica. | | - DC
| De student kan kennis over de architectuur van software en hardware gebruiken om concrete problemen op te lossen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De student beschikt over een basiskennis imperatief programmeren, en kan zelfstandig problemen met beperkte complexiteit oplossen en in een imperatieve programmeertaal uitdrukken.
|
|
|
In dit opleidingsonderdeel worden kennis en (programmeer-) vaardigheden uitgebreid door de introductie van het programmeerparadigma “object-georiënteerd programmeren”. De concepten van een object-georiënteerde benadering worden voornamelijk toegelicht en ingeoefend met behulp van de programmeertaal C++, maar er wordt tevens aandacht geschonken aan equivalente begrippen en werkwijzen in Java. Hierdoor breidt het opleidingsonderdeel het referentiekader met betrekking tot programmeertalen uit, wat de student in de toekomst ondersteunt bij het aanleren van nieuwe (object-georiënteerde) programmeertalen en code raamwerken, o.a. voor de realisatie van GUIs). Naast de specifieke concepten en vaardigheden betreffende de object-georiënteerde realisatie van software die in het opleidingsonderdeel aangereikt worden, worden ook de eerder opgedane kennis en vaardigheden met betrekking tot het oplossen van problemen, computationeel denken en coderen van oplossingen aangevuld.
Conceptuele en syntactische aanvullingen, zoals bijvoorbeeld pointers, preprocessor directives; .Basisconcepten van object-georiënteerd programmeren en hun realisatie in C++: Abstract Data Types en klassen, en daarmee gerelateerde concepten zoals (const) members, access specifiers, constructors en destructors, (multiple) inheritance, polymorfisme, abstracte klassen; .Verdieping van C++, via een selectie van onderwerpen zoals bijvoorbeeld references, templates, copy en move, conversies, overloading, exception handling; .Kennismaking met de C++ Standard Library en documentatie; .Introductie tot een GUI framework (bv. Qt); .Basisbeginselen van object-georiënteerde ontwerpprincipes en -patronen, m.i.v. het analyseren en realiseren van object-georiënteerde ontwerpen.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Project ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
Periode 3 Studiepunten 6,00
Evaluatievorm | |
|
Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 40 % |
|
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Indien op het praktisch werk (project) meer dan 60% wordt gehaald, mag dit cijfer worden overgedragen naar de herkansing. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | De student dient aan alle onderdelen van de evaluatie deel te nemen (het schriftelijk examen afleggen en voldoende participeren aan het project) en op ieder onderdeel minstens 40% te scoren. De student dient zijn/haar persoonlijke bijdrage in het project gedetailleerd te documenteren, en moet ook een voldoende bijdrage aan het eindresultaat kunnen aantonen. |
|
|
|
Gevolg | Indien niet aan de condities voldaan is, wordt geen eindscore toegekend maar een "N". |
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | In geval een groepsproject deel uitmaakt van de evaluatie, dan wordt dit voor de herkansing vervangen door een individueel project. |
|
|
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
Object-georienteerd programmeren |
|
|
|
|
|
| 1ste masterjaar handelsingenieur in de beleidsinformatica | Keuze | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
2de masterjaar handelsingenieur in de beleidsinformatica | Keuze | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De master BI modelleert, ontwerpt en evalueert oplossingen voor bedrijfseconomische en –informatietechnische problemen ter ondersteuning van de besluitvorming op verschillende niveaus in een complexe context. (Probleemoplossend vermogen) | - EC
| De master BI zet data science en IT in om beslissingsondersteunende systemen te ontwerpen die bruikbare inzichten aanreiken waardoor de kwaliteit van genomen beslissingen verhoogd kan worden. (Opleidingsspecifieke competenties) |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De student beschikt over een basiskennis imperatief programmeren, en kan zelfstandig problemen met beperkte complexiteit oplossen en in een imperatieve programmeertaal uitdrukken.
|
|
|
In dit opleidingsonderdeel worden kennis en (programmeer-) vaardigheden uitgebreid door de introductie van het programmeerparadigma “object-georiënteerd programmeren”. De concepten van een object-georiënteerde benadering worden voornamelijk toegelicht en ingeoefend met behulp van de programmeertaal C++, maar er wordt tevens aandacht geschonken aan equivalente begrippen en werkwijzen in Java. Hierdoor breidt het opleidingsonderdeel het referentiekader met betrekking tot programmeertalen uit, wat de student in de toekomst ondersteunt bij het aanleren van nieuwe (object-georiënteerde) programmeertalen en code raamwerken, o.a. voor de realisatie van GUIs). Naast de specifieke concepten en vaardigheden betreffende de object-georiënteerde realisatie van software die in het opleidingsonderdeel aangereikt worden, worden ook de eerder opgedane kennis en vaardigheden met betrekking tot het oplossen van problemen, computationeel denken en coderen van oplossingen aangevuld.
Conceptuele en syntactische aanvullingen, zoals bijvoorbeeld pointers, preprocessor directives; .Basisconcepten van object-georiënteerd programmeren en hun realisatie in C++: Abstract Data Types en klassen, en daarmee gerelateerde concepten zoals (const) members, access specifiers, constructors en destructors, (multiple) inheritance, polymorfisme, abstracte klassen; .Verdieping van C++, via een selectie van onderwerpen zoals bijvoorbeeld references, templates, copy en move, conversies, overloading, exception handling; .Kennismaking met de C++ Standard Library en documentatie; .Introductie tot een GUI framework (bv. Qt); .Basisbeginselen van object-georiënteerde ontwerpprincipes en -patronen, m.i.v. het analyseren en realiseren van object-georiënteerde ontwerpen.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Project ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
Periode 3 Studiepunten 6,00
Evaluatievorm | |
|
Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 40 % |
|
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Indien op het praktisch werk (project) meer dan 60% wordt gehaald, mag dit cijfer worden overgedragen naar de herkansing. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | De student dient aan alle onderdelen van de evaluatie deel te nemen (het schriftelijk examen afleggen en voldoende participeren aan het project) en op ieder onderdeel minstens 40% te scoren. De student dient zijn/haar persoonlijke bijdrage in het project gedetailleerd te documenteren, en moet ook een voldoende bijdrage aan het eindresultaat kunnen aantonen. |
|
|
|
Gevolg | Indien niet aan de condities voldaan is, wordt geen eindcijfer toegekend maar een "N". |
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | In geval een groepsproject deel uitmaakt van de evaluatie, dan wordt dit voor de herkansing vervangen door een individueel project. |
|
|
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
Object-georienteerd programmeren |
|
|
|
|
|
| 1ste bachelorjaar in de informatica | Overgangscurriculum | 216 | 8,0 | 216 | 8,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | - DC
| De student kan de eigen creativiteit aanwenden om een matig complex informaticaprobleem op te lossen en deze oplossing te beschrijven. | | - DC
| De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | - DC
| De student kan algoritmen implementeren in een programma. | | - DC
| De student kent de principes van diverse programmeerparadigma''s (zoals imperatief, object-georiënteerd en functioneel programmeren) en kan deze toepassen. | | - DC
| De student kan software integreren vanuit verschillende bronnen (zoals softwarebibliotheken en frameworks). | - EC
| De afgestudeerde bachelor beschikt over een breed referentiekader waardoor hij/zij de eigen kennis en vaardigheden van het vakgebied voortdurend kan actualiseren. | | - DC
| De student heeft grondige kennis over belangrijke deelgebieden van de informatica: programmeertalen en -paradigma''s, computerarchitectuur, human computer interaction, data management, algoritmen en datastructuren, software engineering, computernetwerken, logica, theoretische informatica, besturingssystemen en computer graphics. | | - DC
| De student kan toepassingsgericht denken en handelen in informatica. | | - DC
| De student kan kennis over de architectuur van software en hardware gebruiken om concrete problemen op te lossen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De student beschikt over een basiskennis imperatief programmeren, en kan zelfstandig problemen met beperkte complexiteit oplossen en in een imperatieve programmeertaal uitdrukken.
|
|
|
In dit opleidingsonderdeel worden kennis en (programmeer-) vaardigheden uitgebreid door de introductie van het programmeerparadigma “object-georiënteerd programmeren”. De concepten van een object-georiënteerde benadering worden voornamelijk toegelicht en ingeoefend met behulp van de programmeertaal C++, maar er wordt tevens aandacht geschonken aan equivalente begrippen en werkwijzen in Java. Hierdoor breidt het opleidingsonderdeel het referentiekader met betrekking tot programmeertalen uit, wat de student in de toekomst ondersteunt bij het aanleren van nieuwe (object-georiënteerde) programmeertalen en code raamwerken, o.a. voor de realisatie van GUIs). Naast de specifieke concepten en vaardigheden betreffende de object-georiënteerde realisatie van software die in het opleidingsonderdeel aangereikt worden, worden ook de eerder opgedane kennis en vaardigheden met betrekking tot het oplossen van problemen, computationeel denken en coderen van oplossingen aangevuld. Praktische vaardigheden rond OO programmatie in C++ worden eveneens ingeoefend in een project.
Conceptuele en syntactische aanvullingen: .Basisconcepten van object-georiënteerd programmeren en hun realisatie in C++: Abstract Data Types en klassen, en daarmee gerelateerde concepten zoals (const) members, access specifiers, constructors en destructors, (multiple) inheritance, polymorfisme, abstracte klassen; .Verdieping van C++, via een selectie van onderwerpen zoals bijvoorbeeld references, templates, copy en move, conversies, overloading, exception handling; .Kennismaking met de C++ Standard Library en documentatie; .Introductie tot een GUI framework (bv. Qt); .Basisbeginselen van object-georiënteerde ontwerpprincipes en -patronen, m.i.v. het analyseren en realiseren van object-georiënteerde ontwerpen.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Project ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
Periode 3 Studiepunten 8,00
Evaluatievorm | |
|
Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 50 % |
|
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Indien op het praktisch werk (project) meer dan 60% wordt gehaald, mag dit cijfer worden overgedragen naar de herkansing. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | De student dient aan alle onderdelen van de evaluatie deel te nemen (het schriftelijk examen afleggen en voldoende participeren aan het project) en op ieder onderdeel minstens 40% te scoren. De student dient zijn/haar persoonlijke bijdrage in het project gedetailleerd te documenteren, en moet ook een voldoende bijdrage aan het eindresultaat kunnen aantonen. |
|
|
|
Gevolg | Indien niet aan de condities voldaan is, wordt geen eindscore toegekend maar een "N". |
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | In geval een groepsproject deel uitmaakt van de evaluatie, dan wordt dit voor de herkansing vervangen door een individueel project. |
|
|
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
Object-georienteerd programmeren |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|