|
| EC | EC3 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan zelfstandig problemen herkennen, op eigen initiatief activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen) |
| | DC | 3.1 De student kan een relevante onderzoeksvraag opstellen. |
| | | BC | formuleert een relevante onderzoeksvraag met hieraan gekoppeld de juiste doelstellingen volgens de principes van onderzoeksmethodiek |
| | DC | 3.2 De student kan op gestructureerde wijze een technisch-wetenschappelijk project plannen. |
| | | BC | kan een onderzoeksproject binnen het eigen vakgebied uitvoeren binnen een vooropgesteld kader en tijdspanne |
| | DC | 3.3 De student kan (op eigen initiatief) actie ondernemen. |
| | | BC | kiest zelfstandig een onderwerp en werkt dit uit binnen de opgelegde deadlines |
| EC | EC4 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan doelgericht relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken en verzamelen of efficiënt en nauwgezet de benodigde informatie meten en correct refereren. (data verwerven) |
| | DC | 4.1 De student kan doelgericht wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken. |
| | | BC | is in staat correct informatie te raadplegen, (meet)resultaten te verzamelen en interpreteren en weegt de relevantie van de informatiebronnen af |
| | DC | 4.2 De student kan op gestructureerde wijze meetresultaten verzamelen. |
| | | BC | is in staat correct informatie te raadplegen, (meet)resultaten te verzamelen en interpreteren en weegt de relevantie van de informatiebronnen af |
| | DC | 4.3 De student kan correct refereren. |
| | | BC | is in staat correct te refereren van de de geraadpleegde informatiebronnen |
| EC | EC5 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen analyseren, opsplitsen in deelproblemen, logisch structureren, de randvoorwaarden bepalen en de gegevens op een wetenschappelijke manier interpreteren. (analyseren) |
| | DC | 5.1 De student kan op gestructureerde wijze meetresultaten, resultaten uit simulaties, statistische data en/of technische informatie interpreteren. |
| | | BC | plaatst een probleemstelling in het juiste kader formuleert de juiste doelstellingen en selecteert de gepaste onderzoeksmethodieken voor het opzetten van onderzoek. De verkregen gegevens worden op een wetenschappelijke manier geanalyseerd. |
| | DC | 5.4 De student kan problemen opsplitsen in deelproblemen. |
| | | BC | kan een onderzoeksproject binnen het eigen vakgebied en binnen een vooropgesteld kader creatief uitwerken |
| EC | EC6 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan adequate oplossingsmethodes selecteren om niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen op te lossen en kan methodologisch te werk gaan in ontwerp en hierin gefundeerde keuzes maken. (oplossen en ontwerpen) |
| | DC | 6.1 De student kan een gepaste oplossingsmethode selecteren. |
| | | BC | kan een gepaste oplossingsmethode selecteren om niet-vertrouwde domeinspecifieke problemen op te lossen. |
| | DC | 6.2 De student kan de gekozen oplossingsmethode correct uitvoeren. |
| | | BC | kiest een oplossingsmethode en voert deze correct voeren. |
| | DC | 6.3 De student kan technische hulpmiddelen zoals rekentoestellen, meettoestellen en software selecteren. |
| | | BC | kan technische hulpmiddelen zoals rekentoestellen, meettoestellen en software op een gepaste manier gebruiken. |
| | DC | 6.4 De student kan een gegeven probleemstelling symbolisch/parametrisch correct oplossen. |
| | | BC | kan een gepaste oplossingsmethode selecteren om niet-vertrouwde domeinspecifieke problemen symbolisch/parametrisch op te lossen. |
| EC | EC7 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan de geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om domeinspecifieke oplossingen en ontwerpen planmatig te implementeren met aandacht voor de praktische en economische randvoorwaarden en bedrijfsgebonden implicaties. (implementeren en operationaliseren) |
| | DC | 7.1 De student kan een experiment opbouwen en/of uitvoeren. |
| | | BC | selecteert de methodes en hulpmiddelen om een experiment op te bouwen en/of uit te voeren. |
| | DC | 7.2 De student kan technische hulpmiddelen zoals rekentoestellen, meettoestellen en software gebruiken. |
| | | BC | gebruikt technische hulpmiddelen zoals rekentoestellen, meettoestellen en software om zijn project tot een goed einde te brengen |
| | DC | NT 7.2 De student kan de basisprincipes van stralingsbescherming implementeren in specifieke cases. |
| | | BC | werkt veilig volgens de basisprincipes van stralingsbescherming en implementeert deze tijdens het uitvoeren van zijn project. |
| EC | EC8 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan (onvolledige) resultaten interpreteren, kan omgaan met onzekerheden en beperkingen en kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) |
| | DC | 8.1 De student kan (berekende, gemeten of gesimuleerde) resultaten toetsen aan de literatuur en de werkelijkheid. |
| | | BC | kan de resultaten van zijn onderzoek kritisch evalueren naar juistheid, beperkingen en randvoorwaarden en dit vertalen naar bijkomende experimenten, andere onderzoekslijnen en conclusies. |
| | DC | 8.2 De student kan kritisch reflecteren met betrekking tot een technisch-wetenschappelijk project. |
| | | BC | De student kan een SWOT analyse uitvoeren op zijn project. |
| | DC | 8.3 De student kan door kritische reflectie eigen denken en handelen bijsturen. |
| | | BC | De student stuurt zijn project bij na kritisch reflecteren. |
| | DC | CE 8.1 De student kan kritisch reflecteren over bekomen resultaten, modellen en vergelijkingen. |
| | | BC | De student stuurt zijn project bij na kritisch reflecteren over bekomen resultaten, modellen en vergelijkingen. |
| EC | EC9 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan met vakgenoten mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren over domeingebonden aspecten in een relevante taal en met gebruik van de toepasselijke terminologie. (communiceren) |
| | DC | 9.1 De student kan correct, gestructureerd en gepast schriftelijk communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. |
| | | BC | De student communiceert correct, gestructureerd en gepast schriftelijk via een portfolio in relevante talen voor zijn vakgebied. |
| | DC | 9.3 De student kan correct, gestructureerd en gepast grafisch communiceren. |
| | | BC | De student communiceert correct, gestructureerd en gepast grafisch via een portfolio. |
| EC | EC10 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan op een constructieve en verantwoordelijke wijze functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken) |
| | DC | 10.1 De student heeft oog voor en draagt bij tot het bepalen van de werkwijze die best gevolgd wordt om een gemeenschappelijke opdracht aan te pakken. |
| | | BC | kan in teamverband werken en verantwoordelijkheden opnemen. |
| | DC | 10.2 De student kan op een actieve constructieve manier samenwerken met anderen om een gemeenschappelijk doel te bereiken (product). |
| | | BC | kan in teamverband werken en verantwoordelijkheden opnemen. |
| EC | EC12 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan toepassings- en oplossingsgericht, met het vereiste doorzettingsvermogen, professioneel en academisch handelen met oog voor realisme en efficiëntie en geeft blijk van een onderzoekende houding tot levenslang leren. (ingenieursattitude) |
| | DC | 12.1 De student heeft een open houding om te leren uit ervaring, feedback en fouten. |
| | | BC | kan projectmatig werken: tijdsplanning respecteren, afspraken nakomen |
| | DC | 12.2 De student geeft blijk van een onderzoekende houding. |
| | | BC | kan kritisch reflecteren over en bijstellen van eigen werk/inbreng.
is zich bewust van de onzekerheden en grenzen van kennis. |
| | DC | 12.3 De student eigent zich een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...). |
| | | BC | geeft blijk van een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...). |