Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
Groep 1 |
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Bachelorproject INGenieur – Chemie (2809)
|
9.0 stptn |
|
|
De student heeft tot op heden alle opleidingsonderdelen opgenomen in volgend studieprogramma om het onderliggende bachelordiploma te kunnen behalen
|
|
|
bachelor in de industriële wetenschappen - chemie
|
|
|
Of groep 2 |
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Project INGenieur – Industriële biotechnologie (4039)
|
4.0 stptn |
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P2 SBU | P2 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| master in de industriële wetenschappen: chemie | Verplicht | 540 | 20,0 | 540 | 20,0 | Ja | Nee | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC1 - De Master in de industriële wetenschappen: chemie kan in eigen professioneel denken en handelen -- met een gepaste ingenieursattitude en met continue aandacht voor de eigen vorming -- adequaat communiceren, effectief samenwerken, en rekening houden met de duurzame, economische, ethische, maatschappelijke en/of internationale context en is zich hierbij bewust van de impact op de omgeving. | | - DC
| DC9 - De student kan mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren. (communiceren) | | | - BC
| De student kan soepel communiceren met collega's, begeleiders en leidinggevenden en levert kwaliteitsvolle tussentijdse rapporten af. | | | - BC
| Hij verdedigt zijn masterproef mondeling op kritische en gestructureerde wijze met hedendaagse presentatietechnieken. Hij kan op een professionele manier in discussie gaan met de verschillende stakeholders. | | | - BC
| Hij geeft zijn project schriftelijk en grafisch weer in een wetenschappelijke scriptie en poster in een relevante taal. De student kan zijn project beknopt beschrijven, zowel in het Nederlands als het Engels. | | | - BC
| In elke vorm van communicatie hanteert hij het juiste taalregister en gebruikt hij de correcte vakterminologie. | | - DC
| DC10 - De student kan constructief en verantwoordelijk functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken) | | | - BC
| Binnen de context van zijn onderzoeksproject kan de student in een multidisciplinair team werken en verantwoordelijkheden opnemen. | | - DC
| DC11 - De student handelt maatschappelijk verantwoord en binnen een internationaal kader. (internationaal gericht en maatschappelijk verantwoord handelen) | | | - BC
| Afhankelijk van de aard en context van de masterproef houdt de student rekening met praktische, economische, ecologische, gezondheids-, veiligheids-, duurzaamheids-, bedrijfsgebonden, maatschappelijke en internationale factoren/vereisten bij het uitwerken van oplossingen/ontwerpen. | | - DC
| DC12 - De student geeft blijk van een gepaste ingenieursattitude. (ingenieursattitude) | | | - BC
| De student geeft blijk van een professionele attitude (toont o.a. realisme en inzet, werkt zelfstandig en efficiënt, is nieuwsgierig en taakgericht). | | | - BC
| Hij geeft blijk van inzicht in en een ruime achtergrondkennis van zijn onderzoeksgebied. | | | - BC
| De student levert een voor de opdrachtgever bruikbaar eindresultaat af. | - EC
| EC2 - De Master in de industriële wetenschappen: chemie beheerst een geheel van chemische technieken en technologieën en kan deze creatief concipiëren, plannen en uitvoeren als geïntegreerd deel van een methodologisch en projectmatig geordende reeks van handelingen binnen een multidisciplinair project met een belangrijke onderzoeks- en/of innovatiecomponent | | - DC
| DC1 - De student heeft kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang. (kennis bezitten) | | | - BC
| De student verdiept en verbreedt zijn domeinspecifieke en -overschrijdende kennis van begrippen en structuren relevant voor het onderzoeksproject van zijn masterproef. | | - DC
| DC2 - De student heeft inzicht in de basisbegrippen en methodes. (begrijpen) | | | - BC
| De student heeft inzicht in, enerzijds, de domeinspecifieke en -overschrijdende begrippen en structuren relevant voor het onderzoeksproject van zijn masterproef, en anderzijds in de specificiteit van het onderwerp en de verwachtingen van alle stakeholders. Hij kan deze inzichten in eigen woorden uitleggen. | | - DC
| DC3 - De student kan problemen herkennen, activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen) | | | - BC
| De student kan zelfstandig en projectmatig werken: - Hij kan een complex onderzoeksproject initiëren en zijn probleemanalyse, doelstellingen en vooropgesteld onderzoekstraject verwoorden in een onderzoeksopzet. - Hij kan een concrete planning uitwerken onder de vorm van een gedetailleerde Gantt-chart. - Hij onderneemt de juiste stappen om alle doelstellingen te realiseren en hij stuurt zijn traject bij waar nodig. | | - DC
| DC4 - De student kan informatie opzoeken, meten of verzamelen en correct refereren. (data verwerven) | | | - BC
| In het kader van zijn onderzoeksproject kan de student op een correcte manier relevante wetenschappelijke en technische informatie verzamelen, kritisch in vraag stellen, bijsturen en weergeven in een literatuurstudie. Hij kan op een correcte manier refereren naar de geraadpleegde bronnen. | | - DC
| DC5 - De student kan problemen analyseren, logisch structureren en interpreteren. (analyseren) | | | - BC
| De student kan een gedegen wetenschappelijke analyse van de probleemstelling in de gegeven context maken en bakent op basis hiervan zijn onderzoeksvraag(vragen) af. Hij kan het probleem logisch opsplitsen in deelproblemen en kan aangeven waar de randvoorwaarden liggen. | | - DC
| DC6 - De student kan methodes selecteren en gefundeerde keuzes maken om problemen op te lossen of oplossingen te ontwerpen. (oplossen en ontwerpen) | | | - BC
| De student kiest adequate, wetenschappelijk verantwoorde en innovatieve methodes om tot een oplossing van het probleem of tot een ontwerp te komen binnen de gegeven context. | | - DC
| DC7 - De student kan geselecteerde methodes en hulpmiddelen aanwenden om oplossingen en ontwerpen te implementeren. (implementeren en operationaliseren) | | | - BC
| Afhankelijk van de aard van zijn masterproef kan de student aan de hand van de bekomen resultaten - ofwel advies geven en voorstellen doen tot implementatie van een geselecteerde oplossing of tot verder onderzoek; - ofwel zijn oplossing/ontwerp implementeren op een systematische manier. Hierbij houdt hij rekening met praktische, economische, ecologische, gezondheids-, veiligheids-, duurzaamheids- en bedrijfsgebonden factoren. | | - DC
| DC8 - De student kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) | | | - BC
| De student geeft blijk van een kritische ingesteldheid en kan het onderwerp situeren in een groter geheel. Hij formuleert waar nodig zelf voorstellen voor gelijkwaardige of betere alternatieven. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De masterproef is zelfstandig uitgevoerd onderzoek van academisch niveau. De masterproef beoogt de uitbreiding van bestaande technologieën en toepassingsgerichte ontwikkelingen waaronder
- het formuleren en toetsen van innovatieve hypotheses,
- het uitvoeren van innovatieve studies of ontwerpen,
- het realiseren van vernieuwende oplossingen voor vakdomeinspecifieke problemen.
De masterproef is op zich vernieuwend of bestaat uit een creatieve, originele synergie van gekende ingenieurstechnieken.
Onderwerpkeuze en toekenning
Het onderwerp van de masterproef:
- wordt geformuleerd door de onderzoeksgroepen van de universiteiten vanuit eigen onderzoeksprojecten;
- wordt geformuleerd door de industrie en onderzoeksinstellingen;
De probleemstelling van de masterproef is gericht op de reële academische/professionele context. Docenten en de coördinator maken uitgaande van de voorwaarden voor toekenning van masterproefonderwerpen, opgenomen bij de rubriek opmerkingen, een selectie uit de voorstellen op basis van de mogelijkheid om de academische competenties in de masterproef te realiseren. Bij de aanvraag van opdrachten worden mogelijke externe partners (opdrachtgevers) ingelicht over onze zorg om academische competenties te realiseren. Het onderwerp omvat een uitvoerig praktisch gedeelte, uit te voeren tijdens het masterjaar.
Het toekennen van een masterproef aan een student veronderstelt minstens dat alle opleidingsonderdelen van de bachelor of van het schakelprogramma succesvol zijn afgewerkt (zie volgtijdelijkheid). Het toekennen kan gebeuren in juni, september of februari voorafgaand aan of van het academiejaar.
Begeleiding
- Elke masterproef heeft minimum twee begeleiders: één of meerdere interne (co)promotor(en) en begeleider(s) verbonden aan de gezamelijke opleiding en, indien van toepassing, één of meerdere (externe co-)promotor(en) van een andere faculteit, bedrijf of instelling. Er is altijd minimum één interne promotor, welke door de opleiding wordt toegewezen.
- Studenten en begeleiders (opdrachtgever of co-promotor) bakenen het onderwerp duidelijk af en maken gedetailleerde werkafspraken. Tijdens geplande contactmomenten wordt de werkplanning en de vordering geëvalueerd en indien nodig gecorrigeerd.
- Er wordt op vooropgestelde tijdstippen mondeling en schriftelijk gerapporteerd over de vordering van de masterproef (zie instructies communicatie)
- De docent masterproefseminarie geeft instructies en begeleiding bij de verwachte rapportering (onderzoeksopzet, abstract, eindrapport en poster) en bij de projectcommunicatie in het algemeen.
Verdere details omtrent de organisatie worden samengevat in het cursusmateriaal, via het elektronisch leerplatform en de website masterproef.be.
Administratie
Het tijdig afhandelen van de administratieve verplichtingen voor aanvang van de masterproef is de individuele verantwoordelijkheid van de student. Meer info op masterproef.be.
|
|
|
|
|
|
|
Individueel begeleidingsmoment ✔
|
|
|
Masterproef ✔
|
|
|
Masterproefseminarie ✔
|
|
|
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Scriptie ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 20,00
Evaluatievorm | |
|
Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 70 % |
|
Andere: | De punten worden als volgt toegekend: 1. (30%) proces en de voortgang, 2. (30 %) afstudeerscriptie, 3. masterproefseminarie (10%) |
|
|
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Geen enkel (deel)cijfer van de eerste examenkans blijft behouden, uitgezonderd slaagcijfers toegekend op taken voor masterproefseminarie met dien verstande dat abstract, poster en scriptie in tweede examenkans worden beoordeeld. |
|
|
|
|
|
|
|
Mondeling examen | 30 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Geen enkel (deel)cijfer van de eerste examenkans blijft behouden, uitgezonderd slaagcijfers toegekend op taken voor masterproefseminarie met dien verstande dat abstract, poster en scriptie in tweede examenkans worden beoordeeld. |
|
|
|
|
|
Andere: | 4. presentatie (10%) en verdediging (20%) |
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | Een student moet geslaagd zijn (>=10/20) op het onderdeel 'afstudeerscriptie' om te kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel. |
|
|
|
Gevolg | Een student die voor het onderdeel 'afstudeerscriptie' niet slaagt (<10/20), krijgt als eindresultaat 'fail'. |
|
|
|
Mogelijke externe locatie | ✔ |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | Geen enkel (deel)cijfer van de eerste examenkans blijft behouden, uitgezonderd slaagcijfers toegekend op taken voor masterproefseminarie met dien verstande dat abstract, poster en scriptie in tweede examenkans worden beoordeeld. |
|
|
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Via de website masterproef en het elektronisch leerplatform wordt alle informatie (planning, deadlines, slides van de lessen masterproefseminarie, ...) aan de studenten bezorgd. |
|
 
|
Aanbevolen studiemateriaal |
|
Vademecum, richtlijnen voor academische communicatie |
|
 
|
Opmerkingen |
|
Eisen voor het onderwerp van de masterproef
In het kader van de academisering van de opleiding tot master in de industriële wetenschappen gaat veel aandacht naar de verwevenheid van onderzoek en onderwijs en de masterproef vormt hierbij een belangrijke component. Via de masterproef kan de student belangrijke aspecten rond onderzoeksmethodiek ondervinden, toepassen en hieruit leren. Hieruit volgt de vraag: Wanneer is een onderwerp masterproefwaardig? De beoordeling of een nieuw onderwerp masterproefwaardig is, kan gebeuren aan de hand van de volgende vragen:
1) Bevat het onderwerp/werk voor de beoogde masterproef voldoende componenten van onderzoeksmethodiek of projectmatig werken?
- Komen de verschillende fasen aan bod? Initiatief Definitie Ontwerp Voorbereiding Uitvoering en verwerking Rapportering.
- Is er ruimte voor de student om de globale probleemstelling te vertalen naar een concreet doel of onderzoeksvraag?
- Vraagt het onderwerp een voorstudie inclusief (verplichte) literatuurstudie, state of the art, ? (Dit is de eerste stap van elk ontwerp)
De hoofdbrok ligt natuurlijk in elk eindwerk in een andere fase, doch elke fase moet aan bod komen. Enkel het initiatief kan komen van de opdrachtgever (intern of extern). De correcte definitie (omkadering, aflijning) is een taak voor de student, natuurlijk in overleg met de opdrachtgever! Een (gematigd) positief antwoord op elk van vorige en volgende vragen is eveneens vereist:
2) Is het onderwerp innovatief?
- Een masterproef moet nieuw zijn door een aantal innovatieve aspecten (ideeën, verbeteringen of toevoegingen) te bevatten. Gekende technieken afwegen en toepassen in een nieuwe situatie is perfect masterproefwaardig.
3) Zijn er voldoende keuzemomenten voor de student? Stimuleert het onderwerp de student tot kritisch reflecteren en eigen creatieve inbreng?
Beknopt kunnen we stellen dat het onderwerp niets minder dan ingenieurswaardig moet zijn. De oplossing mag niet op voorhand vastliggen. Een masterproef mag geen toepassing zijn van een kookboekrecept. Het rechtlijnig toepassen van voorschriften is niet ingenieurswaardig.
Natuurlijk blijven ook een correcte uitvoering, inclusief een reflectie en correcte besluittrekking, en rapportering uiterst belangrijk. |
|
De student kan zijn masterproef ook afleggen in een vreemde taal of in het buitenland in het kader van een uitwisselingsprogramma. |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|