Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
Groep 1 |
|
|
Voor volgende opleidingsonderdelen dient u een creditbewijs, vrijstelling, reeds getolereerde onvoldoende of ingezette tolereerbare onvoldoende behaald te hebben.
|
|
|
Chemische labotechnieken (2564)
|
3.0 stptn |
|
Risico's of veiligheidsproblemen op basis waarvan deze volgtijdelijkheid wordt opgelegd
Er wordt in dit opleidingsonderdeel gewerkt met risicohoudende stoffen ( o.a. toxische, corrosieve, sterk oxiderende, ontvlambare producten) en met risicovolle opstellingen. De veiligheid van de medestudenten en de gebouwen gebruikt door de gezamenlijke opleiding (UHasselt en KU Leuven) komen in gevaar indien de student de nodige labovaardigheden niet beheerst.
|
|
|
Adviserende volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
Groep 1 |
|
|
Volgende opleidingsonderdelen worden geadviseerd ook opgenomen te zijn in uw studieprogramma tot op heden.
|
|
|
Bachelorproject INGenieur – Chemie (2809)
|
6.0 stptn |
|
|
Practicum Farma en Fijnchemie (4336)
|
4.0 stptn |
|
Of groep 2 |
|
|
Volgende opleidingsonderdelen worden geadviseerd ook opgenomen te zijn in uw studieprogramma tot op heden.
|
|
|
Bachelorproject INGenieur – Chemie (2809)
|
6.0 stptn |
|
|
Practicum Voeding en Verpakking (4337)
|
4.0 stptn |
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P1 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| master in de industriële wetenschappen: chemie | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC1 - De Master in de industriële wetenschappen: chemie kan in eigen professioneel denken en handelen -- met een gepaste ingenieursattitude en met continue aandacht voor de eigen vorming -- adequaat communiceren, effectief samenwerken, en rekening houden met de duurzame, economische, ethische, maatschappelijke en/of internationale context en is zich hierbij bewust van de impact op de omgeving. | | - DC
| DC8 - De student kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) | | | - BC
| De student kan een onderzoek opstellen en hierbij rekening houden met de beperkingen eigen aan de aanwezige opstellingen. | | | - BC
| De student kan, eventueel tegenstrijdige, literatuurgegevens kritisch interpreteren in de literatuurstudie en in relatie met de eigen resultaten. | | | - BC
| De student kan de bekomen resultaten kritisch analyseren en komen in groep tot een duidelijke conclusie zoals weergegeven in het conclusiegedeelte van artikel en in de afsluitende presentatie. | | - DC
| DC9 - De student kan mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren. (communiceren) | | | - BC
| De student kan het doel van het onderzoeksproject, de state of the art in het domein, de geselecteerde experimenten en de gevolgde aanpak duidelijk verwoorden in de inleiding van het artikel. | | | - BC
| De student kan het uitgevoerde onderzoek situeren, samenvatten en presenteren. | | | - BC
| De student geeft de bekomen resultaten gestructureerd weer in een wetenschappelijk artikel. | | - DC
| DC10 - De student kan constructief en verantwoordelijk functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken) | | | - BC
| De student kan via peer assisted learning (PAL) in team werken met zijn/haar medestudenten en hierbij zowel een uitvoerende als verantwoordelijke rol vervullen. | | | - BC
| Evaluatie gebeurt via het uitvoeren van een Dochy peer en zelf analyse voor 8 gegeven criteria. Dit wordt gebruikt om het groepscijfer van het artikel procentueel aan te passen. | | | - BC
| De student neemt bij het practicum actief deel aan de voorbereiding en aan het verzamelen van de data tijdens het experimenteel werk. De student kan bij groepsoverleg, bij het opstellen van het schriftelijk groepsverslag en de (wetenschappelijke) publicatie en het uitwerken van de presentatie een constructieve bijdrage leveren aan het structureren, analyseren en interpreteren van de resultaten en het trekken van besluiten hieruit. | | - DC
| DC12 - De student geeft blijk van een gepaste ingenieursattitude. (ingenieursattitude) | | | - BC
| De student kan bij het aanpakken van een onderzoeksvraag realistische voorstellen formuleren en uit eigen beweging ontbrekende informatie opzoeken. Dit blijkt uit de literatuurstudie, de referentielijst van het artikel en uit de quotering van de begeleider die de student op 8 criteria opvolgt tijdens het project (criteria gebruikt in Dochy evaluatie). | | | - BC
| De student kan omgaan met de onzekerheden die eigen zijn aan het behandelen van een onderzoeksvraag. Wanneer de experimentele aanpak niet het gewenste resultaat geeft, kan hij deze bijsturen om zo alsnog tot een resultaat te komen. Dit blijkt zowel uit de resultaten bekomen in het artikel als door de evaluatie van de begeleider die dit opvolgt tijdens het uitvoeren van het project. | - EC
| EC2 - De Master in de industriële wetenschappen: chemie beheerst een geheel van chemische technieken en technologieën en kan deze creatief concipiëren, plannen en uitvoeren als geïntegreerd deel van een methodologisch en projectmatig geordende reeks van handelingen binnen een multidisciplinair project met een belangrijke onderzoeks- en/of innovatiecomponent | | - DC
| DC1 - De student heeft kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang. (kennis bezitten) | | | - BC
| De student kan in de afsluitende presentatie de juiste begrippen en termen gebruiken en gericht antwoorden op gestelde vragen. | | | - BC
| De student kan gericht antwoorden op gestelde vragen, zowel betreffende het uitgevoerde project als betreffende de theorie tijdens de mondelinge presentatie en bij het beantwoorden van de vragenlijst horende bij de module. | | | - BC
| De student kent de geziene begrippen en methodiek voor het adequaat ontwerpen van een experiment om deze later te kunnen toepassen in een nieuwe case. De student kent het principe, de werking en chemische achtergrond van verschillende analysetechnieken en kent de opbouw en functie van de diverse onderdelen van de apparatuur. | | - DC
| DC2 - De student heeft inzicht in de basisbegrippen en methodes. (begrijpen) | | | - BC
| De student heeft diepgaand inzicht in het gekozen onderwerp. De student beantwoordt de vragenlijst geleverd bij de module grondig en/of kan in de afsluitende presentatie mondeling aanvullen of redeneren op gestelde vragen. | | - DC
| DC3 - De student kan problemen herkennen, activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen) | | | - BC
| De student werkt in groep een aangepaste planning uit voor het uitvoeren van de vooropgestelde experimenten en kan deze in de loop van het onderzoek bijstellen. | | - DC
| DC4 - De student kan informatie opzoeken, meten of verzamelen en correct refereren. (data verwerven) | | | - BC
| De student kan in functie van de onderzoeksvraag doelgericht literatuuronderzoek uitvoeren door het raadplegen van diverse bronnen ook anderstalige en inclusief databanken voor recente onderzoeksresultaten. | | | - BC
| De student kan nauwgezet de benodigde data opmeten door juiste staalname en analysemethoden uit te werken, te valideren en precies op te volgen. | | | - BC
| De student kan in het practicum bij het ontwerpen van experimenten aantonen welk experiment type moet gebruikt worden en kan berekeningen en procedures correct toepassen om significante parameters te identificeren. | | | - BC
| De referentielijst bij het artikel toont aan dat er per student in de groep minstens 2 nieuwe, wetenschappelijk verantwoorde referenties toegevoegd werden bovenop de gekregen informatie van de begeleider. | | | - BC
| De begeleider beoordeelt tijdens het labo op of er een systematische aanpak is bij het opstellen en uitvoeren van de experimenten om herhaalbare resultaten te bekomen. | | - DC
| DC6 - De student kan methodes selecteren en gefundeerde keuzes maken om problemen op te lossen of oplossingen te ontwerpen. (oplossen en ontwerpen) | | | - BC
| De student kan de juiste methodes (zowel proceskundig als analytisch) selecteren voor het verzamelen van date om de onderzoeksvraag en (deel)doelstellingen te beantwoorden. | | | - BC
| De student kan een proefopstelling op laboschaal ontwerpen. | | | - BC
| De student kan de vraag naar optimalisatie van een methodiek omzetten in een concreet experiment. | | - DC
| DC7 - De student kan geselecteerde methodes en hulpmiddelen aanwenden om oplossingen en ontwerpen te implementeren. (implementeren en operationaliseren) | | | - BC
| De student stelt een werkschema op en voert een proef zelfstandig uit, bouwt opstellingen op, gebruikt voor hem/haar nieuwe apparatuur en volgt hierbij de veiligheidsregels. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De student kent de algemene opbouw van een onderzoeksproject en de basisstructuur van een artikel.
De student kan zelfstandig wetenschappelijke en technische informatie opzoeken in de literatuur.
De student kan correct refereren.
De student kan zelfstandig een analysemethode of techniek op punt stellen en valideren.
|
|
|
De opbouw het het onderzoekslabo is steeds als volgt:
De student krijgt a.h.v. korte theoretische sessie en cursustekst/artikels een inleiding in het onderwerp. Eventueel worden enkele belangrijke, niet eerder gebruikte technieken ((analysetoestellen, proefuitvoering, dataverwerkingstools,...) aangeleerd.
De studenten werken op basis van een literatuurstudie een meer gedetailleerde onderzoeksvraag uit en stellen een experimenteel plan op op basis van beschikbare literatuur (projectwerk in groepen per 2-4 studenten). Alle bekomen resultaten worden samengevat in een artikel en mondeling voorgesteld. Tijdens de mondelinge verdediging worden studenten ondervraagd over theorie, achtergrond van gebruikte technieken en over het uitgevoerde onderzoek, interpretatie van resultatie en conclusie.
|
|
|
|
|
|
|
Applicatiecollege ✔
|
|
|
Practicum ✔
|
|
|
Project ✔
|
|
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Paper ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Verslag ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 6,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 50 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
Andere: | Correctie van groepswerk via peer evaluatie met methode Dochy. |
|
|
|
|
|
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode | 30 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
|
Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode | 20 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
Extra info | huiswerktaak tegen presentatie: Theorie en standaard technieken ahv vragenlijst in groep te verwerken door studenten - en vragen te beantwoorden in afsluitende projectpresentatie Verplichte aanwezigheid tijdens de labo's waar technieken worden aangeleerd. Daarna maken de studenten zelf een verdeling voor de uitvoering van het experimenteel plan. Uitvoering (experimenteel plan + laboschrift), rapportering in de vorm van een artikel en een afsluitende presentatie in groep. Er wordt een groepscijfer gegeven o.b.v. het geleverde artikel (50%) en de afsluitende presentatie (10%) en vragen (20%). Groepswerk wordt gecorrigeerd met een factor berekend uit de peerevaluatie gebaseerd op Dochy.
Evaluatie van het individueel functioneren in de groep o.b.v. na te streven competenties zoals aangegeven in peer evaluatie door begeleiders + evaluatie van voorbereiding, laboschrift, veilig werken,... door begeleider. (20%) |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | De student herwerkt het artikel en/of de vragenlijst of delen erven op aangeven van de docent. De student verdedigt dit werk in een mondeling gesprek met de docent waarbij ook de uitgewerkt vragenlijst i onderling overleg opnieuw deel uit maakt van de mondelinge evaluatie |
|
|
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Al het cursusmateriaal en powerpoint presentaties is via toledo voor de studenten ter beschikking gesteld per module.
Wetenschappelijke artikels worden via toledo ter beschikking gesteld of in hard copy door de begeleider aan de studenten bezorgd. |
|
 
|
Opmerkingen |
|
Relatie met onderzoek: Dit vak behoort tot de leerlijn onderzoek en communicatie. De student leert in dit project op een verantwoorde manier een onderzoek op te zetten rond een voorgeschoteld probleem. De studenten zoeken zelf in de literatuur naar informatie in verband met de geselecteerde techniek / probleem. Op basis hiervan wordt een experimnenteel plan opgesteld om de invloed van verschillende factoren op het probleem / behandeling te evalueren en de methode te optimaliseren. De studenten interpreteren de bekomen data en verwerken het geheel tot een wetenschappelijk artikel. Relatie met werkveld: Het projectlabo vormt een afsluitend project waarin de student de kennis van verschillende vakgebieden moet combineren om een concreet probleem te doorgronden en te analyseren. Op een gestructureerde manier en op basis van literatuur stellen de studenten zelfstandig een behandeling voor het probleem op en vervolgens wordt dit in de praktijk uitgetest en geëvalueerd. Dit vereist gezien de korte termijn van de student dus ook bijkomende vaardigheden inzake projectplanning, rapportering, groepswerk, die in voorgaande jaren geleidelijk werden opgebouwd |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|