Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
Groep 1 |
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Bachelorproef (1615)
|
12.0 stptn |
|
|
Onderzoekstechnieken (4190)
|
6.0 stptn |
|
Of groep 2 |
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Mobiliteitsproject (4187)
|
6.0 stptn |
|
|
Onderzoekstechnieken (4190)
|
6.0 stptn |
|
|
Adviserende volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
Advies
Om de stage aan te vatten, dient de student over voldoende kennis en vaardigheden op vlak van de master mobiliteitswetenschappen te beschikken. De stage vindt best plaats in het laatste masterjaar
|
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P1 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 2e masterjaar in de mobiliteitswetenschappen | Verplicht | 567 | 21,0 | 567 | 21,0 | Ja | Nee | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC1: De afgestudeerde past kennis toe op een zelfstandige en zelfsturende manier. De afgestudeerde is in staat om kritisch de eigen leerprocessen te plannen, te bewaken, te sturen en te evalueren en zorg te dragen voor eigen (kwaliteits-) controle. | | - DC
| DC1: De student toont op individuele basis initiatief, creëert kansen door te anticiperen en stelt zich flexibel op. | | - DC
| DC3: De student heeft een gevorderd niveau van kennis en inzicht eigen aan het wetenschappelijk functioneren in het domein van de mobiliteitswetenschappen. | | - DC
| DC5: De student werkt op een zelfstandige en zelfsturende manier, doet hierbij aan zelfreflectie en streeft steeds verbetering na. | - EC
| EC2: De afgestudeerde heeft diepgaande kennis en inzicht in de concepten, methodes, en (onderzoeks)technieken van de mobiliteitswetenschappen en past deze adequaat en zelfstandig toe. | | - DC
| DC1: De student kan op zelfstandige wijze internationale wetenschappelijke vakliteratuur uit het vakgebied van mobiliteitswetenschappen raadplegen, beoordelen en synthetiseren i.f.v. de kennis die nodig is. | | - DC
| DC3: De student kan op basis van een bepaalde context zelfstandig de juiste concepten, methoden of technieken voor wetenschappelijk onderzoek selecteren en verantwoorden. | | - DC
| DC4: De student past de geselecteerde concepten, methoden of technieken voor wetenschappelijk onderzoek zelfstandig toe en interpreteert op een adequate wijze. | - EC
| EC3: De afgestudeerde voert zelfstandig een onderzoek uit in de mobiliteitswetenschappen en reikt realistische en duurzame oplossingen aan voor complexe mobiliteitsproblemen door het aanwenden van relevante theorieën en/of modellen uit het vakgebied van mobiliteitswetenschappen en uit gerelateerde vakgebieden. | | - DC
| DC2: De student biedt een realistische duurzame oplossing aan voor een bepaald probleem op basis van verworven kennis en inzichten uit zijn/haar academische opleiding. | | - DC
| DC4: De student bezit het vermogen om om te gaan met onzekerheden die gepaard gaan met complexe mobiliteitsproblemen en ontwikkelt hiervoor op een creatieve manier gepaste duurzame oplossingsstrategieën. | - EC
| EC4: De afgestudeerde beschouwt de maatschappij inclusief alle belanghebbenden als belangrijke stakeholder en denkt kritisch na over de maatschappelijke relevantie en consequenties van adviezen en opdrachten. Hierbij streeft de master onder andere naar een duurzame impact op de regio. | | - DC
| DC3: De student kan op basis van het uitgevoerde onderzoek aanbevelingen opstellen die praktisch relevant zijn voor de stakeholders en die bijdragen aan een duurzame impact op de regio. | - EC
| EC5: De afgestudeerde wordt bewustgemaakt van en heeft inzicht in het regionale en internationale beleidskader, de gelijkenissen en verschillen inzake mobiliteitsbeleid. De master wordt gestimuleerd om contacten te leggen met diverse (inter)nationale gesprekspartners inzake mobiliteit. | | - DC
| DC3: De student treedt in interactie met verschillende gesprekspartners in het (internationale) werkveld. | - EC
| EC6: De afgestudeerde is in staat om te communiceren - zowel schriftelijk als mondeling - over zijn vakgebied met wetenschappers uit het eigen of aangrenzende vakgebieden en met brede maatschappelijke groeperingen en anderen hierbij te overtuigen. | | - DC
| DC1: De student is in staat om schriftelijk op een logisch gestructureerde en duidelijk begrijpbare manier het proces, de resultaten alsook zijn/haar standpunten kenbaar te maken en hierover van mening te wisselen. | | - DC
| DC2: De student is in staat om mondeling op een logisch gestructureerde en duidelijk begrijpbare manier het proces, de resultaten alsook zijn/haar standpunten kenbaar te maken en hierover van mening te wisselen. | - EC
| EC7: De afgestudeerde kan functioneren als lid van een (multidisciplinair) team en heeft zicht op de eigen rol binnen de organisatie en in een brede maatschappelijke en internationale context. | | - DC
| DC1: De student vormt zich een beter beeld van zijn/haar rol als mobiliteitswetenschapper in de brede maatschappelijke en/of internationale context. | | - DC
| DC2: De student kan reflecteren over zijn/haar eigen rol in een (multidisciplinair) team. | | - DC
| DC3: De student levert een actieve en constructieve bijdrage aan het team. | - EC
| EC8: De afgestudeerde handelt en reflecteert op een ethische en duurzame manier. | | - DC
| DC1: De student is in staat om zelfstandig een onderzoek in de mobiliteitswetenschappen uit te voeren, inclusief duurzame aanbevelingen te formuleren en de praktische toepasbaarheid aan te tonen. | | - DC
| DC2: De student handelt volgens de deontologische codes van onderzoek. | | - DC
| DC3: De student gaat systematisch te werk en reflecteert bij iedere stap kritisch over het proces. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
- De student kan relevante informatie verzamelen om te komen tot een geïntegreerde benadering;
- De student is vertrouwd met het opstellen van een plan van aanpak (probleemstelling, doelstelling, onderzoeksvragen, keuze onderzoeksmethode en realistische planning);
- De student kan zelfstandig een heldere planning opstellen, deze planning bewaken en gepast met de beschikbare tijd omgaan;
- De student is vertrouwd met het opzoeken van geschikte wetenschappelijke literatuur (i.e., artikelen, boeken, rapporten) via de website van de bibliotheek van de Universiteit Hasselt en kan de wetenschappelijke literatuur structureren en samenvatten met correcte bronvermelding (APA-richtlijnen);
- De student is vertrouwd met de verschillende onderzoeksmethoden binnen de mobiliteitswetenschappen en kan hieruit op basis van een bepaalde context de gepaste onderzoeksmethode(n) kiezen, deze keuze verantwoorden, en de onderzoeksmethode(n) vervolgens correct toepassen;
- De student kan op basis van een bepaalde context de meest geschikte (statistische) analysemethode selecteren en toepassen om de verzamelde data te analyseren en kan de resultaten correct interpreteren;
- De student kan een rapport maken dat een duidelijke structuur heeft en hierin de aanpak en resultaten op een heldere en wetenschappelijke wijze bespreken;
- De student kan op een wetenschappelijk correcte manier presenteren;
- De student kan op basis van de interpretatie van de onderzoeksresultaten gepaste duurzame oplossingen aanreiken;
- De student kan op basis van een bepaalde context aanbevelingen opstellen die praktisch relevant zijn.
|
|
|
Binnen dit opleidingsonderdeel maakt de student kennis met het domein van de mobiliteitswetenschappen in de concrete beroepspraktijk. De student voert gedurende het eerste semester, in totaal 50 werkdagen, een stage uit waarin de opgedane kennis en vaardigheden uit de opleiding mobiliteitswetenschappen worden toegepast op een concrete mobiliteitsprobleemstelling die ontleend is aan de praktijk. Daarnaast wordt er kennis gemaakt met nieuwe methodes en technieken die in het werkveld worden gebruikt.
Hiervoor wordt er intensief op locatie samengewerkt met een organisatie die actief is in het domein van de mobiliteitswetenschappen, ofwel een organisatie waarbij er een duidelijke probleemstelling op het vlak van mobiliteit geformuleerd kan worden. Enkele voorbeelden van sectoren waarin in het verleden stages werden uitgevoerd zijn overheden (federaal, provinciaal, steden), studiebureaus, politiezones, onderzoeksinstellingen, (openbaar vervoer) bedrijven, belangenorganisaties, etc.
Studenten dienen zelf op zoek te gaan naar een stageplaats (en onderwerp). Het stagevoorstel (in overleg met de stageplaats) dient ter goedkeuring te worden voorgelegd voor de deadline die gecommuniceerd wordt door het onderwijsteam (in het jaar voorafgaand aan de stage).
Het is ook mogelijk om een internationale stage te doen. Een selectie van studenten kan hiervoor beroep doen op een beurs. Studenten die interesse hebben in een buitenlandse stage moeten dit tegen februari van het jaar voordat ze op stage gaan melden aan Patricia Hellriegel.
De stage wordt individueel uitgevoerd. De student werkt aan het begin van de stage een plan van aanpak uit, houdt gedurende de hele periode een logboek bij en stelt tenslotte een stagerapport op. Daarnaast is een mondelinge verdediging aan de hand van een poster voorzien.
|
|
|
|
|
|
|
Stage ✔
|
|
|
|
|
|
Paper ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 21,00
Evaluatievorm | |
|
Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode | 30 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
|
Gebruik studiemateriaal tijdens evaluatie | ✔ |
|
Toelichting | De student mag zijn/haar stagerapport en poster gebruiken tijdens de verdediging. |
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | De stage (50 werkdagen) dient volledig uitgevoerd te zijn. Alle evaluatieonderdelen dienen op tijd ingediend te worden. Studenten moeten een logboek bijhouden waarin alle stageactiviteiten gedetailleerd worden beschreven. Dit logboek moet op tijd worden ingeleverd en is een voorwaarde voor het verkrijgen van de eindscore. |
|
|
|
Gevolg | Ingeval niet voldaan wordt aan één of meerdere van bovenstaande voorwaarden, krijgt de student een score 'N’. |
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | De student dient alle onderdelen (waarvan de deelscore niet behouden blijft en) waarop hij/zij minder dan 10 op 20 behaalde te hernemen in 2de zit. |
|
|
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Documenten beschikbaar gesteld op Blackboard |
|
 
|
Aanbevolen studiemateriaal |
|
Courante Microsoft office toepassingen (Word, Excel, Powerpoint), Qualtrics, NVIVO (versie 14), statistische analysesoftware zoals SPSS (29.0.2.0), SAS (9.4). NVIVO, SPPS en SAS zijn ook beschikbaar op de computers in de pc-lokalen van de universiteit. |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|