Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Algoritmen en datastructuren (0656)
|
8.0 stptn |
|
|
Lineaire Algebra (2248)
|
6.0 stptn |
|
|
Objectgeoriënteerd programmeren II (4183)
|
8.0 stptn |
|
|
Project software ontwikkeling en professionele vaardigheden (2252)
|
10.0 stptn |
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P2 SBU | P2 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 3de bachelorjaar in de informatica | Verplicht | 270 | 10,0 | 12 | 258 | 10,0 | Ja | Nee | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | - DC
| De student kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren. | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | - DC
| De student kan de eigen creativiteit aanwenden om een matig complex informaticaprobleem op te lossen en deze oplossing te beschrijven. | | - DC
| De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica is zich bewust van informatica als wetenschappelijke discipline, toont een kritische ingesteldheid en kan een standpunt innemen en verdedigen op basis van verworven kennis en inzicht. | | - DC
| De student kan problemen van matige tot redelijke complexiteit op een wetenschappelijke manier onderzoeken en systematisch aanpakken. | | - DC
| De student kan informatie en inzichten uit diverse (wetenschappelijke) bronnen afwegen en combineren om een eigen standpunt te formuleren en te verdedigen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | - DC
| De student kan algoritmen implementeren in een programma. | | - DC
| De student begrijpt de principes van computationeel denken en kan deze toepassen bij het programmeren. | | - DC
| De student kent de principes van diverse programmeerparadigma''s (zoals imperatief, object-georiënteerd en functioneel programmeren) en kan deze toepassen. | | - DC
| De student begrijpt het belang van documentatie en kan code documenteren. | | - DC
| De student kan diverse software-ontwikkelingstools vergelijken met elkaar en vervolgens een geschikte tool selecteren en gebruiken. | | - DC
| De student kan software integreren vanuit verschillende bronnen (zoals softwarebibliotheken en frameworks). | - EC
| De afgestudeerde bachelor beschikt over een breed referentiekader waardoor hij/zij de eigen kennis en vaardigheden van het vakgebied voortdurend kan actualiseren. | | - DC
| De student heeft grondige kennis over belangrijke deelgebieden van de informatica: programmeertalen en -paradigma''s, computerarchitectuur, human computer interaction, data management, algoritmen en datastructuren, software engineering, computernetwerken, logica, theoretische informatica, besturingssystemen en computer graphics. | | - DC
| De student begrijpt de samenhang tussen belangrijke deelgebieden van de informatica en kan de kennis daaruit combineren. | | - DC
| De student kan denken en handelen vanuit de fundamenten van de informatica. | | - DC
| De student kan toepassingsgericht denken en handelen in informatica. | | - DC
| De student kan kennis over de architectuur van software en hardware gebruiken om concrete problemen op te lossen. | | - DC
| De student kan doelgericht zijn/haar (informatica)kennis actualiseren, vertrekkend van het bestaand referentiekader. | | - DC
| De student heeft inzicht in andere disciplines waarop informatica wordt toegepast of die een toepassing vinden in de informatica. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan mogelijkheden om een informaticaprobleem op te lossen en de tools die hiervoor beschikbaar zijn, vergelijken en afwegen op hun bruikbaarheid, correctheid en efficiëntie. | | - DC
| De student kan oplossingsmogelijkheden voor een probleem beschrijven. | | - DC
| De student kan oplossingsmogelijkheden voor een probleem vergelijken op voor- en nadelen, en een geschikte oplossingsmethode selecteren op basis van relevante criteria, zoals bruikbaarheid, correctheid en efficiëntie. | | - DC
| De student kan een oplossing voor een probleem toepassen. | | - DC
| De student kan geschikte technologie voor de implementatie van een oplossing selecteren en gebruiken. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica is in staat informatie uit vakliteratuur en onderzoek op wetenschappelijk verantwoorde wijze te verwerken. | | - DC
| De student kan informatie uit vakliteratuur en wetenschappelijk onderzoek opzoeken. | | - DC
| De student kan informatie uit vakliteratuur en wetenschappelijk onderzoek kritisch interpreteren. | | - DC
| De student kan relevante informatie uit vakliteratuur en wetenschappelijk onderzoek gebruiken. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica hecht belang aan de technische kwaliteit van het geleverde eindproduct, werkt nauwgezet en systematisch en kan de hieraan verbonden specificaties correct naar software vertalen. | | - DC
| De student kan nauwgezet werken aan opdrachten en projecten. | | - DC
| De student kan fouten opsporen, analyseren en corrigeren, en de correctie valideren. | | - DC
| De student kan verificatie en validatie uitvoeren op het eigen werk. | | - DC
| De student kan tools voor versiebeheer gebruiken. | | - DC
| De student kan de software engineering principes (nauwkeurigheid, formaliteit, scheiding van belangen, modulariteit, abstractie, bedacht zijn op wijzigingen, algemeenheid, incrementaliteit) uitleggen en toepassen op het eigen werk. | | - DC
| De student kan gegeven specificaties (vereisten, software modellen, validatie criteria,...) respecteren. | | - DC
| De student kan specificaties opstellen. | | - DC
| De student kan de gevolgen van eigen technische keuzes uitleggen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica houdt rekening met gebruikersaspecten van de informatica. | | - DC
| De student kan rekening houden met doelgerichtheid en bruikbaarheid tijdens de uitvoering van het eigen werk, en heeft daarbij oog voor het respecteren van privacy. | | - DC
| De student kan reflecteren op de doelgerichtheid en bruikbaarheid van het eigen werk en dat van anderen. | | - DC
| De student kan in gesprek gaan met stakeholders om noden en prioriteiten te achterhalen en het eigen werk hierop afstemmen, rekening houdend met o.a. diversiteitsaspecten. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan over het eigen werk rapporteren en communiceren, en kan het presenteren, aan informatici. | | - DC
| De student kan het eigen werk mondeling presenteren aan informatici. | | - DC
| De student kan het eigen werk mondeling verdedigen tegenover informatici. | | - DC
| De student kan over het eigen werk schriftelijk rapporteren op het niveau van informatici. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan reflecteren over kritiek en kan op basis hiervan het eigen functioneren aanpassen. | | - DC
| De student kan reflecteren op het eigen functioneren en, indien nodig, bijsturen. | | - DC
| De student kan op een systematische manier reflecteren over feedback van docenten, medestudenten of externen en deze gebruiken om het eigen werk te verbeteren. | | - DC
| De student kan de beschikbare tijd efficiënt indelen, en deze tijdsindeling evalueren en bijsturen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Zelfstandig kunnen analyseren, aanpakken/implementeren en evalueren van een gegeven probleemstelling, ondersteund door een geschreven werk in de vorm van een paper. Deze paper is geschreven op voorkennisniveau van een 3e bachelorstudent en omhelst met name de elementen die de student zichzelf eigen heeft moeten maken om tot een voltooiing van de opdracht te komen. De student levert een eindproduct af op basis waarvan bepaald wordt op welke manier de specifieke eindcompetenties van de bachelorproef gehaald werden. Concreet omvat dit eindproduct de volgende elementen:
- de bachelorproeftekst in de vorm van een paper
- een mondelinge (poster)presentatie op academisch niveau.
- artefacten specifiek voor de bachelorproef (software, uitgebreide rapportering, datasets,...).
De vereisten voor de bachelorproef en bovenstaande deelaspecten worden omschreven in een specifieke leidraad die de studenten ter beschikking wordt gesteld. Daarnaast zal de promotor specifieke vereisten m.b.t. de proef (onderwerpspecifiek) aan de student meedelen.
|
|
|
|
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Proefschrift ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 10,00
Evaluatievorm | |
|
Ander examen | 100 % |
|
Andere: | Proefschrift en presentatie (zie specifieke leidraad voor requirements) |
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Opmerkingen |
|
In aanvulling bij de desbetreffende informatie in de OER, wordt een leidraad uitgedeeld met verdere concrete informatie in verband met de voorbereiding van de bachelorproef. In de loop van het academiejaar kan de informatie van de leidraad aangevuld worden met praktische informatie, bijvoorbeeld i.v.m. afspraken en de procedure om het proefschrift in te dienen. |
|
|
|
|
|
| schakelprogramma informatica | Verplicht | 270 | 10,0 | 12 | 258 | 10,0 | Ja | Nee | Numeriek | |
|
|
|
Zelfstandig kunnen analyseren, aanpakken/implementeren en evalueren van een gegeven probleemstelling, ondersteund door een geschreven werk in de vorm van een paper. Deze paper is geschreven op voorkennisniveau van een 3e bachelorstudent en omhelst met name de elementen die de student zichzelf eigen heeft moeten maken om tot een voltooiing van de opdracht te komen. De student levert een eindproduct af op basis waarvan bepaald wordt op welke manier de specifieke eindcompetenties van de bachelorproef gehaald werden. Concreet omvat dit eindproduct de volgende elementen:
- de bachelorproeftekst in de vorm van een paper
- een mondelinge (poster)presentatie op academisch niveau.
- artefacten specifiek voor de bachelorproef (software, uitgebreide rapportering, datasets,...).
De vereisten voor de bachelorproef en bovenstaande deelaspecten worden omschreven in een specifieke leidraad die de studenten ter beschikking wordt gesteld. Daarnaast zal de promotor specifieke vereisten m.b.t. de proef (onderwerpspecifiek) aan de student meedelen.
|
|
|
|
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Proefschrift ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 10,00
Evaluatievorm | |
|
Ander examen | 100 % |
|
Andere: | Proefschrift en presentatie (zie specifieke leidraad voor requirements) |
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Opmerkingen |
|
In aanvulling bij de desbetreffende informatie in de OER, wordt een leidraad uitgedeeld met verdere concrete informatie in verband met de voorbereiding van de bachelorproef. In de loop van het academiejaar kan de informatie van de leidraad aangevuld worden met praktische informatie, bijvoorbeeld i.v.m. afspraken en de procedure om het proefschrift in te dienen. |
|
|
|
|
|
| exchange informatica | Keuze | 270 | 10,0 | | 270 | 10,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
|
|
Zelfstandig kunnen analyseren, aanpakken/implementeren en evalueren van een gegeven probleemstelling, ondersteund door een geschreven werk in de vorm van een paper. Deze paper is geschreven op voorkennisniveau van een 3e bachelorstudent en omhelst met name de elementen die de student zichzelf eigen heeft moeten maken om tot een voltooiing van de opdracht te komen. De student levert een eindproduct af op basis waarvan bepaald wordt op welke manier de specifieke eindcompetenties van de bachelorproef gehaald werden. Concreet omvat dit eindproduct de volgende elementen:
- de bachelorproeftekst in de vorm van een paper
- een mondelinge (poster)presentatie op academisch niveau.
- artefacten specifiek voor de bachelorproef (software, uitgebreide rapportering, datasets,...).
De vereisten voor de bachelorproef en bovenstaande deelaspecten worden omschreven in een specifieke leidraad die de studenten ter beschikking wordt gesteld. Daarnaast zal de promotor specifieke vereisten m.b.t. de proef (onderwerpspecifiek) aan de student meedelen.
|
|
|
|
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Proefschrift ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 10,00
Evaluatievorm | |
|
Ander examen | 100 % |
|
Andere: | Proefschrift en presentatie (zie specifieke leidraad voor requirements) |
|
|
|
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Opmerkingen |
|
In aanvulling bij de desbetreffende informatie in de OER, wordt een leidraad uitgedeeld met verdere concrete informatie in verband met de voorbereiding van de bachelorproef. In de loop van het academiejaar kan de informatie van de leidraad aangevuld worden met praktische informatie, bijvoorbeeld i.v.m. afspraken en de procedure om het proefschrift in te dienen. |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|