|
EC | EC1 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijke en technologisch toepassingsgerichte kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang van het specifieke domein. (kennis bezitten) |
| DC | 1.1 De student kent de chemische basisbegrippen, symbolen, structuurformules en reacties van moleculen. |
| | BC | De student kan de structuur geven van de belangrijkste biomoleculen zijnde aminozuren, vetten, suikers,... |
| | BC | De student kan van de karakterisatie methoden voor vetten de bijhorende chemische reacties schrijven. |
| DC | CE 1.1 De student heeft kennis van relevante grootheden en eenheden waarmee materialen, verbindingen, mengsels en (bio)chemische processen gekwantificeerd worden. |
| | BC | De student kent de grootheden voor het kwantificeren van micro-organismen gebaseerd op de verschillende principes. |
| DC | CE 1.4 De student kent de principes, apparatuur en opbouw van chemische analysetechnieken. |
| | BC | De student kent de benaming van het benodigde laboglaswerk en hun toepassing. |
EC | EC2 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijk en ingenieurstechnisch disciplinegebonden inzicht in de basisbegrippen, methodes, denkkaders en onderlinge relaties van het specifieke domein. (begrijpen) |
| DC | CE 2.7 De student kan een protocol van een synthese, analyse of opzuivering begrijpen. |
| | BC | De student kan zelfstandig vragen over een protocol van een synthese of analyse oplossen ter voorbereiding van een experiment. |
| DC | CE 2.8 De student heeft inzicht in de principes, opbouw en procesparameters van (bio)chemische en microbiologische analyse- en detectietechnieken en hun toepasbaarheid. |
| | BC | De student kan een experiment uitbreiden om een eiwit, niet noodzakelijk een enzym, op te meten via zijn unieke biologische (re)activiteit. |
| | BC | De student doorgrondt bij het opstellen van laboverslagen het principe van enzymmetingen (activiteiten, capaciteiten en optimale omstandigheden). |
| | BC | De student kan uitleggen wat de voor en nadelen zijn van de verschillende basistechnieken om micro organismen te tellen. |
EC | EC3 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan zelfstandig problemen herkennen, op eigen initiatief activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen) |
| DC | CE 3.1 De student kan een oplossingsstrategie of plan van aanpak omzetten in een concreet werkplan. |
| | BC | De student kan een recept omvormen tot een duidelijk, gestructureerd werkbaar schema in zijn laboschrift. |
| | BC | De student kan voor het maken van oplossingen het geschikte glaswerk selecteren. |
| | BC | De student kan een laboprotocol uitwerken voor kinetische experimenten. |
| | BC | De student kan via literatuurstudie en labo oefeningen een protocol uitwerken om enzymen op te sporen, te meten en de specifieke enzymparameters te bepalen voor toepassingen in industriële processen |
| | BC | De student kan kinetische experimenten in biochemie plannen onder condities relevant voor het industrieel biochemisch proces. |
| DC | 3.2 De student kan op gestructureerde wijze een technisch-wetenschappelijk project plannen. |
| | BC | De student kan enzymatische processen in een industriële context inschatten en de achterliggende labo experimenten uitwerken. |
EC | EC4 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan doelgericht relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken en verzamelen of efficiënt en nauwgezet de benodigde informatie meten en correct refereren. (data verwerven) |
| DC | 4.2 De student kan op gestructureerde wijze meetresultaten verzamelen. |
| | BC | De student kan cijfers van gegevens, waarnemingen en (meet)resultaten in een overzichtelijke en gestructureerde tabel weergeven. |
| | BC | De student kan enzymkinetiek gebruiken om eiwitten in het algemeen specifiek op te meten en er de karakteristieke parameters van te bepalen. |
| | BC | De student kan reactiesnelheden van biochemische reacties onder diverse condities meten en gebruiken in berekeningen om relevante kinetische parameters te bekomen die gebruikt kunnen worden buiten de labo context. |
| | BC | De student kan via technieken (aangeleerd in het practicum) betrouwbare meetresultaten omtrent micro organismen genereren. |
| DC | 4.1 De student kan doelgericht wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken. |
| | BC | De student kan in databanken gedetailleerde informatie betreffende reagentia en chemicaliën ivm samenstelling, gevaren en veiligheidsmaatregelen opzoeken. |
| | BC | De student kan relevante informatie uit de literatuur destilleren aangaande enzymen en enzymkinetiek. |
| | BC | De student kan voor een gegeven micro organisme opzoeken wat de kenmerken zijn van dit organisme, welke voedingsbodems, biochemische testen en andere gebruikt worden om het organisme op te sporen. |
EC | EC5 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen analyseren, opsplitsen in deelproblemen, logisch structureren, de randvoorwaarden bepalen en de gegevens op een wetenschappelijke manier interpreteren. (analyseren) |
| DC | 5.1 De student kan op gestructureerde wijze meetresultaten, resultaten uit simulaties, statistische data en/of technische informatie interpreteren. |
| | BC | De student geeft meetresultaten weer in overzichtelijke en gestructureerde tabellen. |
| | BC | De student kan op basis van resultaten van biochemische testen en voedingsmedia afleiden over welk micro-organisme het gaat. |
EC | EC6 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan adequate oplossingsmethodes selecteren om niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen op te lossen en kan methodologisch te werk gaan in ontwerp en hierin gefundeerde keuzes maken. (oplossen en ontwerpen) |
| DC | CE 6.1 De student kan onderbouwde keuzes maken inzake productiemethode, analysetechniek, materialen, apparatuur en/of procesparameters. |
| | BC | De student kan de diverse stappen in een protocol uitwerken om enzymen op te sporen en te meten. |
| | BC | De student kan probleemoplossend labo experimenten uitvoeren en valideren. |
| | BC | De student kan de specificiteit van enzymen gebruiken bij het meten van biomoleculen. |
| DC | CE 6.4 De student kan voor een gegeven probleem modelvergelijkingen opstellen en oplossen. |
| | BC | De student kan de gebruikte berekeningen omzetten in een werkbare formule om het aantal micro organismen te berekenen in diverse experimenten. |
EC | EC7 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan de geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om domeinspecifieke oplossingen en ontwerpen planmatig te implementeren met aandacht voor de praktische en economische randvoorwaarden en bedrijfsgebonden implicaties. (implementeren en operationaliseren) |
| DC | CE 7.1 De student kan een (zelfgemaakt) werkplan van een proces of analyse implementeren, valideren en optimaliseren. |
| | BC | De student kan een kwantitatieve analyse nauwkeurig uitvoeren. |
| | BC | De student kan de noodzakelijke parameters uit de modelvergelijkingen (enzymkinetica) experimenteel opmeten. |
| | BC | De student evalueert een uitgewerkt protocol en stelt verbeteringen voor in methodiek en technologie. |
| | BC | De student kan volgens de goede microbiologische labopraktijken met micro organismen werken. |
EC | EC8 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan (onvolledige) resultaten interpreteren, kan omgaan met onzekerheden en beperkingen en kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren) |
| DC | 8.1 De student kan (berekende, gemeten of gesimuleerde) resultaten toetsen aan de literatuur en de werkelijkheid. |
| | BC | De student controleert en evalueert het uiteindelijke resultaat op juistheid, eenheden, aantal beduidende cijfers,... |
| | BC | De student kan detecteren of afwijkingen van het resultaat een gevolg is van blunders, systematische fouten, onnauwkeurigheid of onzekerheid. |
| | BC | De student vergelijkt experimenteel bekomen waarden met de theoretische (berekende) waarden en kan hier kritisch over redeneren. |
| DC | CE 8.1 De student kan kritisch reflecteren over bekomen resultaten, modellen en vergelijkingen. |
| | BC | De student kan het zelf bepaalde equivalentiepunt van een titratie vergelijken met de kleuromslag van de indicator. |
| | BC | De student evalueert kritisch de uitgewerkte opdracht van medestudenten (extra opdrachten en metingen/berekeningen enzymactiviteiten) en geeft onderbouwde constructieve feedback. |
| | BC | De student kan resultaten en berekeningen van enzymkinetica kritisch evalueren. Indien bekomen kinetische parameters afwijken of niet bruikbaar zijn, dan kan de student aangeven welke omstandigheden in het experiment aangepast moeten worden. |
| | BC | De student vergelijkt de bekomen resultaten van het tellen van micro organismen en kan ze koppelen aan de voor en nadelen van de gebruikte technieken. |
EC | EC9 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan met vakgenoten mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren over domeingebonden aspecten in een relevante taal en met gebruik van de toepasselijke terminologie. (communiceren) |
| DC | 9.1 De student kan correct, gestructureerd en gepast schriftelijk communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. |
| | BC | De student gebruikt wetenschappelijke taal en volgt de richtlijnen van het vademecum 'Richtlijnen voor academische verslaggeving', beschikbaar op Toledo. |
| | BC | De student hanteert de juiste terminologie inzake handelingen, glaswerk, grootheden, eenheden, stoffen, reacties, ... bij de verslaggeving. |
| | BC | De student houdt rekening met beduidende cijfers bij het rapporteren van het eindresultaat. |
| | BC | De student kan in een laboverslag labogegevens verzamelen, verwerken en bespreken en hieruit tot slot gefundeerde conclusies trekken. |
| | BC | De student gebruikt de juiste terminologie in de juiste context bij het opstellen van een verslag over het kwantificeren of identificeren van micro organismen. |
| DC | 9.2 De student kan correct, gestructureerd en gepast mondeling communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied. |
| | BC | De student kan zelf verzamelde labogegevens in groep bediscussiëren. |
EC | EC10 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan op een constructieve en verantwoordelijke wijze functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken) |
| DC | 10.1 De student heeft oog voor en draagt bij tot het bepalen van de werkwijze die best gevolgd wordt om een gemeenschappelijke opdracht aan te pakken. |
| | BC | De student werkt efficiënt samen om de opdrachten binnen de tijd van het practicum gedaan te krijgen. |
| DC | 10.2 De student kan op een actieve constructieve manier samenwerken met anderen om een gemeenschappelijk doel te bereiken (product). |
| | BC | De student is zorgvuldig in het verwerven en rapporteren van data. |
| | BC | De student kan voldoende info aanleveren voor het groepsproces. |
| | BC | De student kan in groep labometingen voorbereiden, uitvoeren en rapporteren. |
| DC | 10.3 De student heeft oog voor en draagt bij tot een constructieve sfeer en samenwerking (proces). |
| | BC | De student is betrokken bij de groep en in de samenwerking. |
| | BC | De student neemt initiatief in de samenwerking. |
| | BC | De student is assertief in het groepsproces. |
| | BC | De student kan luisteren en afspraken nakomen. |
| | BC | De student is sociaal in het groepsproces. |
EC | EC11 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan bij het realiseren van een opdracht verantwoord denken en handelen rekening houdend met de maatschappelijke en internationale waarden, relaties en consequenties. (internationaal gericht en maatschappelijk verantwoord handelen) |
| DC | 11.3 De student heeft inzicht in en houdt rekening met de maatschappelijke relevantie en consequenties in het realiseren van een opdracht. |
| | BC | De student is zich bewust van de gevaren van chemische producten voor het milieu: hij gaat zuinig om met de producten, kiest de gepaste volumes voor het maken van oplossingen voor het uitvoeren van een gegeven protocol en hij sorteert correct het (chemisch) afval volgens de richtlijnen. |
EC | EC12 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan toepassings- en oplossingsgericht, met het vereiste doorzettingsvermogen, professioneel en academisch handelen met oog voor realisme en efficiëntie en geeft blijk van een onderzoekende houding tot levenslang leren. (ingenieursattitude) |
| DC | 12.1 De student heeft een open houding om te leren uit ervaring, feedback en fouten. |
| | BC | De student kan een kritische blik werpen op eigen handelingen, maar ook op de uitvoeringen door medestudenten en kan indien nodig bijsturen (F) |
| DC | 12.3 De student eigent zich een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...). |
| | BC | De student werkt en rapporteert nauwgezet en binnen de voorziene tijd. |
| | BC | De student toont een correcte ingenieurshouding in bv. het op tijd komen, afspraken nakomen en resultaatgericht werken. |
| | BC | De student kan in team werken en toont leiderschap op het juiste moment |