Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Geen volgtijdelijkheid
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P1 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 1ste bachelorjaar in de sociale wetenschappen | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft kennis van de belangrijkste theoretische stromingen, basisbegrippen, onderzoekstradities en historische ontwikkelingen binnen het domein van de sociale wetenschappen en kan deze duiden vanuit een sociaal-wetenschappelijk multidisciplinair perspectief. | | - DC
| De student heeft inzicht in de filosofische assumpties die aan (sociale) wetenschapsbeoefening ten grondslag liggen | | | - BC
| De student kan de ontologische en epistemologische principes die ten grondslag liggen aan wetenschapsbeoefening correct en helder toelichten en duiden aan de hand van actuele maatschappelijke uitdagingen | | | - BC
| De student kan de ontologische en epistemologische principes die ten grondslag liggen aan wetenschapsbeoefening onderscheiden in bestaande sociaalwetenschappelijke literatuur en kan de samenhang met gehanteerde onderzoeksmethoden toelichten | | - DC
| De student heeft basisinzicht in de onderzoekstradities binnen het domein van de sociale wetenschappen | | | - BC
| De student kent antwoord op gerichte vragen over onderzoekstradities binnen het domein van de sociale wetenschappen (communicatiewetenschappen, sociologie en bestuurskunde) | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan een valide sociaalwetenschappelijke onderzoeksvraag formuleren, door theorie(ën) toe te passen op een goed afgebakend maatschappelijk vraagstuk, dit te kaderen binnen de bredere maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie. | | - DC
| De student kan in bestaand sociaalwetenschappelijk onderzoek onderzoeksvragen identificeren en kritisch evalueren | | | - BC
| De student kan een onderzoeksvraag in bestaande wetenschappelijke literatuur identificeren | | | - BC
| De student evalueert bestaande onderzoeksvragen volgens criteria van een goede onderzoeksvraag | | | - BC
| De student kan de verschillende soorten kennis die gegenereerd worden in sociaalwetenschappelijk onderzoek toelichten en in verband brengen met de wijze van formulering van een onderzoeksvraag | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan relevante bronnen en literatuur omtrent een welbepaald sociaalwetenschappelijke vraagstuk identificeren, verzamelen en kritisch verwerken in een theoretisch conceptueel kader. | | - DC
| De student kan op een effectieve manier wetenschappelijke literatuur opzoeken. | | | - BC
| De student kent de voornaamste databanken voor sociaalwetenschappelijk onderzoek en kan deze gebruiken om kwaliteitsvolle bronnen op te zoeken | | | - BC
| De student kent verschillende wetenschappelijke informatiebronnen, kan deze terug vinden en de kwaliteit ervan beoordelen | | - DC
| De student kan op een consistente en correcte manier refereren naar wetenschappelijke literatuur. | | | - BC
| De student refereert, citeert en parafraseert correct en consistent. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen beschikt over de nodige kwantitatieve, kwalitatieve en digitale methodologische vaardigheden om sociaalwetenschappelijk onderzoek onder begeleiding op te zetten en uit te voeren. | | - DC
| De student kan de meest voorkomende methoden en technieken voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek benoemen, herkennen en evalueren. | | | - BC
| De student kan kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden toelichten en de voor- en nadelen ervan bespreken | | | - BC
| De student kan de verschillende stappen van uitvoering toelichten | | - DC
| De student kan wetenschappelijke kennis beoordelen in termen van betrouwbaarheid, geldigheid en coherentie | | | - BC
| De student kan de concepten betrouwbaarheid, geldigheid en coherentie definiëren en toepassen op sociaal-wetenschappelijk onderzoek | | | - BC
| De student kan de voor- en nadelen van methoden van streekproeftrekking en operationaliseringen beschrijven | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen houdt rekening met sociale en ethische normen in het eigen denken en handelen, op basis van een open, integere en kritische wetenschappelijke houding en een maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. | | - DC
| De student kent de ethische bekommernissen en principes waarmee rekening gehouden moet worden bij de opzet van sociaalwetenschappelijk onderzoek | | | - BC
| De student is zich bewust van de invloed van persoonlijke waarden en ideologische voorkeuren op onderzoek en kan reflecteren over ethische kwesties in onderzoek | | | - BC
| De student evalueert bestaand sociaalwetenschappelijk onderzoek kritisch in het licht van ethische en deontologische bekommernissen | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan wetenschappelijke informatie op een effectieve manier delen en samen met anderen naar een resultaat toewerken. Daarvoor beschikt zij/hij over de vaardigheden om op een correcte, gestructureerde, toegankelijke en overtuigende manier te communiceren. Zij/hij is ook in staat om vlot en constructief met anderen samen te werken in een multidisciplinair en divers team. | | - DC
| De student kan constructief en oplossingsgericht met anderen naar een resultaat toewerken. | | | - BC
| De student neemt constructief en geïnformeerd deel aan een groepsgesprek | | | - BC
| De student werkt constructief en oplossingsgericht samen met medestudenten | | - DC
| De student kan wetenschappelijke literatuur en onderzoeksresultaten op een effectieve manier delen met medestudenten | | | - BC
| De student kan de resultaten van een groepswerk op een effectieve manier voorstellen aan medestudenten | | | - BC
| De student kan op een constructieve en geïnformeerde manier de voorstellen van de medestudenten beoordelen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Het opleidingsonderdeel “Methodologie van de sociale wetenschappen” biedt inzicht in de fundamenten, basisprocedures en gangbare onderzoekstypen binnen sociaalwetenschappelijk onderzoek. Het opleidingsonderdeel is opgebouwd rond vier delen. In een eerste deel behandelen we de bouwstenen van sociaalwetenschappelijk onderzoek, met name theorie en waarneming. Studenten leren om wetenschappelijke kennis te evalueren en om kritisch om te gaan met onderzoeksresultaten in wetenschap en media. We bespreken visies over de aard van de werkelijkheid en ‘wat is’ (ontologische principes) en over wat we kunnen weten over die werkelijkheid (epistemologische principes) en behandelen de ethische codes en deontologische regels die (sociaal)wetenschappelijk onderzoek kenmerken. In een tweede deel van de cursus leren studenten welke stappen een onderzoeker moet zetten bij het uitwerken van een onderzoeksdesign en het opzetten van een onderzoek. Het belang en de functie van een nauwkeurige omschrijving van het onderzoeksprobleem worden belicht, net als keuzes voor methodes van dataverzameling en technieken van data-analyse. Het derde en het vierde deel van de cursus belichten de brede waaier aan respectievelijk kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden. Verschillende veelvoorkomende sociaalwetenschappelijke onderzoekstypes (o.a. survey- onderzoek, experimenten, diepte-interviews...) worden besproken en hun mogelijkheden en beperkingen worden kritisch geëvalueerd.
|
|
|
|
|
|
|
Casussessie ✔
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
|
|
|
Casestudy ✔
|
|
|
Discussies /debat ✔
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Huiswerktaken ✔
|
|
|
Oefeningen ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Verslag ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 6,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 10 % |
|
|
|
|
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode | 20 % |
|
|
|
|
|
Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode | 5 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | Een student moet minimum een 10/20 behalen op elke deelevaluatie om te kunnen slagen op het opleidingsonderdeel. Onder deelevaluaties verstaan we 1) het geheel van evaluaties tijdens de onderwijsperiode en 2) de evaluatie tijdens de examenperiode. Eventuele resultaten op aanwezigheid of voorbereiding tellen mee als deel van de evaluaties tijdens de onderwijsperiode. |
|
|
|
Gevolg | Een student die op één (of beide) deelevaluaties een lager cijfer dan 10/20 behaalt, krijgt als cijfer het rekenkundig gemiddelde, met een maximum van 9/20 voor het opleidingsonderdeel. |
|
|
|
Extra info | Aanwezigheid tijdens en voorbereiding van de casussessies telt mee voor 5% van het eindresultaat. Studenten worden geacht op minstens 75% van de casussessies aanwezig te zijn. Bijkomende afwezigheid dient gewettigd te worden. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | Er is geen tweede examenkans voor het onderdeel ‘aanwezigheid en voorbereiding’. |
|
|
|
|
 
|
Verplichte handboeken (boekhandel) |
|
- Kennis maken. Methodologie voor sociale wetenschappers,Roose, H. & Meuleman, B,Skribis,9789463969710
- Naar de bron. Informatie zoeken en gebruiken in de sociale en humane wetenschappen,Mortelmans, D., Spooren, P. en Chandesais, O.,Acco Uitgeverij,9789463796934
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Powerpoints hoorcolleges en bijkomend studiemateriaal op Blackboard. |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|