Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Communicatiewetenschappen I (4734)
|
6.0 stptn |
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P3 SBU | P3 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 2 ba major Communicatiewetenschappen (digitalisering) met minor Bestuurskunde (democratie ) | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
2 ba major Communicatiewetenschappen (digitalisering) met minor Sociologie (diversiteit) | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft kennis van de belangrijkste theoretische stromingen, basisbegrippen, onderzoekstradities en historische ontwikkelingen binnen het domein van de sociale wetenschappen en kan deze duiden vanuit een sociaal-wetenschappelijk multidisciplinair perspectief. | | - DC
| De student verwerft verdiepende inzichten in de belangrijkste theoretische
stromingen, basisbegrippen en onderzoekstradities binnen de
communicatiewetenschappen. | | | - BC
| De student kan de belangrijkste theoretische stromingen,
basisbegrippen, onderzoekstradities en historische ontwikkelingen in de
communicatiewetenschappen uitleggen. De student kan hierover kritische,
eigen inzichten formuleren en hierover in discussie gaan met medestudenten. | | - DC
| De student kan de (historische) ontwikkeling, de maatschappelijke context en
de theoretische grondslagen van communicatiewetenschappen toepassen op de
actualiteit. | | | - BC
| Studenten kunnen actuele cases oplossen door de behandelde
theorieën, modellen en concepten correct in te zetten. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft inzicht in de onderlinge relatie van de belangrijkste theoretische stromingen, basisbegrippen, onderzoekstradities en historische ontwikkelingen binnen en tussen de vakgebieden van sociologie, bestuurkunde en communicatiewetenschappen, alsook in verhouding tot vakgebieden binnen en buiten de sociale wetenschappen (interdisciplinariteit). | | - DC
| De student heeft een grondige kennis van de deeldomeinen van
communicatiewetenschappen, wat betreft de post-positivistische, kritische en
interpretatieve paradigma's. | | | - BC
| De student onderscheidt de verschillen tussen de post-positivistische,
kritische en interpretatieve paradigma's. | | - DC
| De student heeft een verdiepend inzicht hoe communicatiewetenschappen
zich verhoudt tot sociologie, bestuurskunde en andere vakgebieden binnen en buiten de sociale wetenschappen vanuit een kritisch en multidisciplinair perspectief. | | | - BC
| De student kan de relatie tussen communicatiewetenschappen en
andere kerndisciplines (sociologie & bestuurskunde) herkennen en duiden. | | | - BC
| De student kan de relatie tussen communicatiewetenschappen en
andere vakgebieden binnen en buiten sociale wetenschappen herkennen en
duiden. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft kennis van maatschappelijke structuren, processen, vraagstukken en technologieën, die vorm geven aan de rol en het functioneren van publieke en private organisaties, beleidsnetwerken, media en sociale bewegingen. | | - DC
| De student vindt zelfstandig verbanden tussen maatschappelijke structuren
en processen die vorm geven aan de rol en het functioneren van media en
gerelateerde stakeholders. | | | - BC
| De student benoemt welke verbanden er zijn tussen de facetten die
het functioneren van de media en gerelateerde stakeholders vormen. | | - DC
| De student kan vanuit theoretische inzichten op zelfstandige basis kennis
verwerven over de maatschappelijke vraagstukken en technologieën die vorm geven aan de rol en het functioneren van media en gerelateerde stakeholders. | | | - BC
| De student verwerft zelfstandig nieuwe kennis door het opzoeken,
samenbrengen en analyseren van relevante wetenschappelijke bronnen over
de facetten die het functioneren van de media en gerelateerde stakeholders
vormen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan een valide sociaalwetenschappelijke onderzoeksvraag formuleren, door theorie(ën) toe te passen op een goed afgebakend maatschappelijk vraagstuk, dit te kaderen binnen de bredere maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie. | | - DC
| De student kan een valide communicatiewetenschappelijke onderzoeksvraag
formuleren en kaderen, door theorie(ën) toe te passen op een goed afgebakend
maatschappelijk vraagstuk omtrent media en communicatie. | | | - BC
| De student formuleert een valide communicatiewetenschappelijke onderzoeksvraag. | | | - BC
| De student kadert een valide communicatiewetenschappelijke onderzoeksvraag binnen de bredere maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan mondeling, schriftelijk en visueel rapporteren over wetenschappelijk onderzoek op een onderbouwde, coherente en overtuigende wijze. | | - DC
| De student voert onderzoek binnen het domein van de communicatiewetenschappen en toont inzichten aan op een wetenschappelijk onderbouwde wijze. | | | - BC
| De student schrijft een onderzoekspaper waarin theoretische inzichten worden toegepast op de actualiteit. | | | - BC
| De student kan mondeling behandelde concepten en theorieën toelichten en toepassen op de actualiteit en bredere maatschappelijke uitdagingen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen houdt rekening met sociale en ethische normen in het eigen denken en handelen, op basis van een open, integere en kritische wetenschappelijke houding en een maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. | | - DC
| De student wordt gevormd tot een zelfkritisch burger die in staat is vraagtekens te stellen bij het eigen denken en handelen. | | | - BC
| De student kan schriftelijk kritisch reflecteren over het eigen denken en handelen. | | | - BC
| De student kan mondeling kritisch reflecteren over het eigen denken en handelen. | | - DC
| De student stelt een kritische en wetenschappelijke houding voorop in het benaderen van theoretische concepten. | | | - BC
| De student kan schriftelijk zowel kritisch als wetenschappelijk reflecteren over theoretische concepten. | | | - BC
| De student kan mondeling zowel kritisch als wetenschappelijk reflecteren over theoretische concepten. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen is zich bewust van haar/zijn rol als sociale wetenschapper en eigen positie binnen een meerlagige, diverse samenleving. | | - DC
| De student neemt, met een sterke theoretische onderlaag, een gezonde kritische attitude aan ten aanzien van (digitale) media en communicatieprocessen binnen een meerlagige, diverse samenleving, en is in staat evoluties in de samenleving theoretisch te duiden en omgekeerd. | | | - BC
| De student kan evoluties in de samenleving theoretisch uitleggen en toepassen op concrete situaties. | | - DC
| De student kan op een onderbouwde manier een eigen standpunt over verschillende communicatiewetenschappelijke thema's construeren en daarover op gepaste wijze communiceren. | | | - BC
| De student neemt een eigen onderbouwd standpunt in over verschillende communicatiewetenschappelijke thema's en kan hierover schriftelijk en mondeling communiceren. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De student heeft basisinzicht in de belangrijkste theoretische stromingen, basisbegrippen en onderzoekstradities binnen de communicatiewetenschappen.
|
De student kent de (historische) ontwikkeling, de maatschappelijke context en de theoretische grondslagen van communicatiewetenschappen.
|
De student heeft een grondige kennis van de deeldomeinen van communicatiewetenschappen, wat betreft de communicator (journalist), media-economie, mediabeleid, mediaboodschap en representatie en ontvanger (publiek).
|
De student leert zijn leerproces kritisch te evalueren aan de hand van de feedback van medestudenten en docenten tijdens de casussessies.
|
De student kan tijdens casussessies wetenschappelijke literatuur op een effectieve manier delen met medestudenten.
|
De student kan vlot en constructief met anderen samenwerken.
|
De student neemt een gezonde kritische attitude aan ten aanzien van (digitale) media en communicatieprocessen.
|
De student kan op een onderbouwde manier zijn standpunt over verschillende communicatiewetenschappelijke thema's construeren en daarover op gepaste wijze communiceren, zowel mondeling als schriftelijk.
|
|
|
Dit opleidingsonderdeel bespreekt gevorderde theoretische basisbegrippen, onderzoekstradities, stromingen en historische evoluties binnen de communicatiewetenschappen. Er wordt dieper ingegaan op het multidisciplinaire karakter van deze discipline, alsook de invloed van mens- en maatschappijbeeld op de evolutie van centrale onderzoeksvragen. Het communicatieproces (communicator, boodschap, medium en publiek) wordt verder ontleed aan de hand van drie centrale theoretische perspectieven: ‘cultural studies', politieke economie en media-effecten.
|
|
|
|
|
|
|
Casussessie ✔
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
|
|
|
Casestudy ✔
|
|
|
Discussies /debat ✔
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Huiswerktaken ✔
|
|
|
Paper ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
|
Periode 3 Studiepunten 6,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
|
|
|
Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode | 5 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Er is geen tweede examenkans voor het onderdeel ‘voorbereiding’. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | - Een student moet minimum een 10/20 behalen op elke deelevaluatie om te kunnen slagen op het opleidingsonderdeel. Onder deelevaluaties verstaan we 1) het geheel van evaluaties tijdens de onderwijsperiode en 2) de evaluatie tijdens de examenperiode. Eventuele resultaten op aanwezigheid of voorbereiding tellen mee als deel van de evaluaties tijdens de onderwijsperiode. |
|
|
|
Gevolg | Een student die op één (of beide) deelevaluaties een lager cijfer dan 10/20 behaalt, krijgt als cijfer het rekenkundig gemiddelde, met een maximum van 9/20 voor het vak. |
|
|
|
Extra info | Voorbereiding van de casussessies telt mee voor 5% van het eindresultaat. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | Studenten krijgen een vervangopdracht voor de taken waarop ze niet geslaagd waren en voor de taken die ze niet hebben ingediend. Indien studenten geslaagd waren op de taken, behouden zij hun deelpunten. Tweede kansexamen blijft een mondeling geslotenboekexamen. Er is geen tweede examenkans voor het onderdeel ‘voorbereiding’ |
|
|
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|