Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Adviserende volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
Advies
De student wordt geadviseerd om het volgende opleidingsonderdeel te hebben gevolgd in een voorgaande onderwijsperiode:Sociologie I (4671)
|
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P3 SBU | P3 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 2 ba major Bestuurskunde (democratie) met minor Sociologie (diversiteit) | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
2 ba major Communicatiewetenschappen (digitalisering) met minor Sociologie (diversiteit) | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
2 ba major Sociologie (diversiteit) met minor Bestuurskunde (democratie) | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
2 ba major Sociologie (diversiteit) met minor Communicatiewetenschappen (digitalisering) | Verplicht | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft kennis van de belangrijkste theoretische stromingen, basisbegrippen, onderzoekstradities en historische ontwikkelingen binnen het domein van de sociale wetenschappen en kan deze duiden vanuit een sociaal-wetenschappelijk multidisciplinair perspectief. | | - DC
| De student kent en begrijpt de basisbegrippen, de belangrijkste onderzoekstradities en de historische ontwikkelingen binnen de sociologie van de arbeid en organisatie en kan hun relatie met de economie en de samenleving sinds de industriële revolutie tot vandaag duiden. | | | - BC
| De student kan basisbegrippen van de sociologie van arbeid en organisatie benoemen, definiëren, relateren aan elkaar binnen een theoretische traditie. | | | - BC
| De student kan de verschillende vormen van de organisatie van arbeid in organisaties relateren aan specifieke economische en maatschappelijke instituties en hun historische evolutie. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft kennis van maatschappelijke structuren, processen, vraagstukken en technologieën, die vorm geven aan de rol en het functioneren van publieke en private organisaties, beleidsnetwerken, media en sociale bewegingen. | | - DC
| De student kent en begrijpt het arbeidsbestel en zijn historische evolutie en heeft inzicht in de evoluerende rol van digitale technologieën, verschillende vormen van ongelijkheid, diversiteit en democratische instituties in de functionering en de regulering van arbeid. | | | - BC
| De student kan de invloed van technologie op werk en organisaties duiden en in historisch perspectief plaatsen. | | | - BC
| De student kan de rol van verschillende vormen van ongelijkheid en diversiteit in werk en organisaties duiden en in historisch perspectief plaatsen. | | | - BC
| De student kan het huidige arbeidsbestel ontsluiten en in een historisch en comparatief perspectief plaatsen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen houdt rekening met sociale en ethische normen in het eigen denken en handelen, op basis van een open, integere en kritische wetenschappelijke houding en een maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. | | - DC
| De student houdt, in het benaderen van vraagstukken rond arbeid en organisatie, rekening met sociale en ethische normen in het eigen denken en handelen. | | | - BC
| De student vertoont een open, integere en kritische wetenschappelijke houding. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan wetenschappelijke informatie op een effectieve manier delen en samen met anderen naar een resultaat toewerken. Daarvoor beschikt zij/hij over de vaardigheden om op een correcte, gestructureerde, toegankelijke en overtuigende manier te communiceren. Zij/hij is ook in staat om vlot en constructief met anderen samen te werken in een multidisciplinair en divers team. | | - DC
| De student is in staat vlot en constructief met anderen samen te werken in een multidisciplinair en divers team. | | | - BC
| De student kan op een gepaste manier feedback geven aan de medestudenten. | | | - BC
| De student kan het eigen academisch werk en leerproces kritisch evalueren aan de hand van feedback van medestudenten en docenten. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft inzicht in en houdt rekening met de veelzijdige beïnvloedende factoren en de belanghebbende partijen (stakeholders), alsook met de maatschappelijke relevantie, duurzaamheid en impact van het realiseren van een opdracht. | | - DC
| De student heeft inzicht in de stakeholders in vraagstukken omtrent arbeid en organisatie alsook de maatschappelijke relevantie en de impact van hun standpunten met aandacht voor duurzaamheid. | | | - BC
| De student kan de stakeholders in vraagstukken en hun belangen rond arbeid en organisatie benoemen en aan elkaar relateren in overleg en debat met medestudenten. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden toepassen en resultaten aanwenden om maatschappelijke uitdagingen en concrete beleidsvraagstukken te analyseren en aan te pakken, met focus op digitalisering, diversiteit en/of democratie. | | - DC
| De student kan theoretische concepten gebruiken om concrete vraagstukken rond (diversiteit in) arbeid en organisatie te analyseren en oplossingen voor te stellen. | | | - BC
| De student kan relevante concepten identificeren en correct toepassen om een probleem theoretisch te ontsluiten. | | | - BC
| De student kan relevante concepten gebruiken om oplossingen te formuleren. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Dit opleidingsonderdeel bestaat uit drie onderdelen. In het eerste inleidende deel bespreken we het conceptueel onderscheid tussen werk en arbeid, betaalde en onbetaalde (reproductieve) arbeid, en de centrale rol van betaalde arbeid in de samenlevingen sinds de industrialisering. We introduceren het kader en basisbegrippen om het arbeidsbestel te conceptualiseren.
In het tweede deel bespreken we betaalde arbeid in de organisatiecontext. We behandelen eerst hoe arbeid in bedrijven en andere soorten organisaties georganiseerd wordt (o.a. arbeids(ver)deling, hiërarchie, coördinatie, digitale technologieën, motivatie, vervreemding, uitbuiting, enz.) en we maken kennis met de voornaamste perspectieven op werk en organisatie (bv. het wetenschappelijke management, human relations, institutionalisme, labour process theory, discoursanalyse). We bespreken hoe hedendaagse arbeidsorganisaties geëvolueerd zijn naar netwerkorganisaties, globale waardeketens en de cruciale rol van technologie (digitalisering en robotisering) in dit proces. We gaan na hoe organisaties gekenmerkt zijn door specifieke culturen en hoe ze als bron van identiteit voor hun leden kunnen zijn. Hierbij besteden we bijzondere aandacht aan hoe diversiteit (gender, ‘ras’ en etniciteit, leeftijd, seksuele oriëntatie, beperking en hun intersecties) samenhangt met de organisatie, evaluatie en waardering van werk (bv. jobprofielen, competenties, segregatie, meritocratie, discriminatie, werk-privé balans). We sluiten dit deel af met de bespreking van controle, conflict en weerstand op het werk.
In het derde en laatste deel van dit OPO bespreken we de institutionele actoren betrokken bij de regulering van de arbeidsmarkt, de theoretische perspectieven op arbeidsverhoudingen, en de flexibilisering van arbeid (o.a. tijdelijk werk, deeltijds werk, interimwerk, atypische statuten, enz.), werkloosheid en precarisering. We sluiten af met de hedendaagse debatten rond ‘de toekomst van werk’ en de gerelateerde ‘post-work imaginaries’.
In de casussessies maken we gebruik van de concepten en theorieën aangereikt tijdens de hoorcolleges om verschillende definiërende kenmerken van de platform-gestuurde kluseconomie (gig economy) te doorgronden. Meer specifiek zullen de studenten dit fenomeen analyseren en kritisch evalueren in welke mate en hoe de platform-gestuurde kluseconomie het arbeidsbestel (arbeidsorganisatie, arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen) verandert.
|
|
|
|
|
|
|
Casussessie ✔
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
|
|
|
Casestudy ✔
|
|
|
Discussies /debat ✔
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
|
Periode 3 Studiepunten 6,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 5 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Een student moet minimum een 10/20 behalen op elke deelevaluatie om te kunnen slagen op het opleidingsonderdeel. Onder deelevaluaties verstaan we 1) het geheel van evaluaties tijdens de onderwijsperiode en 2) de evaluatie tijdens de examenperiode. Eventuele resultaten op aanwezigheid of voorbereiding tellen mee als deel van de evaluaties tijdens de onderwijsperiode. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Een student moet minimum een 10/20 behalen op elke deelevaluatie om te kunnen slagen op het opleidingsonderdeel. Onder deelevaluaties verstaan we 1) het geheel van evaluaties tijdens de onderwijsperiode en 2) de evaluatie tijdens de examenperiode. Eventuele resultaten op aanwezigheid of voorbereiding tellen mee als deel van de evaluaties tijdens de onderwijsperiode. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Schriftelijk examen | 70 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Een student moet minimum een 10/20 behalen op elke deelevaluatie om te kunnen slagen op het opleidingsonderdeel. Onder deelevaluaties verstaan we 1) het geheel van evaluaties tijdens de onderwijsperiode en 2) de evaluatie tijdens de examenperiode. Eventuele resultaten op aanwezigheid of voorbereiding tellen mee als deel van de evaluaties tijdens de onderwijsperiode. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Extra info | De schriftelijke voorbereiding van de casussessies telt mee voor 5% van het eindresultaat. Een student die op één (of twee) deelevaluaties een lager cijfer dan 10/20 behaalt, krijgt als cijfer het rekenkundig gemiddelde, met een maximum van 9/20 voor het vak.
De schriftelijke evaluatie tijdens de examenperiode is (mogelijk) een on-campus computerexamen op de eigen computer van de student. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | Behoud van deelcijfer in academiejaar: Ja Er is geen tweede examenkans voor het onderdeel ‘schriftelijke voorbereiding’. Bij een onvoldoende op de mondelinge evaluatie tijdens de onderwijsperiode (groepswerk met presentatie en debat) krijgt de student een individuele opdracht met betrekking tot hetzelfde onderwerp volgens de richtlijnen die het docententeam zal communiceren. Bij een onvoldoende op het schriftelijk examen neemt de student deel aan het schriftelijk herexamen. |
|
|
|
|
 
|
Verplichte handboeken (boekhandel) |
|
De arena's van het arbeidsbestel: Inleiding tot de sociologie van arbeid en arbeidsverhoudingen.,Vanroelen, C., Erik Henderickx, E. en Pulignano, V.,2017,Acco,9789462922471 |
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
Reader Sociologie van hedendaagse arbeid en organisaties |
|
 
|
Opmerkingen |
|
Bijkomende teksten en andere materialen beschikbaar via Blackboard.
Slides voor de hoorcolleges zullen op Blackboard geplaatst worden.
Opdrachten voor de casussessies en casusmateriaal (artikels, links naar filmpjes/podcasts etc.) zullen eveneens op Blackboard geplaatst worden.
|
|
|
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|