Het betreft een overgangscurriculum. Er worden standaard geen contactmomenten voorzien. De student dient enkel deel te nemen aan de evaluatie.

In dit opleidingsonderdeel komen de volgende topics aan bod: Wat is een familiebedrijf en wat is het economisch belang van familiebedrijven in de economie? Wat maakt hen onderscheidend van andere bedrijven? Hoe organiseert een familiebedrijf haar governance structuren op een optimale manier (eigendom, corporate governance, familiale governance, vermogensbeheer)? Theoretische kaders om het (strategisch) gedrag in familiebedrijven te begrijpen: Agency theorie, Stewardship theorie, Resource theorieën, Socio-Emotional Wealth theory. De opvolgingsproblematiek: economische, management, emotionele en juridische aspecten; de niet-familiale CEO als opvolgingspiste. Organisatieverandering in familiebedrijven. Het management van het familiebedrijf en de wisselwerking tussen familie en bedrijf: menselijke en emotionele aspecten, conflicthantering, HRM, beloningsstructuren, diversiteit. Relationele dynamieken binnen familiebedrijven