Ontwerpmethodiek 2 / Architectuurtheorie (2319) |
| Onderwijstaal : Nederlands |
| Studiepunten: 4,0 | | | | Periode: semester 2 (4sp)  | | | | | 2de Examenkans1: Ja | | | | | Eindcijfer2: Numeriek |
|
Volgtijdelijkheid
|
| |
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
| |
| |
| |
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
| |
|
Ontwerpmethodiek 1 / Inleiding in onderzoek (2309)
|
3.0 stptn |
| |
|
|
|
DEEL I: ARCHITECTUURTHEORIE De belangrijkste architectuurtheoretische teksten van de twintigste en eenentwinstigste eeuw kunnen lezen, verklaren en communiceren. Het begrijpen van diverse sleutelbegrippen zoals authenticiteit, functionaliteit, rationaliteit, populisme en avant garde, modernisme en postmodernisme, utopie en heterotopie, stedelijkheid en substedelijkheid. Een kritisch denken ontwikkelen over architectuur en maatschappij, o.a. het besef dat architectuur niet waardenvrij is, maar in een ideologie en maatschappelijke context is ingebed.
DEEL II: ONTWERPMETHODIEK 2 In het tweede luik van de leerlijn ontwerpmethodiek wordt een verdere verdiepende theoretische achtergrond geboden aan het ontwerpen. Basisprincipes van het ontwerpen worden verder gehanteerd en in relatie gebracht tot bijvoorbeeld routing, organisatie, context, programma, licht en ruimte, beeld en vorm, materiaal en kleur. Het ontwikkelen van een duidelijke context- en programmavisie in een ontwerpproces staat centraal door een programma en typologie te leren interpreteren, herzien, bestuderen en gelijkaardige typen te toetsen aan hedendaagse voorbeelden. Hedendaagse ontwerpmethodieken en -technieken worden geduid, toegepast en experimenteel benaderd. Daarnaast wordt er kritisch gereflecteerd over architectuur.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Excursie/veldwerk ✔
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
|
Werkzittingen ✔
|
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
|
|
|
|
Casestudy ✔
|
|
|
|
Discussies /debat ✔
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
|
Oefeningen ✔
|
|
|
|
Onderwijsleergesprek ✔
|
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
|
Semester 2 (4,00sp)
| Evaluatievorm | |
|
| Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
| Andere: | Evaluatie o.b.v. verschillende opdrachten voor de twee delen (ontwerpmethodiek en architectuurtheorie): huiswerktaken, discussie en presentatie |
|
|
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
| Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | indien de student in eerste zit min. 10/20 heeft behaald voor hetzij het
deel Ontwerpmethodiek hetzij het deel Architectuurtheorie, kan hij/zij
ervoor kiezen dit deelpunt over te dragen naar de tweede zit (augustus). |
|
|
|
|
|
|
|
| Schriftelijk examen | 75 % |
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
| Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | indien de student in eerste zit min. 10/20 heeft behaald voor hetzij het
deel Ontwerpmethodiek hetzij het deel Architectuurtheorie, kan hij/zij
ervoor kiezen dit deelpunt over te dragen naar de tweede zit (augustus). |
|
|
|
|
|
|
|
|
| Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
| Voorwaarden | De student dient minstens 8/20 te behalen voor elk deel (Architectuurtheorie en Ontwerpmethodiek) om te kunnen slagen voor het gehele opleidingsonderdeel. |
|
|
|
| Gevolg | Indien de student minder dan 8/20 behaalt voor één van beide delen, wordt het laagste cijfer het eindcijfer voor het opleidingsonderdeel voor de betreffende examenkans |
|
|
|
| Mogelijke externe locatie | ✔ |
|
Tweede examenkans
| Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
| Toelichting evaluatievorm | De tweede examenkans bestaat voor 100% uit een schriftelijk examen |
|
|
|
|
 
|
| Verplicht studiemateriaal |
| |
Het studiemateriaal wordt ter beschikking gesteld via Blackboard. |
|
 
|
| Aanbevolen studiemateriaal |
| |
Handboek 1:
Dat is Architectuur. Sleutelteksten uit de 20ste eeuw, Hilde Heynen; André Loeckx Lieven De Cauter; Karina Van Herck, nai010
ISBN: 9789462081840 |
|
|
Eindcompetenties bachelor in de architectuur
|
- EC
| De student brengt in het ontwerpen bouwkundige, architectuurwetenschappelijke, menswetenschappelijke en cultureel-artistieke kennis en inzichten op effectieve wijze tot synthese, waarbij het gebruik steeds centraal staat. | | | - DC
| De student kan de ingrepen plaatsen en analyseren in het maatschappijbeeld en cultuurbeeld. | | | - DC
| De student kan reflecteren over de invloed van ruimte op de beleving van gebruikers. | | | - DC
| De student kan reflecteren over waarom beslissingen door ontwerpers genomen werden in hun ontwerpprocessen. | - EC
| De student heeft inzicht in de rol en betekenis van architectuur in de samenleving en kan via architectuur in dialoog treden over ethische, culturele, maatschappelijke en esthetische kwesties. | | | - DC
| De student is in staat een gefundeerde mening te vormen rond ontwerpmethodologische kwesties. | | | - DC
| De student is in staat scherpe vragen te poneren rond architectuur vanuit de wetenschap dat een ontwerp nooit 100% goed of fout is. | | | - DC
| De student kan gefundeerd debatteren over architectuur | | | - DC
| De student kan ontwerpmethodologische kwesties in een ruimer kader plaatsen en verbanden leggen tussen ontwerpmethodiek en de tijdsgeest (heden, verleden, toekomst). | - EC
| De student is in staat om onder begeleiding ontwerpend onderzoek te verrichten. | - EC
| De student kan een architecturaal concept, ontwerp, ontwerpproces en onderzoeksdata creatief en overtuigend communiceren, gebruikmakend van de gepaste communicatie- en visualisatietechnieken, zowel handmatig als digitaal. | | | - DC
| De student leest, interpreteert en produceert visuele weergaves van concepten en ontwerpprocessen. | | | - DC
| De student herkent en gebruikt ontwerpmethodologisch jargon. | - EC
| De student kan kritisch, onderbouwd en met een sterke beeldende en ruimtelijke gevoeligheid reflecteren over de bestaande omgeving en ingrepen hierin. | | | - DC
| De student heeft kennis van de begrippen 'typologie' en 'programma' en hun betekenis in de ruimtelijke omgeving. | | | - DC
| De student kan het type ingreep dat een ontwerper in de omgeving aanbrengt herkennen en benoemen. | | | - DC
| De student kan ontwerpprocessen analyseren van ingrepen in de ruimtelijke omgeving. | - EC
| De student kan onderzoeksmethoden selecteren, toepassen en integreren in het ontwerpproces en kan onderzoeksdata verzamelen, verwerken en interpreteren, en op gerichte en kritische wijze omgaan met bronmateriaal. | | | - DC
| De student kan belevingsgerichte data van gebruikers verzamelen en interpreteren in het licht van een ontwerpproces. | | | - DC
| De student kan historische en actuele ontwerpmethodieken benoemen, reprocuderen, toepassen, internaliseren. | | | - DC
| De student kan vanuit een eigen toolbox aan ontwerpmethodieken gepaste methodieken hypothetiseren bij specifieke ontwerpvragen. | | | - DC
| De student kan verschillende ruimtelijke analysemethodes toepassen op de gebouwde omgeving. | - EC
| De student kan zelfstandig en in team opdrachten managen in de tijd, in functie van een onderzoek/ontwerp. | | | - DC
| De student functioneert zelfstandig en in een groep van bekenden en onbekenden. | | | - DC
| De student is in staat een opdracht tijdig en volgens de opgelegde voorwaarden af te ronden en in te dienen. |
|
|
|
| | EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
| Aangeboden in | Tolerantie3 |
|
2de bachelorjaar in de architectuur
|
J
|
|
schakelprogramma architectuur jaar 1
|
J
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
| 2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.
|
|