Ontwerpmethodiek 3 / Typologie (2329) |
| Onderwijstaal : Nederlands |
| Studiepunten: 4,0 | | | | Periode: semester 1 (4sp)  | | | | | 2de Examenkans1: Ja | | | | | Eindcijfer2: Numeriek |
|
Volgtijdelijkheid
|
| |
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
| |
| |
| |
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
| |
|
Ontwerpmethodiek 2 / Architectuurtheorie (2319)
|
4.0 stptn |
| |
|
|
|
TYPOLOGIE: Studie van de typologie als benaderingsvorm voor wetenschappelijk onderzoek. Studie van verschillende types uit de architectuur en de stedenbouw, waarbij gezocht wordt naar de relatie tussen de morfologie en de onderliggende betekenissen. Typologie als onderzoeksmethode wordt aangevuld met diverse toepassingen. Typologie als benadering bij het opstellen voor een bouwprogramma en hoe typologie in het ontwerpproces kan ingezet worden. Denkwijzen en hun gevolgen - ontwerpmethode en typologie - typologie en/in tijd
ONTWERPMETHODIEK: Analytische studie van (kwantitatieve, kwalitatieve, relationele) ontwerpparameters en -principes die samen het ontwerpconcept uitmaken van realisaties uit de actuele internationale ontwerppraktijk. Het ontwikkelen van een duidelijke structuur- en materialiseringsvisie in een ontwerpproces kunnen interpreteren, herzien, bestuderen en gelijkaardige typen toetsen aan hedendaagse voorbeelden. Het kaderen van de principes van een ontwerpproces. Een inclusieve ontwerpattitude aannemen. Ontwerpmethodes herkennen, kunnen toepassen en interpreteren.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Excursie/veldwerk ✔
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
|
Werkzittingen ✔
|
|
|
|
|
|
|
|
Casestudy ✔
|
|
|
|
Discussies /debat ✔
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
|
Onderwijsleergesprek ✔
|
|
|
|
Semester 1 (4,00sp)
| Evaluatievorm | |
|
| Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 30 % |
|
|
|
|
|
| Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
| Voorwaarden | De student dient aan alle onderdelen van de evaluatie (casus en examen) te hebben deelgenomen om een totaalcijfer te krijgen. |
|
|
|
| Gevolg | Indien de student niet alle onderdelen aflegt, krijgt de student een A als eindcijfer voor de betreffende zittijd (A= ongewettigd afwezig) en dient de student te herkansen voor het opleidingsonderdeel |
|
|
|
Tweede examenkans
| Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
| Toelichting evaluatievorm | De tweede examenkans bestaat voor 100% uit een mondeling examen. |
|
|
|
|
 
|
| Verplicht studiemateriaal |
| |
Ontwerpmethodiek en typologie: begeleidende teksten, presentaties en readers worden op blackboard beschikbaar gesteld. OASE 90 Journal: online te consulteren. |
|
|
Eindcompetenties bachelor in de architectuur
|
- EC
| De student heeft inzicht in de rol en betekenis van architectuur in de samenleving en kan via architectuur in dialoog treden over ethische, culturele, maatschappelijke en esthetische kwesties. | | | - DC
| De student is in staat een gefundeerde mening te vormen rond ontwerpmethodologische kwesties. | | | - DC
| De student is in staat scherpe vragen te poneren rond architectuur vanuit de wetenschap dat een ontwerp nooit 100% goed of fout is. | | | - DC
| De student kan gefundeerd debatteren over architectuur en ontwerpprocessen en een debat modereren. | | | - DC
| De student kan ontwerpmethodologische kwesties in een ruimer kader plaatsen en verbanden leggen tussen ontwerpmethodiek en de tijdsgeest (heden, verleden, toekomst). | - EC
| De student kan kritisch, onderbouwd en met een sterke beeldende en ruimtelijke gevoeligheid reflecteren over de bestaande omgeving en ingrepen hierin. | | | - DC
| De student heeft kennis van de begrippen 'structuur' en 'materialiteit' en hun betekenis in de ruimtelijke omgeving. | | | - DC
| De student kan het type ingreep dat een ontwerper in de omgeving aanbrengt herkennen en benoemen. | | | - DC
| De student kan ontwerpprocessen analyseren van ingrepen in de ruimtelijke omgeving. | - EC
| De student kan onderzoeksmethoden selecteren, toepassen en integreren in het ontwerpproces en kan onderzoeksdata verzamelen, verwerken en interpreteren, en op gerichte en kritische wijze omgaan met bronmateriaal. | | | - DC
| De student kan belevingsgerichte data van gebruikers verzamelen en interpreteren in het licht van een ontwerpproces. | | | - DC
| De student kan ontwerpmethodieken benoemen, reprocuderen, toepassen, internaliseren en eigen methodieken ontwikkelen. | | | - DC
| De student kan vanuit een eigen toolbox aan ontwerpmethodieken gepaste methodieken hypothetiseren bij specifieke ontwerpvragen. | | | - DC
| De student kan verschillende ruimtelijke analysemethodes toepassen op de gebouwde omgeving. | - EC
| De student kan zelfstandig en in team opdrachten managen in de tijd, in functie van een onderzoek/ontwerp. | | | - DC
| De student functioneert zelfstandig en in een groep van bekenden en onbekenden. | | | - DC
| De student is in staat een opdracht tijdig en volgens de opgelegde voorwaarden af te ronden en in te dienen. |
|
|
|
| | EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
| Aangeboden in | Tolerantie3 |
|
3de bachelorjaar in de architectuur
|
J
|
|
schakelprogramma architectuur jaar 2
|
J
|
|
voorbereidingsprogramma master in de architectuur
|
J
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
| 2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.
|
|