EC1 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijke en technologisch toepassingsgerichte kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang van het specifieke domein. (kennis bezitten)

1.1 De student kent de chemische basisbegrippen, symbolen, structuurformules en reacties van moleculen.

CE 1.1 De student heeft kennis van relevante grootheden en eenheden waarmee materialen, verbindingen, mengsels en (bio)chemische processen gekwantificeerd worden.

CE 1.2 De student heeft een ruime chemische basiskennis over de fysico-chemische eigenschappen en reactiviteit van (an)organische moleculen.

CE 1.3 De student kent de kernbegrippen, werkingsprincipes, denkkaders en berekeningswijzen van eenheidsbewerkingen, courante installaties en procesregelingen in de (bio)chemische industrie.

EC2 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijk en ingenieurstechnisch disciplinegebonden inzicht in de basisbegrippen, methodes, denkkaders en onderlinge relaties van het specifieke domein. (begrijpen)

CE 2.2 De student kan fysico-chemische eigenschappen en reactiviteit van (an)organische verbindingen voorspellen en verklaren.

De student kan reactievergelijkingen (redox, zuurbase,..) opstellen en gebruiken bij berekeningen.

De student kan uit de moleculaire structuur afleiden of een stof geschikt is voor een specifieke toepassing (OG van benzine) en aanpassingen voorstellen.

CE 2.3 De student kan kernbegrippen, denkkaders en berekeningswijzen van diverse eenheidsbewerkingen uit de chemische industrie herkennen en toepassen.

De student kan verschillen tussen theorie en praktijk (rendement, zuiverheid, ..) opsommen en de consequenties voor de praktijk aangeven (recyclage, spui..).

CE 2.4 De student heeft inzicht in de samenhang van (bio)chemische processen.

De student kan de invloed van de waarde van fysische ( bv dampspanning,..) en chemische eigenschappen op eenheidsbewerkingen (destillatie, ..) aantonen, dit aan de hand van formules, grafieken (voorstellingspunten aanduiden) en tabellen.

De student kan de theoretische achtergrond die aan de basis ligt van de bestudeerde processen en eenheidsbewerkingen toelichten.

CE 2.5 De student kan de toepasbaarheid van eenheidsbewerkingen in een (bio)chemisch productieproces inschatten.

CE 2.6 De student kan proces- en regelschema's opstellen, lezen en begrijpen.

De student kan blokschema' s lezen en eenvoudige blokschema's zelf maken aan de hand van een proef- of procesbeschrijving.

De student kan eenvoudige regelschema's begrijpen.

EC4 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan doelgericht relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken en verzamelen of efficiënt en nauwgezet de benodigde informatie meten en correct refereren. (data verwerven)

4.1 De student kan doelgericht wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken.

EC5 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen analyseren, opsplitsen in deelproblemen, logisch structureren, de randvoorwaarden bepalen en de gegevens op een wetenschappelijke manier interpreteren. (analyseren)

CE 5.1 De student kan bestaande processen, technieken of reacties uit de (bio)chemie, materiaalkunde of microbiologie doelgericht analyseren

5.2 De student kan toepassingsgerichte opgaven vertalen naar een 'gegeven-gevraagde-formule'-structuur.

5.5 De student kan chemisch-technische problemen analyseren.

EC6 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan adequate oplossingsmethodes selecteren om niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen op te lossen en kan methodologisch te werk gaan in ontwerp en hierin gefundeerde keuzes maken. (oplossen en ontwerpen)

CE 6.1 De student kan onderbouwde keuzes maken inzake productiemethode, analysetechniek, materialen, apparatuur en/of procesparameters.

De student kan apparaten en methodes vergelijken (voor-en nadelen aangeven ) en de keuze van apparatuur of methode argumenteren. Details zie studiewijzer voor de verschillende hoofdstukken.

De student kan van chemische stoffen aangeven wanneer ze problemen (corrosie, hygroscopisch, secundair kraken ..) veroorzaken en oplossingen voorstellen.

De student kan voor een aantal eenheidsbewerkingen aangeven waar problemen ( uitkristalliseren, verdampen, ..) te verwachten zijn in de praktijk.

CE 6.3 De student kan een (bio)chemisch, materiaalkundig of microbiologische proces, test of analyse ontwerpen of optimaliseren.

De student kan eenvoudige berekeningen uitvoeren: massa-en warmtebalansen opstellen, rendementsberekeningen, samenstelling van een mengsel bepalen ...

EC11 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan bij het realiseren van een opdracht verantwoord denken en handelen rekening houdend met de maatschappelijke en internationale waarden, relaties en consequenties. (internationaal gericht en maatschappelijk verantwoord handelen)

11.3 De student heeft inzicht in en houdt rekening met de maatschappelijke relevantie en consequenties in het realiseren van een opdracht.

EC12 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan toepassings- en oplossingsgericht, met het vereiste doorzettingsvermogen, professioneel en academisch handelen met oog voor realisme en efficiëntie en geeft blijk van een onderzoekende houding tot levenslang leren. (ingenieursattitude)

12.3 De student eigent zich een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...).