De elektronische studiegids voor het academiejaar 2025 - 2026 is onder voorbehoud.





Masterproef - Chemie (2678)

  
Coördinerend verantwoordelijke :Prof. dr. ir. Jozefien DE KEYZER 
  
Lid van het onderwijsteam :Prof. dr. Anton GINZBURG 
 Prof. dr. Jeroen LIEVENS 
 dr. ir. Kristel SNIEGOWSKI 
 Prof. dr. ir. Leen BRAEKEN 
 Prof. dr. ir. Leen THOMASSEN 
 ing. Liesbet PAULS 
 Prof. dr. ir. Mieke BUNTINX 
 Prof. dr. Roos PEETERS 


Onderwijstaal : Nederlands


Studiepunten: 20,0
  
Periode: semester 2 (20sp)
  
2de Examenkans1: Ja
  
Eindcijfer2: Numeriek
 
Examencontract: niet mogelijk


 
Volgtijdelijkheid
 
   Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
 
 
  Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
    Bachelorproject INGenieur – Chemie (5335) 9.0 stptn
    Project INGenieur – Industriële biotechnologie (4039) 4.0 stptn
 
  De student heeft tot op heden alle opleidingsonderdelen opgenomen in volgend studieprogramma om het onderliggende bachelordiploma te kunnen behalen
    bachelor in de industriële wetenschappen - chemie  
 

Begincompetenties

Voor je aan de masterproef begint, heb je een gedegen kennis van chemie en chemische processen. Je kan zelfstandig handelen en veilig werken in een chemisch labo.



Inhoud

De masterproef is zelfstandig uitgevoerd onderzoek van academisch niveau. De masterproef beoogt de uitbreiding van bestaande technologieën en toepassingsgerichte ontwikkelingen waaronder

  • het formuleren en toetsen van innovatieve hypotheses,
  • het uitvoeren van innovatieve studies of ontwerpen,
  • het realiseren van vernieuwende oplossingen voor vakdomeinspecifieke problemen.


De masterproef is op zich vernieuwend of bestaat uit een creatieve, originele synergie van gekende ingenieurstechnieken.

Onderwerpkeuze en toekenning

Het onderwerp van de masterproef:

  • wordt geformuleerd door de onderzoeksgroepen van de universiteiten vanuit eigen onderzoeksprojecten;
  • wordt geformuleerd door de industrie en onderzoeksinstellingen;

De probleemstelling van de masterproef is gericht op de reële academische/professionele context.
Docenten en de coördinator maken uitgaande van de voorwaarden voor toekenning van master­proefonderwerpen, opgenomen bij de rubriek opmerkingen, een selectie uit de voorstellen op basis van de mogelijkheid om de academische competenties in de masterproef te realiseren. Bij de aanvraag van opdrachten worden mogelijke externe partners (opdrachtgevers) ingelicht over onze zorg om academische competenties te realiseren.
Het onderwerp omvat een uitvoerig praktisch gedeelte, uit te voeren tijdens het masterjaar.

Het toekennen van een masterproef aan een student veronderstelt minstens dat alle opleidingsonderdelen van de bachelor of van het schakelprogramma opgenomen zijn(zie volgtijdelijkheid). Het toekennen gebeurt in juni voorafgaand aan het academiejaar (uitzonderlijk in september of februari van het academiejaar zelf).

Begeleiding

  • Elke masterproef heeft minimum twee begeleiders: één of meerdere interne (co)promotor(en) en begeleider(s) verbonden aan de gezamelijke opleiding en, indien van toepassing, één of meerdere (externe co-)promotor(en) van een andere faculteit, bedrijf of instelling. Er is altijd minimum één interne promotor, welke door de opleiding wordt toegewezen.
  • Studenten en begeleiders (opdrachtgever of co-promotor) bakenen het onderwerp duidelijk af en maken gedetailleerde werkafspraken. Tijdens geplande contactmomenten wordt de werkplanning en de vordering geëvalueerd en indien nodig gecorrigeerd.
  • Er wordt op vooropgestelde tijdstippen mondeling en schriftelijk gerapporteerd over de vordering van de masterproef (zie instructies communicatie)
  • De docent masterproefseminarie geeft instructies en begeleiding bij de verwachte rapportering (onderzoeksopzet, abstract, eindrapport en poster) en bij de projectcommunicatie in het algemeen.


Verdere details omtrent de organisatie worden samengevat in het cursusmateriaal, via het elektronisch leerplatform en de website masterproef.be.

Administratie

Het tijdig afhandelen van de administratieve verplichtingen voor aanvang van de masterproef is de individuele verantwoordelijkheid van de student. Meer info op masterproef.be.



Organisatie- / Werkvormen
Organisatievormen  
Individueel begeleidingsmoment  
Masterproef  
Responsiecollege  
Werkvormen  
Presentatie  


Evaluatie

Periode 2    Studiepunten 20,00

Evaluatievorm
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode40 %
Behoud van deelcijfer in academiejaar
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaarDe schriftelijke evaluatie bestaat uit * masterproefseminarie (10% van het totaal) * tekstuele en grafische output (30 % van het totaal) Al dan niet behoud van een geslaagd deelcijfer wordt bepaald in onderling overleg tussen de student, de promotor(en) en de docent MP-seminarie. Bij niet slagen moet de student steeds de scriptie opnieuw indienen.
Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode30 %
Behoud van deelcijfer in academiejaar
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaarAl dan niet behoud van een geslaagd deelcijfer wordt bepaald in onderling overleg tussen de student en de promotor(en).
Mondeling examen30 %
Behoud van deelcijfer in academiejaar
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaarDe mondelinge evaluatie bestaat uit een presentatie (10%) en verdediging (20%) voor een jury. Al dan niet behoud van een geslaagd deelcijfer wordt bepaald in onderling overleg tussen de student en de promotor(en).
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen)
VoorwaardenEen student moet op elk onderdeel (masterproefseminarie, scriptie, methodiek en realisatie, presentatie en verdediging) minimaal 8/20 halen om te kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel.
GevolgHet eindcijfer is het gewogen gemiddelde van de deelcijfers, begrensd tot 9/20 indien één van de deelcijfers minder dan 8/20 bedraagt.
Mogelijke externe locatie
Extra info

Toelichting evaluatie:

Onderstaande bepalingen gelden zowel voor de eerste als tweede examenkans.

De evaluatie bestaat uit permanente evaluatie, schriftelijke rapportering en presentatie met mondelinge verdediging.

De masterproef wordt afgesloten met een schriftelijke eindverhandeling en een (openbare) verdediging. De evaluatie bestaat uit verschillende delen:

(1) De docent masterproefseminarie beoordeelt via permanente evaluatie de (schriftelijke) communicatievaardigheden (o.a. onderzoeksopzet, abstract, wetenschappelijke poster) van de student. (10%)

(2) De promotoren beoordelen het proces, de methodiek en het resultaat. Hiertoe leggen de interne als externe promotor(en) gezamenlijk hun oordeel vast over de verschillende deelcriteria. Zij vertalen dit in een score op 20 op basis van een evaluatiedocument. Zie elektronisch leerplatform. (30%)

(3)  De promotoren (en indien van toepassing de assessor) beoordelen de schriftelijk rapportering. Hiertoe leggen de interne en externe promotor(en) gezamenlijk hun oordeel vast over de verschillende deelcriteria. Zij vertalen dit in een score op 20 op basis van een evaluatiedocument. Zie elektronisch leerplatform. (30 %)

(4) De mondelinge verdediging vindt plaats voor een jury die optreedt als onafhankelijk beoordelingsorgaan. De jury beoordeelt de presentatie en de mondelinge verdediging. (10% - 20%)

De globale score wordt mathematisch berekend rekening houdend met de vooraf vastgelegde gewichtscoëfficiënten.

De documenten Evaluatieformulier masterproef en Toelichting beoordeling masterproef juryverdediging geven verdere informatie over de te evalueren competenties en de werkwijze hierbij.


Tweede examenkans

Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans
Neen
Toelichting evaluatievorm Deelcijfers van de eerste examenkans blijven mogelijk behouden zoals beschreven bij de uitleg eerste examenkans.
 

Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel)
 

Cursus 1:

Subtitel: Masterproefseminarie
Extra info:

 

Verplicht studiemateriaal
 

Via de website masterproef en het elektronisch leerplatform wordt alle informatie (planning, deadlines, slides van de lessen masterproefseminarie, ...) aan de studenten bezorgd.

 

Aanbevolen studiemateriaal
 

Vademecum, richtlijnen voor academische communicatie

 

Opmerkingen
 

Eisen voor het onderwerp van de masterproef

In het kader van de academisering van de opleiding tot master in de industriële wetenschappen gaat veel aandacht naar de verwevenheid van onderzoek en onderwijs en de masterproef vormt hierbij een belangrijke component. Via de masterproef kan de student belangrijke aspecten rond onderzoeksmethodiek ondervinden, toepassen en hieruit leren. Hieruit volgt de vraag: Wanneer is een onderwerp masterproefwaardig? De beoordeling of een nieuw onderwerp masterproefwaardig is, kan gebeuren aan de hand van de volgende vragen:

1) Bevat het onderwerp/werk voor de beoogde masterproef voldoende componenten van onderzoeksmethodiek of projectmatig werken?

  • Komen de verschillende fasen aan bod? Initiatief Definitie Ontwerp Voorbereiding Uitvoering en verwerking Rapportering.
  • Is er ruimte voor de student om de globale probleemstelling te vertalen naar een concreet doel of onderzoeksvraag?
  • Vraagt het onderwerp een voorstudie inclusief (verplichte) literatuurstudie, state of the art , ? (Dit is de eerste stap van elk ontwerp)

De hoofdbrok ligt natuurlijk in elk eindwerk in een andere fase, doch elke fase moet aan bod komen. Enkel het initiatief kan komen van de opdrachtgever (intern of extern). De correcte definitie (omkadering, aflijning) is een taak voor de student, natuurlijk in overleg met de opdrachtgever! Een (gematigd) positief antwoord op elk van vorige en volgende vragen is eveneens vereist:

2) Is het onderwerp innovatief?

  • Een masterproef moet nieuw zijn door een aantal innovatieve aspecten (ideeën, verbeteringen of toevoegingen) te bevatten. Gekende technieken afwegen en toepassen in een nieuwe situatie is perfect masterproefwaardig.

3) Zijn er voldoende keuzemomenten voor de student? Stimuleert het onderwerp de student tot kritisch reflecteren en eigen creatieve inbreng?

Beknopt kunnen we stellen dat het onderwerp niets minder dan ingenieurswaardig moet zijn. De oplossing mag niet op voorhand vastliggen. Een masterproef mag geen toepassing zijn van een kookboekrecept. Het rechtlijnig toepassen van voorschriften is niet ingenieurswaardig.

Natuurlijk blijven ook een correcte uitvoering, inclusief een reflectie en correcte besluittrekking, en rapportering uiterst belangrijk.



De student kan zijn masterproef ook afleggen in een vreemde taal of in het buitenland in het kader van een uitwisselingsprogramma.



Eindcompetenties
master in de industriële wetenschappen: chemie
  •  EC 
  • EC1 - De Master in de industriële wetenschappen: chemie kan in eigen professioneel denken en handelen -- met een gepaste ingenieursattitude en met continue aandacht voor de eigen vorming -- adequaat communiceren, effectief samenwerken, en rekening houden met de duurzame, economische, ethische, maatschappelijke en/of internationale context en is zich hierbij bewust van de impact op de omgeving.

     
  •  DC 
  • DC9 - De student kan mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren. (communiceren)

      
  •  BC 
  • De student kan soepel communiceren met collega's, begeleiders en leidinggevenden en levert kwaliteitsvolle tussentijdse rapporten af.

    Hij verdedigt zijn masterproef mondeling op kritische en gestructureerde wijze met hedendaagsepresentatietechnieken. Hij kan op een professionele manier in discussie gaan met de verschillende stakeholders.

    Hij geeft zijn project schriftelijk en grafisch weer in een wetenschappelijke scriptie en poster in een relevante taal. De student kanzijn project beknopt beschrijven, zowel in het Nederlands als het Engels.

    In elke vorm van communicatie hanteert hij het juiste taalregister en gebruikt hij de correcte vakterminologie.

    The student is able to communicate fluently withcolleagues, supervisors and superiors and to deliver high-quality progress reports.

    He is able to present and defend his master's thesis orally in a well-structured and critical fashion, using state of the art presentation tools. He is able toengage in a professional discussion with all of the stakeholders.

    He is able to present his research project in writing (in an academic thesis, w ritten in a relevant language) and graphically (in a scientific poster). The student is able todescribe his project succinctly, both in Dutch and English.

    In each form of communication, he is able to deploy the appropriate communicative register and correct terminology.

     
  •  DC 
  • DC10 - De student kan constructief en verantwoordelijk functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken)

      
  •  BC 
  • Binnen de context van zijn onderzoeksproject kan de student in een multidisciplinair team werken en verantwoordelijkheden opnemen.

    Within the context of his research project the student is able to work as part of - and assume responsibility in- a multidisciplinary team.

     
  •  DC 
  • DC11 - De student handelt maatschappelijk verantwoord en binnen een internationaal kader. (internationaal gericht en maatschappelijk verantwoord handelen)

      
  •  BC 
  • Afhankelijk van de aard en context van de masterproef houdt de student rekening met praktische, economische, ecologische, gezond heids-, veiligheids-, duurzaamheids-, bedrijfsgebonden, maatschappelijke en internationale factoren/vereisten bij hetuitwerken van oplossingen/ontwerpen.

    In the process of developing solutions/designs, the student takes into consideration practical , economic, ecological, social, international and corporate factors/demands as well as issues relating to safety,health and sustainability, depending on the nature and context of the master's thesis.

     
  •  DC 
  • DC12 - De student geeft blijk van een gepaste ingenieursattitude. (ingenieursattitude)

      
  •  BC 
  • De student geeft blijk van een professionele attitude (toont o.a. realisme en inzet, werkt zelfstandig en efficiënt, is nieuwsgierig en taakgericht).

    Hij geeft blijk van inzicht in en een ruime achtergrondkennis van zijnonderzoeksgebied.

    De student levert een voor de opdrachtgever bruikbaar eindresultaat af.

    The student shows a professional attitude, i.e. he shows dedication and a sense of realism, he works autonomously and efficiently, he is inquisitiveand task-oriented.

    He displays insight into - and a wide knowledge of - his domain of research.

    The student delivers usefull results for the firm/institution involved in the project.

  •  EC 
  • EC2 - De Master in de industriële wetenschappen: chemie beheerst een geheel van chemische technieken en technologieën en kan deze creatief concipiëren, plannen en uitvoeren als geïntegreerd deel van een methodologisch en projectmatig geordende reeks van handelingen binnen een multidisciplinair project met een belangrijke onderzoeks- en/of innovatiecomponent

     
  •  DC 
  • DC1 - De student heeft kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang. (kennis bezitten)

      
  •  BC 
  • De student verdiept en verbreedt zijn domeinspecifieke en -overschrijdende kennis van begrippen en structuren relevant voor het onderzoeksproject van zijn masterproef.

    The student deepens and broadens his (inter)disciplinary knowledge ofconcepts an d structures relevant to the research project of his master's thesis.

     
  •  DC 
  • DC2 - De student heeft inzicht in de basisbegrippen en methodes. (begrijpen)

      
  •  BC 
  • De student heeft inzicht in, enerzijds, de domeinspecifieke en -overschrijdende begrippen en structuren relevant voor het onderzoeksproject van zijn masterproef, en anderzijds in de specificiteit van het onderwerp en de verwachtingen van allestakeholders. Hij kan deze inzichten in eigen woorden uitleggen.

    The student has insight into, on the one hand, the (inter)disciplinar y concepts and structures relevant to the research project of his master's thesis and, on the other hand, intothe specificity of the topic and the expectations of all shareholders. The student is able to explain these insights in his own words.

     
  •  DC 
  • DC3 - De student kan problemen herkennen, activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen)

      
  •  BC 
  • De student kan zelfstandig en projectmatig werken:
    - Hij kan een complex onderzoeksproject initiëren en zijn probleemanalyse, doelstellingen en vooropgesteld onderzoekstraject verwoorden in een onderzoeksopzet.
    - Hij kan een concreteplanning uitwerken onder de vorm van een gedetailleerde Gantt-chart.
    - Hij onderneemt de juiste stappen om alle doelstellingen te realiseren en hij stuurt zijn traject bij waar nodig.

    The student is able to perform project-based work and tooperate autonomously:
    - He is able to initiate a complex research project and to formulate a problem analysis, his research targets an d a research trajectory by means of a research design.
    - He is able to elaborate a precise project planning bymeans of a detailed Gantt chart.
    - He follows through upon and, when opportune, adjusts his planning and research trajectory to achieve his goals.

     
  •  DC 
  • DC4 - De student kan informatie opzoeken, meten of verzamelen en correct refereren. (data verwerven)

      
  •  BC 
  • In het kader van zijn onderzoeksproject kan de student op een correcte manier relevante wetenschappelijke en technische informatie verzamelen, kritisch in vraag stellen, bijsturen en weergeven in een literatuurstudie. Hij kan op een correcte manierrefereren naar de geraadpleegde bronnen.

    To scaffold his research project, the student is able to gather, interpret and critical ly reflect upon an array of relevant scientific and technical sources and to present a synthesis by means of aliterature review .

     
  •  DC 
  • DC5 - De student kan problemen analyseren, logisch structureren en interpreteren. (analyseren)

      
  •  BC 
  • De student kan een gedegen wetenschappelijke analyse van de probleemstelling in de gegeven context maken en bakent op basis hier van zijn onderzoeksvraag(vragen) af. Hij kan het probleem logisch opsplitsen in deelproblemen en kan aangeven waar derandvoorwaarden liggen.

    The student is able to analyse the problem in its context and to outline his research question(s) on the ba sis of this analysis. He is able to break down the problem into its component parts and to identify the keyconstraints.

     
  •  DC 
  • DC6 - De student kan methodes selecteren en gefundeerde keuzes maken om problemen op te lossen of oplossingen te ontwerpen. (oplossen en ontwerpen)

      
  •  BC 
  • De student kiest adequate, wetenschappelijk verantwoorde en innovatieve methodes om tot een oplossing van het probleem of tot een ontwerp te komen binnen de gegeven context.

    The student is able to select adequate, scientifically valid andinnovative methods to arrive at a solution or design within the given context.

     
  •  DC 
  • DC7 - De student kan geselecteerde methodes en hulpmiddelen aanwenden om oplossingen en ontwerpen te implementeren. (implementeren en operationaliseren)

      
  •  BC 
  • Afhankelijk van de aard van zijn masterproef kan de student aan de hand van de bekomen resultaten
    - ofwel advies geven en voorstellen doen tot implementatie van een geselecteerde oplossing of tot verder onderzoek;
    - ofwel zijnoplossing/ontwerp implementeren op een systematische manier.
    Hierbij houdt hij rekening met praktische, economische, ecologische, gezondheids-, veiligheids-, duurzaamheids- en bedrijfsgebonden factoren.

    Depending on the nature of master'sthesis, the student is able to translate his results into, either: 
    - advice and suggestions as to the implementation of the solution or further research
    - a systematic implementation of his solution/design.
    In this process, the student isable take into consideration practical, economic, ecological and corporate factors as well as issues relating to safety and sustainability.

     
  •  DC 
  • DC8 - De student kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren)

      
  •  BC 
  • De student geeft blijk van een kritische ingesteldheid en kan het onderwerp situeren in een groter geheel. Hij formuleert waar nodig zelf voorstellen voor gelijkwaardige of betere alternatieven.

    The student shows a critical attitude and is ableto situate the topic in its wider context. When opportune, the student suggests equivalent or superior alternatives.

 

  EC = eindcompetenties      DC = deelcompetenties      BC = beoordelingscriteria  
Aangeboden inTolerantie3
master in de industriële wetenschappen: chemie N



1   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2.
2   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
3   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.