De elektronische studiegids voor het academiejaar 2025 - 2026 is onder voorbehoud.





Research Engineering Skills (4089)

  
Coördinerend verantwoordelijke :Prof. dr. ir. Mieke BUNTINX 
  
Co-titularis :Prof. dr. Jeroen LIEVENS 
  
Lid van het onderwijsteam :dr. Bart DREESEN 
 Mevrouw Genevieve MARTY 
 Mevrouw Hilde CLEEREN 
 De heer Juul GOOSSENS 


Onderwijstaal : Nederlands


Studiepunten: 4,0
  
Periode: semester 1 (4sp)
  
2de Examenkans1: Nee
  
Eindcijfer2: Numeriek
 
Examencontract: niet mogelijk


 
Volgtijdelijkheid
 
   Adviserende volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
 
 
  Volgende opleidingsonderdelen worden geadviseerd ook opgenomen te zijn in uw studieprogramma tot op heden.
    Basic Engineering Skills (5498) 6.0 stptn
    Statistiek + (4084) 4.0 stptn
 

Begincompetenties

De student kan de algemene principes van academische verslaggeving toepassen.

De student staat open voor analyseren, interpreteren en oplossen van multi-disciplinaire problemen.

Met betrekking tot het Europees Referentiekader voor Talen wordt voor Frans minimaal een niveau B1 (halfgevorderden) vooropgesteld. De voorkeur gaat naar een niveau B2 (gevorderden).

Met betrekking tot het Europees Referentiekader voor Talen wordt voor Engels minimaal een niveau B1 (halfgevorderden) vooropgesteld. De voorkeur gaat naar een niveau B2 (gevorderden).



Inhoud

Het opleidingsonderdeel Research Engineering Skills (RES) beoogt drie globale doelen:

  1. De student vormen in het correct uitvoeren van drie mini-onderzoekstrajecten en zo de onderzoeksvaardigheden aanscherpen.
  2. De student verder vormen in communicatieve vaardigheden, met een belangrijke anderstalige component.
  3. Een oriënterende context aanbieden om de student te ondersteunen bij de studiekeuze en te leren werken in een multidisciplinaire omgeving.

Het opleidingsonderdeel RES omvat volgende onderdelen:

  1. Onderzoeksmethodiek met focus op de definitie van onderzoek en het opstellen van onderzoeksvragen
  2. Mediatheekinstructie in de bibliotheken van UHasselt en KU Leuven
  3. Plenaire voorstelling van de onderzoeksgroepen gelinkt aan FIIW
  4. Open onderzoeksgroependag
  5. Bedrijfsbezoeken met aandacht voor de verschillende rollen van ingenieurs in 2 verschillende bedrijven
  6. Drie Mini-OnderzoeksLabo’s (MOL's) begeleid door diverse onderzoeksgroepen gelinkt aan FIIW
  7. Communicatie Engels: geïntegreerd met de andere delen van RES
  8. Communicatie Frans: geïntegreerd met de andere delen van RES


Organisatie- / Werkvormen
Organisatievormen  
Applicatiecollege  
Excursie/veldwerk  
Hoorcollege  
Project  
Werkzittingen  
Werkvormen  
Groepswerk  
Huiswerktaken  
Presentatie  
Verslag  


Evaluatie

Periode 1    Studiepunten 4,00

Evaluatievorm
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode55 %
Verslag
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode25 %
Presentatie
Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode20 %
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen)
VoorwaardenAanwezigheid tijdens de mediatheekinstructie, bedrijfsbezoeken, open onderzoeksgroependag, presentatie- en evaluatiemomenten en mini-onderzoekslabo's is verplicht en taken dienen tijdig ingeleverd te worden. Op elk van de 3 onderdelen (Engels, Frans en de mini-onderzoekslabo's) dient minimaal 8/20 te worden behaald. Aanwezigheid op aangekondigde verplichte extra activiteiten (bv. Avond der Jonge Professionals, Internationale Dag) is vereist.
GevolgHet te laat of niet indienen van een taak alsook ongewettigde afwezigheid op een evaluatiemoment staat gelijk met een 0 op deze taak of evaluatie. Indien op één van de 3 onderdelen (Engels, Frans of de mini-onderzoekslabo's) minder dan 8/20 wordt gescoord, zal het gewogen gemiddelde begrensd worden tot maximaal 9/20. Indien de student afwezig is tijdens één van de verplichte extra activiteiten moet hij een vervangopdracht uitvoeren.
Extra infoVoor alle evaluaties is het kunnen afronden van de opdrachten in het voorziene tijdsbestek onderdeel van de evaluatie. Studenten in bijzondere omstandigheden die als faciliteit een relatieve meertijd kregen toegekend, kunnen hierop daarom geen beroep doen voor de evaluaties. Er wordt gebruik gemaakt van een peerevaluatie om scores voor groepsopdrachten (papers en projectuitvoering) om te zetten naar individuele scores. Er is geen tweede examenkans. Omdat alle onderdelen sterk geïntegreerd zijn in het opleidingsonderdeel RES, is geen enkel cijfer overdraagbaar naar het volgende academiejaar.

 

Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel)
 

Cursus 1:

Subtitel: Onderzoeksmethodiek (M. Buntinx, J. Lievens, J. Baeten)

Cursus 2:

Subtitel: Engels (J. Lievens, B. Dreesen)

 

Verplicht studiemateriaal
 

Vademecum "Richtlijnen voor academische verslaggeving"

Ander lesmateriaal wordt via het elektronisch leerplatform ter beschikking gesteld. 

 

Opmerkingen
 

Situering in curriculum

RES situeert zich in het leerdomein Ingenieursvaardigheden (Onderzoek & Communicatie).

Relatie met onderzoek

In dit opleidingsonderdeel komt elke student in aanraking met onderzoek, meer bepaald door een eerste kennismaking met de diverse onderzoeksgroepen @FIIW en het uitvoeren van 3 mini-onderzoekslabo's (MOL's).

Relatie met werkveld

In dit opleidingsonderdeel worden 2 bedrijfsbezoeken georganiseerd vanuit de verschillende afstudeerrichtingen met specifieke aandacht voor de rol van de ingenieur. De inhoud van RES is discipline-overschrijdend en draagt bij tot de algemene ingenieursvorming, de onderzoekende houding en de communicatieve vaardigheden van de studenten. 



Eindcompetenties
bachelor in de industriële wetenschappen
  •  EC 
  • EC1 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijke en technologisch toepassingsgerichte kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang van het specifieke domein. (kennis bezitten)

     
  •  DC 
  • 1.12 De student kent de sleutelaspecten van onderzoeksmethodiek en projectmatig werken.

      
  •  BC 
  • kent de definitie van onderzoek, eisen voor een onderzoeksvraag, SMART-doelstellingen, kritische factoren en fasen in onderzoek.
  •  EC 
  • EC2 - De Bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijk en ingenieurstechnisch disciplinegebonden inzicht in de basisbegrippen, methodes, denkkaders en onderlinge relaties van het specifieke domein. (begrijpen)

     
  •  DC 
  • 2.11 De student heeft inzicht in de sleutelaspecten van onderzoeksmethodiek en projectmatig werken.

      
  •  BC 
  • begrijpt de draagwijdte van de definitie van onderzoek, SMART-doelstellingen en kritische factoren.

    heeft inzicht in de potentiële invulling van de rollen van een ingenieur.
  •  EC 
  • EC3 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan zelfstandig problemen herkennen, op eigen initiatief activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen)

     
  •  DC 
  • 3.1 De student kan een relevante onderzoeksvraag opstellen.

      
  •  BC 
  • vertrekt voor de mini-onderzoekslabo's vanuit een toepasselijke, afgelijnde onderzoeksvraag.

     
  •  DC 
  • 3.2 De student kan op gestructureerde wijze een technisch-wetenschappelijk project plannen.

      
  •  BC 
  • bereidt de nodige activiteiten voor de mini-onderzoekslabo's gedegen voor.
     
  •  DC 
  • 3.3 De student kan (op eigen initiatief) actie ondernemen.

      
  •  BC 
  • stuurt zijn keuze binnen het aanbod bedrijfsbezoeken en onderzoeksgroepen op basis van zijn eigen interesses.

    geeft richting aan de invulling en de diepgang van zijn mini-onderzoekslabo's.

  •  EC 
  • EC4 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan doelgericht relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken en verzamelen of efficiënt en nauwgezet de benodigde informatie meten en correct refereren. (data verwerven)

     
  •  DC 
  • 4.1 De student kan doelgericht wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken.

      
  •  BC 
  • kan een link leggen tussen zijn eigen onderzoeksproject en bestaand onderzoek waarvan gegevens beschikbaar zijn.

    weet de nodige info te vinden ter voorbereiding en verwerking van zijn mini-onderzoekslabo's.

     
  •  DC 
  • 4.2 De student kan op gestructureerde wijze meetresultaten verzamelen.

      
  •  BC 
  • verwerft op korte tijd de nodige vaardigheden om correcte resultaten in de mini-onderzoekslabo's te bekomen.

     
  •  DC 
  • 4.3 De student kan correct refereren.

      
  •  BC 
  • kan de gebruikte bronnen correct weergeven in de verschillende vormen van verslaggeving.
  •  EC 
  • EC5 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen analyseren, opsplitsen in deelproblemen, logisch structureren, de randvoorwaarden bepalen en de gegevens op een wetenschappelijke manier interpreteren. (analyseren)

     
  •  DC 
  • 5.1 De student kan op gestructureerde wijze meetresultaten, resultaten uit simulaties, statistische data en/of technische informatie interpreteren.

      
  •  BC 
  • kan de resultaten uit de mini-onderzoekslabo's correct interpreteren.
     
  •  DC 
  • 5.4 De student kan problemen opsplitsen in deelproblemen.

      
  •  BC 
  • kan de onderzoeksvraag opsplitsen in deelvragen en linken aan doelstellingen en subdoelstellingen.
  •  EC 
  • EC6 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan adequate oplossingsmethodes selecteren om niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen op te lossen en kan methodologisch te werk gaan in ontwerp en hierin gefundeerde keuzes maken. (oplossen en ontwerpen)

     
  •  DC 
  • 6.1 De student kan een gepaste oplossingsmethode selecteren.

      
  •  BC 
  • koppelt onderzoeksvragen uit de mini-onderzoekslabo's aan gepaste methodes.
     
  •  DC 
  • 6.2 De student kan de gekozen oplossingsmethode correct uitvoeren.

      
  •  BC 
  • verwerft op korte tijd de nodige vaardigheden om de geselecteerde methodes binnen de mini-onderzoekslabo's correct uit te voeren.
  •  EC 
  • EC7 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan de geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om domeinspecifieke oplossingen en ontwerpen planmatig te implementeren met aandacht voor de praktische en economische randvoorwaarden en bedrijfsgebonden implicaties. (implementeren en operationaliseren)

     
  •  DC 
  • 7.1 De student kan een experiment opbouwen en/of uitvoeren.

      
  •  BC 
  • kan binnen de toepassing van de mini-onderzoekslabo's experimenten correct opbouwen of uitvoeren.
  •  EC 
  • EC8 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan (onvolledige) resultaten interpreteren, kan omgaan met onzekerheden en beperkingen en kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren)

     
  •  DC 
  • 8.1 De student kan (berekende, gemeten of gesimuleerde) resultaten toetsen aan de literatuur en de werkelijkheid.

      
  •  BC 
  • zoekt bevestiging van zijn bekomen resultaten in de mini-onderzoekslabo's op een correcte wijze in vergelijkbaar onderzoek beschikbaar in de literatuur of andere betrouwbare bronnen.

     
  •  DC 
  • 8.2 De student kan kritisch reflecteren met betrekking tot een technisch-wetenschappelijk project.

      
  •  BC 
  • zoekt verklaringen waarom resultaten afwijken of overeenkomen met vergelijkbaar onderzoek.
     
  •  DC 
  • 8.4 De student kan omgaan met onzekere en/of beperkende context.

      
  •  BC 
  • past zijn acties aan aan de variërende context van de mini-onderzoekslabo's
  •  EC 
  • EC9 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan met vakgenoten mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren over domeingebonden aspecten in een relevante taal en met gebruik van de toepasselijke terminologie. (communiceren)

     
  •  DC 
  • 9.1 De student kan correct, gestructureerd en gepast schriftelijk communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied.

      
  •  BC 
  • rapporteert doelstellingen, onderzoeksstrategie, resultaten en conclusie van de mini-onderzoekslabo's in verzorgde en gestructureerde verslagen (paper-vorm), in correct Nederlands.

    schrijft een helder opgebouwd, precies geformuleerd eninhoudelijk accuraat abstract in correct Engels.

    kent en gebruikt de correcte vakterminologie in zijn Franse schriftelijke communicatie.

    kan een e-mail correct opstellen in het kader van bedrijfscommunicatie.

     
  •  DC 
  • 9.2 De student kan correct, gestructureerd en gepast mondeling communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied.

      
  •  BC 
  • licht bedrijfsbezoek mondeling toe met behulp van multimediale ondersteuning, beantwoordt vragen en gaat in gesprek in het Engels.

    licht de mini-onderzoekslabo's mondeling toe met behulp van multimediale ondersteuning en beantwoordt vragen inhet Frans.

    gebruikt de correcte vakterminologie in zijn Franse mondelinge communicatie.

  •  EC 
  • EC10 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan op een constructieve en verantwoordelijke wijze functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken)

     
  •  DC 
  • 10.1 De student heeft oog voor en draagt bij tot het bepalen van de werkwijze die best gevolgd wordt om een gemeenschappelijke opdracht aan te pakken.

      
  •  BC 
  • ageert vanuit zijn interesses en sterktes (Prefer rollen) om de mini-onderzoekslabo's zo efficiënt mogelijk aan te pakken.

     
  •  DC 
  • 10.2 De student kan op een actieve constructieve manier samenwerken met anderen om een gemeenschappelijk doel te bereiken (product).

      
  •  BC 
  • werkt constructief samen om de rapportering van de mini-onderzoekslabo's zo efficiënt mogelijk te realiseren.

     
  •  DC 
  • 10.3 De student heeft oog voor en draagt bij tot een constructieve sfeer en samenwerking (proces).

      
  •  BC 
  • werkt constructief samen om de voorbereiding, de uitvoering en de verwerking van de mini-onderzoekslabo's zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

     
  •  DC 
  • 10.4 De student kan samenwerken binnen een multidisciplinair team.

      
  •  BC 
  • kan de taken binnen de mini-onderzoekslabo's en de taalopdrachten evenredig verdelen én opnemen.

  •  EC 
  • EC11 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan bij het realiseren van een opdracht verantwoord denken en handelen rekening houdend met de maatschappelijke en internationale waarden, relaties en consequenties. (internationaal gericht en maatschappelijk verantwoord handelen)

     
  •  DC 
  • 11.2 De student heeft inzicht en houdt rekening met de belangen van verschillende stakeholders.

      
  •  BC 
  • erkent de probleemstelling van de mini-onderzoekslabo's binnen een bredere context en begrijpt waarom onderzoeksgroepen hun expertise hiervoor inzetten.

  •  EC 
  • EC12 - De Bachelor in de industriële wetenschappen kan toepassings- en oplossingsgericht, met het vereiste doorzettingsvermogen, professioneel en academisch handelen met oog voor realisme en efficiëntie en geeft blijk van een onderzoekende houding tot levenslang leren. (ingenieursattitude)

     
  •  DC 
  • 12.1 De student heeft een open houding om te leren uit ervaring, feedback en fouten.

      
  •  BC 
  • staat open voor feedback van docenten, onderzoekers, MOL-begeleiders en mede-studenten, en neemt deze mee in vervolgtaken.

     
  •  DC 
  • 12.2 De student geeft blijk van een onderzoekende houding.

      
  •  BC 
  • toont zijn motivatie voor het verwerven van nieuwe kennis en nieuwe inzichten aangereikt in de mini-onderzoekslabo's.

     
  •  DC 
  • 12.3 De student eigent zich een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...).

      
  •  BC 
  • zet zich 100% in bij de voorbereiding, uitvoering en rapportering van de mini-onderzoekslabo's.

 

  EC = eindcompetenties      DC = deelcompetenties      BC = beoordelingscriteria  
Aangeboden inTolerantie3
2de bachelor in de industriële wetenschappen (gemeenschappelijk pakket) J



1   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2.
2   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
3   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.