De elektronische studiegids voor het academiejaar 2025 - 2026 is onder voorbehoud.





Hart en longen (4602)

  
Coördinerend verantwoordelijke :Prof. dr. Paul DENDALE 
  
Co-titularis :Prof. dr. David RUTTENS 
 Prof. dr. Guido CLAESSEN 
 Prof. dr. Maarten CRIEL 
  
Lid van het onderwijsteam :Mevrouw Anneleen PEUSENS 
 Dr. Chiel HEX 
 Dr. Edouard BENIT 
 dr. Evelien HOUBEN 
 Prof. Dr. Hein HEIDBUCHEL 
 Prof. dr. Ivo LAMBRICHTS 
 Prof. dr. Janneke COX 
 Prof. dr. Jeroen VAN DER HILST 
 De heer Johan VIJGEN 
 dr. Karen LIBBERECHT 
 Mevrouw Katrien DE SMEDT-JANS 
 Prof. dr. Koenraad VAN RENTERGHEM 
 dr. Maarten FALTER 
 Dr. Marc DAENEN 
 Prof. dr. Marc HENDRIKX 
 dr. Olivier GHEKIERE 
 Prof. dr. Pascal VRANCKX 
 Prof. dr. Peter MESSIAEN 
 dr. ir. Quirine SWENNEN 
 Prof. dr. Ruth ACHTEN 
 dr. Sandrina MARTENS 
 Mevrouw Sevda KIZILKILIC 
 Prof. dr. Ward SCHROOTEN 
 Prof. Dr. Wilfried MULLENS 
 Prof. dr. Wim PINXTEN 


Onderwijstaal : Nederlands


Studiepunten: 12,0
  
Periode: kwartiel 1 (12sp)
  
2de Examenkans1: Ja
  
Eindcijfer2: Numeriek
 
Examencontract: niet mogelijk


 
Volgtijdelijkheid
 
   Adviserende volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
 
 
  Volgende opleidingsonderdelen worden geadviseerd ook opgenomen te zijn in uw studieprogramma tot op heden.
    Klinische vaardigheden en communicatie 3 (4604) 6.0 stptn
    Metabolisme en endocrinologie (4104) 11.0 stptn
 

Begincompetenties

Zie doelstellingen/inhoud van de OPO's:

  • Borst, buik en bekken
  • Celcommunicatie en biochemie
  • Metabolisme en endocrinologie


Inhoud
  1. De student(e) heeft inzicht in de microscopische en macroscopische bouw van hart en bloedsomloop.
  2. De student(e) herkent de cellen van beenmerg, bloed, hart, bloedvaten en lymfvaten op histologische beelden.
  3. De student(e) herkent de cellen en organen van het ademhalingsstelsel op histologische beelden.
  4. De student(e) kan de embryologische ontwikkeling van het hart schematiseren.
  5. De student(e) kan de normale bouw en de embryologische ontwikkeling van de organen van het ademhalingsstelsel schematiseren.
  6. De student(e) heeft inzicht in de wetmatigheden die de normale circulatie bepalen.
  7. De student(e) heeft inzicht in de mechanica van het ademhalingsstelsel, in het bijzonder de aspecten ervan die een rol spelen bij ziekteprocessen. De student(e) kan bijvoorbeeld uitleggen hoe de verschillende drukken (de Pip, de Ptm en de Palv) veranderen tijdens de ademhaling en welke de bijdrage is van de oppervlaktespanning in de longcompliantie.
  8. De student(e) begrijpt hoe de ventilatie de samenstelling van de lucht in de longen (de alveolaire gassen) bepaalt.
  9. De student(e) is vertrouwd met de structuur, de functie en werking van hemolobine.
  10. De studen(e) weet hoe CO2 getransporteerd wordt in het bloed van de weefsle naar de longen.
  11. De student(e) kan uitleggen welke factoren een rol spelen bij de gasuitwisseling en -transport, zowel in de longen, de circulatie als de perifere weefsels.
  12. De student(e) kan beschrijven welke factoren de pulmonaal vasculaire weerstand beïnvloeden.
  13. De student(e) begrijpt het belang van de verdeling van ventilatie en perfusie over de longen voor de gasuitwisseling.
  14. De student(e) kan de verschillende oorzaken van hypoxemie (een te lage zuurstofconcentratie in het bloed) uitleggen.
  15. De student(e) begrijpt de biochemische aspecten van de bloedstolling.
  16. De student(e) heeft inzicht in de aanpassingsmechanismen van het organisme tijdens inspanningen.
  17. De student(e) kent de principes van cardiovasculaire preventie.
  18. De student(e) kent de risicofactoren voor cardiovasculaire aandoeningen.
  19. De student(e) heeft inzicht in de pathogenese en de pathofysiologische gevolgen van ritmestoornissen, acuut en chronisch hartfalen, ischemisch hartlijden en volume- en bloedverlies, en in de aanpassingsmechanismen van het organisme aan deze ziektetoestanden.
  20. De student(e) heeft inzicht in de specifieke eigenschappen van verschillende deelcirculaties
  21. De student(e) heeft inzicht in de pathofysiologie van hartklepgebreken, perifeer vaatlijden, congenitale hartafwijkingen bij volwassenen en pericardaandoeningen.
  22. De student kent de manier waarop een ECG wordt gevormd en kan een systematische analyse van het ECG uitvoeren.
  23. De student heeft inzicht in het klinisch gebruik van imaging technieken in de cardiologie.
  24. De student heeft kennis van de verschillende medicatieklassen die gebruikt worden in de verschillende pathofysiologische toestanden in de cardiologie: werkingsmechanismen en belangrijkste neveneffecten.
  25. De student(e) kan de kennis op het vlak van klinisch onderzoek van de circulatie, ECG, cardiale imaging en pathofysiologie integreren door een aantal klinische casussen over cardiovasculaire pathologie in team te analyseren.
  26. De student heeft inzicht in ethische vragen rond de cardiologie en de intensieve geneeskunde.
  27. De student heeft inzicht in nieuwe ontwikkelingen in de cardiologie en hun potentiële rol in de toekomstige organisatie van de zorg.
  28. De student(e) kent de principes van longfunctietesten en kan de resultaten van de belangrijkste longfunctietesten correct interpreteren.
  29. De student(e) heeft inzicht in de pathogenese van astma, COPD, longoedeem, restrictieve (LPF en sarcoidose) longaandoeningen.
  30. De student(e) kent de farmacologie van de bronchodilatanti en heeft notie van nieuwe behandelingen.
  31. De student(e) kan een aantal (interdisciplinaire) klinische casussen met/over pulmonale pathologie analyseren.
  32. De student(e) kan preventie, diagnose en pathogenese van infectieziekten evenals bestrijding van micro-organismen beredeneren.
  33. De student(e) kan een aantal aspecten betreffende infectieziekten uitwerken en hierover mondeling rapporteren.
  34. De student(e) kent een aantal pulmonale urgenties voor de basisarts.
  35. De student(e) kent endoscopie van long en afwijkingen aan pneumothorax.
  36. De student(e) kent de basis van hoogte- en diepteziekten.



Organisatie- / Werkvormen
Organisatievormen  
Hoorcollege  
Practicum  
Responsiecollege  
Werkzittingen  


Evaluatie

Periode 1    Studiepunten 12,00

Evaluatievorm
Schriftelijk examen100 %
Behoud van deelcijfer in academiejaar
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaarDe student moet enkel de onderdelen hernemen waarvoor hij/zij niet geslaagd is of de compensatieregels niet van toepassing zijn.
Open vragen
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen)
VoorwaardenActieve deelname aan de practica en de integratiecasussen is verplicht. De evaluatie van het kwartiel bestaat uit verschillende onderdelen. Voor alle onderdelen (meerkeuzetoets en de kwartieltoets) dient de student minstens 8/20 te behalen om te kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel.
GevolgIndien de student gewettigd afwezig is op een verplichte activiteit neemt de student contact op met de coördinerend verantwoordelijke om een ad hoc regeling uit te werken. Een student die ongewettigd afwezig is, maakt een alternatieve opdracht en dient deze in volgens de richtlijnen van de coördinator. Indien de opdracht als voldoende wordt beoordeeld door de coördinator, krijgt de student het behaalde eindcijfer van het opleidingsonderdeel. Indien de opdracht als onvoldoende wordt beoordeeld door de coördinator, krijgt de student F (fail) als eindcijfer en neemt hij/zij contact op met de coördinator voor de opdracht in de tweede zitperiode. Een student die op een onderdeel van de evaluatie een lager cijfer dan 8/20 behaalt, krijgt als eindresultaat voor het opleidingsonderdeel in zijn studentendossier F (fail). Dit eindcijfer is niet tolereerbaar. Een student die voor alle onderdelen van de evaluatie minstens een 8/20 scoort, wordt een gewogen gemiddelde van de punten gemaakt als eindresultaat voor het opleidingsonderdeel. Dit eindcijfer is tolereerbaar. Indien een student niet geslaagd is op het opleidingsonderdeel in de eerste zitperiode, neemt de student zelf contact op met de coördinator van het opleidingsonderdeel om na te gaan welke onderdelen hij/zij moet hernemen.
Extra info

De meerkeuzetoets (4sp) wordt afgenomen op de dag van de kwartieltoets (8sp) in de examenperiode. 


Tweede examenkans

Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans
Neen
 

Verplichte handboeken (boekhandel)
 

Handboek 1:
Pathophysiology of Heart disease, L.S. Lilly, 8e editie, Lippincott Williams & Wilkins
ISBN: 9781975216634

 

Eerder aangekochte verplichte handboeken
 

Handboek 1:

Before we are born: Essentials of embryology and birth defects, K. Moore, T.V.N. Persaud, M. Torchia, Elsevier

Handboek 2:

Grant's atlas of anatomy, A.M.R. Agur, M.J. Lee, Lippincott Williams & Wilkins

Handboek 3:

Human histology, A. Stevens, J. Lowe, Bohn Stafleu Van Loghum

Handboek 4:

Medical Physiology: Principles for clinical medicine, R.A. Rhoades & D.R. Bell, Bohn Stafleu Van Loghum

Handboek 5: 

Katzung & Trevor's pharmacology: Examination & board review, A.J. Trevor, B.G. Katzung, M. Kruidering-Hall, McGraw-Hill Education

Handboek 6:

Leerboek microbiologie en infectieziekten, A.I.M. Hoepelman, A.C.M. Kroes, R.W., Sauerwein, H.A. Verbrugh & J.L. Nouwen, Bohn Stafleu Van Loghum

 

Verplicht studiemateriaal
 
  • Online studieleidraad 'Hart en longen'
  • Khan academy video's (zie studieleidraad voor link)
  • Ppt's worden via BB beschikbaar gesteld
 

Aanbevolen literatuur
 

Handboek 1:

Atlas of Functional Histology, J.B. Kerr, Mosby

 

Aanbevolen studiemateriaal


Eindcompetenties
bachelor in de geneeskunde
  •  EC 
  • EC01 De bachelor in de geneeskunde heeft kennis van en inzicht in de werking van de cel, de weefsels, de organen en de mens an sich, in normale en pathologische toestand, in interactie met de omgeving. De bachelor kan in preklinische fase klinisch redeneren aan de hand van de aangeleerde kennis.
     
  •  DC 
  • DC1.1 De bachelor in de geneeskunde heeft kennis van en inzicht in de invloed van de biopsychosociale aspecten van de gezondheid.
     
  •  DC 
  • DC1.2 De bachelor in de geneeskunde heeft kennis van en inzicht in de werking van de cellen en weefsels in normale en pathologische toestand.
     
  •  DC 
  • DC1.3 De bachelor in de geneeskunde heeft kennis van en inzicht in de werking van de organen en het menselijk lichaam in normale en pathologische omstandigheden.
     
  •  DC 
  • DC1.5 De bachelor in de geneeskunde gebruikt de kennis uit de klinische en biomedische wetenschappen om veel voorkomende medische problemen te identificeren, te analyseren en vervolgens te komen tot een onderbouwde diagnostische aanpak en behandeling.
     
  •  DC 
  • DC1.6 De bachelor in de geneeskunde is vertrouwd met de principes van evidence based medicine en kan de passende richtlijnen opzoeken, kritisch beoordelen en gebruiken.
  •  EC 
  • EC02 De bachelor in de geneeskunde is in staat om, in oefensituaties met een toenemende moeilijkheidsgraad en zelfstandigheid, een anamnese af te nemen, een lichamelijk onderzoek uit te voeren, enkele relevante hypothesen te verwoorden, een inschatting van de ernst en urgentie van de situatie te geven en een te verwachten beloop te schetsen.
     
  •  DC 
  • DC2.2 De bachelor in de geneeskunde kan een diagnostisch landschap uittekenen.
  •  EC 
  • EC06 De bachelor in de geneeskunde kan constructief samenwerken in een team en erkent de meerwaarde van het werken in interdisciplinaire en interprofessionele context.
     
  •  DC 
  • DC6.1 De bachelor in de geneeskunde werkt effectief samen met medestudenten, artsen en andere zorgverleners.
  •  EC 
  • EC07 De bachelor in de geneeskunde kan het eigen werk effectief en efficiënt organiseren.
     
  •  DC 
  • DC7.1 De bachelor in de geneeskunde maakt een realistische planning en respecteert deadlines.
     
  •  DC 
  • DC7.2 De bachelor in de geneeskunde toont een gepast niveau van zelfstandig probleemoplossend gedrag.
  •  EC 
  • EC09 De bachelor in de geneeskunde heeft inzicht in de principes en processen van ziektepreventie, gezondheidspromotie en gedragsverandering en past deze toe in zijn/haar omgeving.
     
  •  DC 
  • DC9.1 De bachelor in de geneeskunde kent de individuele en collectieve determinanten van gezondheidsgerelateerd en hulpzoekend gedrag.
     
  •  DC 
  • DC9.2 De bachelor in de geneeskunde is vertrouwd met specifieke thema's in de gezondheidsbevordering, waaronder volksgezondheid, leefstijlgerelateerde gezondheidsrisico's en gezondheidszorg voor kwetsbare groepen.
  •  EC 
  • EC13 De bachelor in de geneeskunde heeft een attitude van levenslang leren met een persoonlijke leerstrategie.
     
  •  DC 
  • DC13.2 De bachelor in de geneeskunde gebruikt examenresultaten en feedback van docenten, begeleiders, coaches en medestudenten om zijn/haar eigen ontwikkeling kritisch te beschouwen en bevorderen.
     
  •  DC 
  • DC13.3 De bachelor in de geneeskunde toont bereidheid tot levenslang leren.
  •  EC 
  • EC14 De bachelor in de geneeskunde kan het eigen functioneren kritisch evalueren.
     
  •  DC 
  • DC14.3 De bachelor in de geneeskunde kan zichzelf positioneren ten aanzien van ethische dilemma's en hierbij de eigen standpunten en emoties situeren ten aanzien van de belangen van de patiënt, de doelstellingen van de gezondheidszorg, en de geldende ethische en juridische standaarden.
     
  •  DC 
  • DC14.5 De bachelor in de geneeskunde vertoont passend professioneel gedrag in diverse situaties.
  •  EC 
  • EC15 De bachelor in de geneeskunde is in staat ethische problemen te herkennen, analyseren en een gepaste aanpak voor deze problemen in de praktijk te brengen.
     
  •  DC 
  • DC15.1 De bachelor in de geneeskunde herkent medisch-ethische problemen in theorie en praktijk.
 

  EC = eindcompetenties      DC = deelcompetenties      BC = beoordelingscriteria  
Aangeboden inTolerantie3
3de bachelorjaar in de geneeskunde J



1   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2.
2   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
3   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.