Besturingssystemen (4867) |
Onderwijstaal : Nederlands |
Studiepunten: 6,0 | | | Periode: semester 2 (6sp) | | | 2de Examenkans1: Ja | | | Eindcijfer2: Numeriek |
| Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Computerarchitectuur (4863)
|
5.0 stptn |
|
|
Problem Solving (9052)
|
10.0 stptn |
|
|
Adviserende volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
Volgende opleidingsonderdelen worden geadviseerd ook opgenomen te zijn in uw studieprogramma tot op heden.
|
|
|
Objectgeorienteerd Programmeren (4866)
|
6.0 stptn |
|
|
|
De student kent de basisbegrippen van computersystemen en de basisprincipes van microprocessoren.
De student beschikt over een basiskennis programmeren in Python en heeft noties van C.
|
|
|
Fundamentele concepten van de werking en programmering van besturingssystemen: . Taken vervuld door besturingssystemen; . Structuur van het besturingssysteem; . Procesbeheer (processen, threads en concurrency, CPU-planning); . Processynchronisatie (synchronisatietools, deadlockdetectie en -preventie); . Geheugenbeheer (hoofdgeheugen en virtueel geheugen); . File-System (bestandssysteem-interface en bestandssysteem-implementatie); . Opslagbeheer (massaopslagstructuur en I/O-systemen); . Beveiliging en bescherming.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
Periode 3 Studiepunten 6,00 Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplichte handboeken (boekhandel) |
|
Handboek 1:
Operating system concepts, A. Silberschatz, P.B. Galvin, G. Gagne, Tenth Edition, April 15 2018, Wiley and Sons, https://www.os-book.com/OS10/ |
|
|
Eindcompetenties bachelor in de informatica
|
- EC
| De afgestudeerde bachelor beschikt over een breed referentiekader waardoor hij/zij de eigen kennis en vaardigheden van het vakgebied voortdurend kan actualiseren. | | - DC
| De student begrijpt de samenhang tussen belangrijke deelgebieden van de informatica en kan de kennis daaruit combineren. | | - DC
| De student heeft grondige kennis over belangrijke deelgebieden van de informatica: programmeertalen en -paradigma''s, computerarchitectuur, human computer interaction, data management, algoritmen en datastructuren, software engineering, computernetwerken, logica, theoretische informatica, besturingssystemen en computer graphics. | | - DC
| De student kan doelgericht zijn/haar (informatica)kennis actualiseren, vertrekkend van het bestaand referentiekader. | | - DC
| De student kan kennis over de architectuur van software en hardware gebruiken om concrete problemen op te lossen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | - DC
| De student kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | - DC
| De student begrijpt de principes van computationeel denken en kan deze toepassen bij het programmeren. | | - DC
| De student begrijpt het belang van precieze syntaxis en semantiek van programmeertalen en kent het onderscheid tussen beide. | | - DC
| De student kan algoritmen implementeren in een programma. | | - DC
| De student kan redeneren over de correctheid van een algoritme. | | - DC
| De student kan software integreren vanuit verschillende bronnen (zoals softwarebibliotheken en frameworks). | | - DC
| De student kan uitleggen wat een algoritme is en een algoritmische aanpak definiëren voor het oplossen van een probleem. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan mogelijkheden om een informaticaprobleem op te lossen en de tools die hiervoor beschikbaar zijn, vergelijken en afwegen op hun bruikbaarheid, correctheid en efficiëntie. | | - DC
| De student kan een oplossing voor een probleem toepassen. | | - DC
| De student kan oplossingsmogelijkheden voor een probleem beschrijven. | | - DC
| De student kan oplossingsmogelijkheden voor een probleem vergelijken op voor- en nadelen, en een geschikte oplossingsmethode selecteren op basis van relevante criteria, zoals bruikbaarheid, correctheid en efficiëntie. |
|
|
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
Aangeboden in | Tolerantie3 |
1ste bachelorjaar in de informatica
|
J
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.
|
|