Kwantitatieve onderzoeksmethoden (4870) |
| Onderwijstaal : Nederlands |
| Studiepunten: 6,0 | | | | Periode: kwartiel 2 (6sp)  | | | | | 2de Examenkans1: Ja | | | | | Eindcijfer2: Numeriek |
| | | Examencontract: niet mogelijk |
|
Volgtijdelijkheid
|
| |
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
| |
| |
| |
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
| |
|
Methodologie van de sociale wetenschappen (4733)
|
6.0 stptn |
| |
|
Onderzoeksseminarie (4736)
|
6.0 stptn |
| |
|
|
|
De student ontwikkelt een wetenschappelijke probleemstelling en daarbij aansluitende onderzoeksvragen die beantwoord kunnen worden met kwantitatieve onderzoeksmethoden.
|
|
|
|
Het doel van dit opleidingsonderdeel is om de studenten inzicht te geven in kwantitatieve onderzoeksmethoden.
De verschillende stappen van de empirische onderzoekscyclus worden doorlopen. Meer specifiek zal dit opleidingsonderdeel de survey-methodologie introduceren. De studenten leren kwantitatieve onderzoeksvragen op te stellen, hoe theoretische constructen om te zetten naar meetbare indicatoren, de juiste en kritische vragen te stellen bij het design van een survey, het uitvoeren van een survey en een introductie tot de data-analyse en rapportering van survey resultaten. Hiervoor zal gebruikt gemaakt worden van het statistisch softwarepakket SPSS.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Casussessie ✔
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
|
|
|
|
|
Casestudy ✔
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
|
Huiswerktaken ✔
|
|
|
|
Oefeningen ✔
|
|
|
|
Paper ✔
|
|
|
|
Verslag ✔
|
|
|
|
Kwartiel 2 (6,00sp)
| Evaluatievorm | |
|
| Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 50 % |
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
| Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Een student moet minimum een 10/20 behalen op de deelevaluatie om het
deelcijfer te behouden. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode | 5 % |
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
| Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 5 % |
|
| Andere: | Aanwezigheid tijdens en voorbereiding van de casussessies telt mee voor 5% van het eindresultaat. Studenten worden geacht op minstens 75% van de casussessies aanwezig te zijn. Bijkomende afwezigheid dient gewettigd te worden. |
|
|
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
| Mondeling examen | 40 % |
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
| Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Een student moet minimum een 10/20 behalen op de deelevaluatie om het
deelcijfer te behouden. |
|
|
|
|
|
|
|
|
| Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
| Voorwaarden | Studenten moeten deelnemen aan elke deelevaluatie.
Een student moet minimum een 10/20 behalen op elke deelevaluatie om te kunnen slagen op het opleidingsonderdeel. Onder deelevaluaties verstaan we 1) het geheel van evaluaties tijdens de onderwijsperiode en 2) de evaluatie tijdens de examenperiode. Eventuele resultaten op aanwezigheid of voorbereiding tellen mee als deel van de evaluaties tijdens de onderwijsperiode. |
|
|
|
| Gevolg | Studenten die niet deelnemen aan alle deelevaluaties kunnen geen eindcijfer behalen voor het opleidingsonderdeel en krijgen een N.
Een student die op één (of beide) deelevaluaties een lager cijfer dan 10/20 behaalt, krijgt als cijfer het rekenkundig gemiddelde, met een maximum van 9/20 voor het opleidingsonderdeel. |
|
|
|
| Extra info | Aanwezigheid tijdens en voorbereiding van de casussessies telt mee voor 5% van het eindresultaat. Studenten worden geacht op minstens 75% van de casussessies aanwezig te zijn. Bijkomende afwezigheid dient gewettigd te worden.
Bij het groepswerk wordt voldoende inbreng van elke student verwacht. Naast de groepspresentatie speelt peerassessment mee in de beoordeling. Meer informatie over de peerassessment is terug te vinden in de studieleidraad.
Het gebruik van GenAI wordt toegestaan maar hierbij wordt aan de studenten gevraagd om bij deze opdracht(en) een GenAI-statement in te vullen, d.i. een verklaring op woord van eer over het gebruik van generatieve AI applicaties. Indien er elementen opduiken die tot twijfel leiden over de volledigheid en/of correctheid van het ingevulde GenAI-statement en/of een student dit GenAI-statement niet invulde, zal de student voor een gesprek met het bureau van de examencommissie worden uitgenodigd en kunnen sancties worden opgelegd, zoals beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling 2025-26 van de UHasselt, artikel 18 van de Examenregeling. Het GenAI-statement zal beschikbaar gemaakt worden via Blackboard. |
|
Tweede examenkans
| Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
| Toelichting evaluatievorm | Studenten die niet slagen voor de schriftelijke deelevaluatie tijdens de onderwijsperiode krijgen een individuele schriftelijke opdracht ter vervanging van de groepspaper. De onderdelen 'aanwezigheid en voorbereidingen' én 'uitsturen van de survey' (beide 5%) zijn niet herkansbaar en worden overgedragen vanuit eerste zit. De mondelinge deelevaluatie tijdens de examenperiode is dezelfde als de eerste evaluatiekans.
|
|
|
|
|
 
|
| Verplichte handboeken (boekhandel) |
| |
Handboek 1:
Surveys in Social Research, David De Vaus, Sixth edition, Routledge
ISBN: 9780415530187 |
|
 
|
| Verplicht studiemateriaal |
| |
Aanvullend studiemateriaal wordt aangeboden op BlackBoard. |
|
|
Eindcompetenties bachelor in de sociale wetenschappen
|
- EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen beschikt over de nodige kwantitatieve, kwalitatieve en digitale methodologische vaardigheden om sociaalwetenschappelijk onderzoek onder begeleiding op te zetten en uit te voeren. | | | - DC
| De student beheerst de basisvaardigheden van het werken met de statistisch software SPSS. | | | | - BC
| De student kan het software programma SPSS correct gebruiken voor het inlezen, manipuleren en analyseren van data.
De s tudent kan output van het software pakket correct interpreteren. | | | - DC
| De student kan de belangrijkste componenten (wetenschappelijke probleemstelling, onderzoeksvraag, literatuurstudie, onderzoeksdesign en conclusie) van een onderzoeksplan uitwerken en motiveren. | | | | - BC
| De student heeft inzicht in de verschillende survey-technieken en kan deze kritisch vergelijken en evalueren.
De studen t heeft inzicht in de verschillende sampling-technieken en kan deze kritisch vergelijken en evalueren.
De student kan e en vragenlijst op een correcte manier opzetten rekening houdend met de principies van (betekenis)validiteit, betrouwbaarheid, re spons rate, en relevantie.
De student heeft inzicht in de weging van onderzoekspopulaties.
De student reflecte ert over de uitdagingen rond operationalisering, sampling constructie, representativiteit, vragenconstructie, non-respons en ove rweegt de verschillende technieken.
De student heeft inzicht in het opzetten van survey data voor analyse met focus op het codeerproces, voorbereiden van variabelen en schaalconstructie.
De student kan survey data zowel descriptief als in ferentieel analyseren. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen houdt rekening met sociale en ethische normen in het eigen denken en handelen, op basis van een open, integere en kritische wetenschappelijke houding en een maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. | | | - DC
| De student hanteert strikt de regels van wetenschappelijke integriteit tijdens zelfstandige opdrachten. | | | - DC
| De student houdt rekening met ethische en deontologische regels binnen het (sociaal)wetenschappelijk onderzoek. | | | | - BC
| De student reflecteert kritisch over de ethische overwegingen in de fase van data verzameling (vrijwillige participatie, informe d consent, anonimiteit en vertrouwelijkheid).
De student reflecteert kritisch over de ethsiche overwegingen in de fase van data analyse. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan een valide sociaalwetenschappelijke onderzoeksvraag formuleren, door theorie(ën) toe te passen op een goed afgebakend maatschappelijk vraagstuk, dit te kaderen binnen de bredere maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie. | | | - DC
| De student is in staat om een complexe sociaalwetenschappelijke vraagstelling om te zetten naar een kwantitatief meetbaar probleem. | | | | - BC
| De student kan op basis van bestaande literatuur indicatoren identificeren voor opname in een survey-onderzoek.
De student kan theoretische concepten omzetten naar kwantitatief meetbare indicatoren. | | | - DC
| De student kan een duidelijke probleemstelling en relevante onderzoeksvragen formuleren, toegepast op een goed afgebakend maatschappelijk vraagstuk op vlak van digitalisering, diversiteit en/of democratie. | | | | - BC
| De student ontwikkelt een wetenschappelijke probleemstelling en daarbij aansluitende onderzoeksvragen die beantwoordt kunnen worden met kwantitatieve onderzoeksmethoden. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan mondeling, schriftelijk en visueel rapporteren over wetenschappelijk onderzoek op een onderbouwde, coherente en overtuigende wijze. | | | - DC
| De student voert een helder (schriftelijk, mondeling en/of visueel) wetenschappelijk betoog. Hierbij hanteert de student een correct, academisch taalgebruik. | | | | - BC
| De student kan een empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoeksrapport op een logische en coherente manier opbouwen.
De student rapporteert over wetenschappelijk onderzoek op een onderbouwde, coherente en overtuigende wijze; op schriftelijke (pape r), mondelinge wijze en/of visuele wijze (presentatie).
De student maakt gebruik van de aangeleerde visualisatie techni eken (via SPSS) om resultaten weer te geven en integreert deze op een coherente manier in een paper en/of presentatie. | - EC
| De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan wetenschappelijke informatie op een effectieve manier delen en samen met anderen naar een resultaat toewerken. Daarvoor beschikt zij/hij over de vaardigheden om op een correcte, gestructureerde, toegankelijke en overtuigende manier te communiceren. Zij/hij is ook in staat om vlot en constructief met anderen samen te werken in een multidisciplinair en divers team. | | | - DC
| De student kan constructief en oplossingsgericht met anderen naar een resultaat toewerken. | | | | - BC
| De student kan in team werken aan de opzet en uitvoering van een kwantitatief onderzoek.
De student kan op een constructieve manier het eigen onderzoek en dat van medestudenten beoordelen en verbeteren. |
|
|
|
| | EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
| Aangeboden in | Tolerantie3 |
|
2de bachelorjaar in de sociale wetenschappen
|
J
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
| 2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.
|
|