De elektronische studiegids voor het academiejaar 2025 - 2026 is onder voorbehoud.





Democratie, politiek en participatie (4883)

  
Coördinerend verantwoordelijke :Prof. dr. Julien VRYDAGH 
  
Co-titularis :Prof. dr. Jan BOON 
  
Lid van het onderwijsteam :Mevrouw Camille MEUS 


Onderwijstaal : Nederlands


Studiepunten: 6,0
  
Periode: semester 2 (6sp) OF semester 2 (6sp)
  
2de Examenkans1: Ja
  
Eindcijfer2: Numeriek
 
Examencontract: niet mogelijk


 
Volgtijdelijkheid
 
   Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
 
 

Begincompetenties

De student wordt geadviseerd om Politicologie en Bestuurskunde I (4737) te hebben gevolgd in een voorgaande onderwijsperiode, en te beschikken over volgende begincompetenties:
• De student kan de belangrijkste (basisbegrippen van) theoretische stromingen binnen de politieke wetenschappen en bestuurskunde beschrijven, toepassen op concrete casussen en actuele voorbeelden, en kritisch beoordelen.
• De student heeft inzicht in de politieke en bestuurlijke processen, actoren en instellingen op de verschillende bestuursniveaus.
• De student kan de resultaten van onderzoek in het domein van de politieke wetenschappen en bestuurskunde interpreteren, toelichten en kritisch benaderen.
• De student kan wetenschappelijke literatuur correct verwerken en de belangrijkste bevindingen delen met medestudenten.
• De student kan samen met medestudenten groepsopdrachten voorbereiden en uitvoeren.
• De student kan op een constructieve manier in discussie gaan met anderen over tegengestelde bevindingen en naar een conclusie toewerken.
• De student kan een onderbouwd standpunt ontwikkelen rond politicologische en bestuurskundige thema's.
• De student kan haar/zijn standpunt op gepaste wijze communiceren, zowel mondeling tijdens de casussessies als bij schriftelijke opdrachten.



Inhoud

In het opleidingsonderdeel ‘Democratie, Politiek en Participatie’ krijgen studenten inzicht in definities van democratie en burgerparticipatie, en de  meerlagigheid van deze concepten. Studenten maken kennis met diverse basismodellen van democratie en hoe deze zich verhouden tot vormen van politieke participatie. Ze leren hoe basismodellen zich in de praktijk gecombineerd voortdoen en  functioneren, en begrensd worden door een maatschappelijke en historische context.

In een eerste deel van het vak wordt stilgestaan bij het concept democratie, de theoretische meerwaarde ervan ten opzichte van andere modellen van bestuur, en hoe democratie historisch zich ontwikkeld heeft. We gaan dieper in op de veelheid aan manieren waarop  democratie vandaag tot uiting komt op globaal niveau en in België.

Aan de hand van ideale basismodellen bespreken we hoe democratie zich ontwikkelt binnen een  bepaalde maatschappelijke context, en wat de respectievelijke voor- en nadelen zijn van elk model. We kijken ten slotte hoe de de basismodellen van democratie in combinatie (al dan niet complementair) voorkomen. 

In een tweede deel, bekijken we de verschillende vormen van burgerparticipatie. De studenten leren het concept van democratische innovatie en hoe dit tot uiting komt in verschillende vormen van participatieve processen (namelijk burgerbegroting, burgerpanels, referenda en burgerinitiatieven, online participatie, en collaborative governance). De studenten leren de kernmerken, sterktes en zwaktes van die verschillende democratische innovaties en hoe die gecombineerd kunnen worden. 



Organisatie- / Werkvormen
Organisatievormen  
Casussessie  
Hoorcollege  
Werkvormen  
Casestudy  
Discussies /debat  
Groepswerk  
Huiswerktaken  
Paper  


Evaluatie

Periode 3    Studiepunten 6,00

Evaluatievorm
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode10 %
Behoud van deelcijfer in academiejaar
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaarBehoud van deelcijfers indien student geslaagd is op evaluatie tijdens onderwijsperiode. Indien niet, wordt een vervangopdracht voorzien.
Verslag
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode25 %
Behoud van deelcijfer in academiejaar
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaarBehoud van deelcijfers indien student geslaagd is op evaluatie tijdens onderwijsperiode. Indien niet, wordt een vervangopdracht voorzien.
Presentatie
Praktijkevaluatie tijdens onderwijsperiode5 %
Behoud van deelcijfer in academiejaar
Schriftelijk examen60 %
Open vragen
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen)
VoorwaardenEen student moet minimum een 10/20 behalen op elke deelevaluatie om te kunnen slagen op het opleidingsonderdeel. Onder deelevaluaties verstaan we 1) het geheel van evaluaties tijdens de onderwijsperiode en 2) de evaluatie tijdens de examenperiode. Eventuele resultaten op aanwezigheid of voorbereiding tellen mee als deel van de evaluaties tijdens de onderwijsperiode.
GevolgEen student die op één (of beide) deelevaluaties een lager cijfer dan 10/20 behaalt, krijgt als cijfer het rekenkundig gemiddelde, met een maximum van 9/20 voor het vak.
Extra info

Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode gebeurt via een groepspresentatie, waarbij een casus wordt uitgewerkt en toegelicht. Bij het groepswerk wordt voldoende inbreng van elke student verwacht. De peerevaluatie gebeurt via het Buddycheck programma op Blackboard. De factor die door dit programma wordt berekend, wordt vermenigvuldigd met de score van het groepswerk voor iedere student. De berekeningswijze en het verloop van de peerevaluatie wordt verder uiteengezet in de studieleidraad/op Blackboard. Is er sprake van een mogelijk beduidend kleinere bijdrage, dan zal het opvolgproces inzake meeliftgedrag opgestart worden. Schriftelijk examen tijdens examenperiode gebeurt met gesloten boek, individueel, bestaande uit combinatie van meerkeuzevragen en open vragen. Voor het meerkeuzeonderdeel van het examen wordt de standaard cesuur zonder giscorrectie gehanteerd.


Tweede examenkans

Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans
Neen
Toelichting evaluatievorm Behoud deelcijfer voorbereiding casussessies. Voor dit evaluatieonderdeel is er geen tweede examenkans. Schriftelijk examen met gesloten boek, individueel, bestaande uit combinatie van meerkeuzevragen en open vragen. Voor het meerkeuzeonderdeel van het examen wordt de standaard cesuur zonder giscorrectie gehanteerd.
 

Verplicht studiemateriaal
 

(1) Powerpoints;

(2) Bijkomend materiaal dat gedeeld wordt op Blackboard. 

 

Aanbevolen literatuur
  On Democracy,Robert A. Dahl,Second Edition (2015),Yale University Press,0300194463

Vitale democratie: Theorie van democratie in actie,Frank Hendriks,Eerste editie (2006),University Press Amsterdam,vrij verkrijgbaar PDF-document


Eindcompetenties
bachelor in de sociale wetenschappen
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen beschikt over de nodige kwantitatieve, kwalitatieve en digitale methodologische vaardigheden om sociaalwetenschappelijk onderzoek onder begeleiding op te zetten en uit te voeren.

     
  •  DC 
  • De student kan onder begeleiding en via kwantitatieve onderzoeksmethoden bestaande datasets verwerken, en hieruit inzichten distilleren.
      
  •  BC 
  • De student formuleert een (of meerdere) onderzoeksbevinding(en) als resultaat van correct toegepaste kwantitatieve onderzoeksmethoden.
     
  •  DC 
  • De student kan onder begeleiding en via kwantitatieve onderzoeksmethoden bestaande datasets verwerken, en hieruit inzichten distilleren.
      
  •  BC 
  • De student formuleert een (of meerdere) onderzoeksbevinding(en) als resultaat van correct toegepaste kwantitatieve onderzoeksmethoden.
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft kennis van en inzicht in basisbegrippen, onderzoekstradities en theoretische stromingen omtrent ‘grand challenges’, in het bijzonder op vlak van digitalisering, diversiteit en/of democratie op lokaal, regionaal, nationaal, Europees en globaal niveau.

     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in democratie als een meervoudig verschijnsel, kan basismodellen van democratie definiëren en ontleden volgens hun onderscheidende kenmerken.
      
  •  BC 
  • De student kan de verschillende definities van het concept democratie toelichten, en historisch situeren.

    De student kan de basismodellen van democratie onderscheiden en toelichten.
     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in democratie als een meervoudig verschijnsel, kan basismodellen van democratie definiëren en ontleden volgens hun onderscheidende kenmerken.
      
  •  BC 
  • De student kan de verschillende definities van het concept democratie toelichten, en historisch situeren.

    De student kan de basismodellen van democratie onderscheiden en toelichten.
     
  •  DC 
  • De student kent de theoretische voor- en nadelen van democratie en de basismodellen van democratie, en kan deze toepassen in een kritische analyse van bestaande democratische systemen.
      
  •  BC 
  • De student kan kritisch reflecteren over de (meer)waarde van democratie.

    De student kan de aangereikte basismodellen van democratie kritisch bespreken, en toepassen op concrete casussen.
     
  •  DC 
  • De student kent de theoretische voor- en nadelen van democratie en de basismodellen van democratie, en kan deze toepassen in een kritische analyse van bestaande democratische systemen.
      
  •  BC 
  • De student kan kritisch reflecteren over de (meer)waarde van democratie.

    De student kan de aangereikte basismodellen van democratie kritisch bespreken, en toepassen op concrete casussen.
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft kennis van maatschappelijke structuren, processen, vraagstukken en technologieën, die vorm geven aan de rol en het functioneren van publieke en private organisaties, beleidsnetwerken, media en sociale bewegingen.

     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in hoe de maatschappelijke context de uitingsvormen en het functioneren van democratie beïnvloedt.
      
  •  BC 
  • De student kan toelichten waarom en op welke manier basismodellen van democratie contextafhankelijk voorkomen.
     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in hoe de maatschappelijke context de uitingsvormen en het functioneren van democratie beïnvloedt.
      
  •  BC 
  • De student kan toelichten waarom en op welke manier basismodellen van democratie contextafhankelijk voorkomen.
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft inzicht in de onderlinge relatie van de belangrijkste theoretische stromingen, basisbegrippen, onderzoekstradities en historische ontwikkelingen binnen en tussen de vakgebieden van sociologie, bestuurkunde en communicatiewetenschappen, alsook in verhouding tot vakgebieden binnen en buiten de sociale wetenschappen (interdisciplinariteit).

     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in het belang en de implicaties van, enerzijds, democratie en diversiteit en, anderzijds, democratie en digitalisering.
      
  •  BC 
  • De student kan de implicaties van basismodellen van democratie voor diversiteit toelichten.

    De student kan de uitingsvormen en uitdagingen van digitale democratie beschrijven en analyseren.
     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in het belang en de implicaties van, enerzijds, democratie en diversiteit en, anderzijds, democratie en digitalisering.
      
  •  BC 
  • De student kan de implicaties van basismodellen van democratie voor diversiteit toelichten.

    De student kan de uitingsvormen en uitdagingen van digitale democratie beschrijven en analyseren.
     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in hoe basismodellen van democratie complementair kunnen worden ingezet in democratische systemen.
      
  •  BC 
  • De student is in staat om elementen uit verschillende basismodellen van democratie te herkennen in democratische systemen, en hun samenhang toe te lichten.
     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in hoe basismodellen van democratie complementair kunnen worden ingezet in democratische systemen.
      
  •  BC 
  • De student is in staat om elementen uit verschillende basismodellen van democratie te herkennen in democratische systemen, en hun samenhang toe te lichten.
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen heeft kennis van de belangrijkste theoretische stromingen, basisbegrippen, onderzoekstradities en historische ontwikkelingen binnen het domein van de sociale wetenschappen en kan deze duiden vanuit een sociaal-wetenschappelijk multidisciplinair perspectief.

     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in democratie als een meervoudig verschijnsel, en kan basismodellen van democratie definiëren en ontleden volgens hun onderscheidende kenmerken.
      
  •  BC 
  • De student kan de verschillende definities van het concept democratie toelichten, en historisch situeren.

    De student kan de basismodellen van democratie onderscheiden en toelichten.
     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in democratie als een meervoudig verschijnsel, en kan basismodellen van democratie definiëren en ontleden volgens hun onderscheidende kenmerken.
      
  •  BC 
  • De student kan de verschillende definities van het concept democratie toelichten, en historisch situeren.

    De student kan de basismodellen van democratie onderscheiden en toelichten.
     
  •  DC 
  • De student kent de theoretische voor- en nadelen van democratie en de basismodellen van democratie, en kan deze toepassen in een kritische analyse van bestaande democratische systemen.
      
  •  BC 
  • De student kan kritisch reflecteren over de (meer)waarde van democratie.

    De student kan de aangereikte basismodellen van democratie kritisch bespreken, en toepassen op concrete casussen.
     
  •  DC 
  • De student kent de theoretische voor- en nadelen van democratie en de basismodellen van democratie, en kan deze toepassen in een kritische analyse van bestaande democratische systemen.
      
  •  BC 
  • De student kan kritisch reflecteren over de (meer)waarde van democratie.

    De student kan de aangereikte basismodellen van democratie kritisch bespreken, en toepassen op concrete casussen.
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen houdt rekening met sociale en ethische normen in het eigen denken en handelen, op basis van een open, integere en kritische wetenschappelijke houding en een maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.

     
  •  DC 
  • De student houdt rekening met ethische en deontologische regels binnen het (sociaal)wetenschappelijk onderzoek.
      
  •  BC 
  • De student refereert, citeert en parafraseert correct en consistent.
     
  •  DC 
  • De student houdt rekening met ethische en deontologische regels binnen het (sociaal)wetenschappelijk onderzoek.
      
  •  BC 
  • De student refereert, citeert en parafraseert correct en consistent.
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan mondeling, schriftelijk en visueel rapporteren over wetenschappelijk onderzoek op een onderbouwde, coherente en overtuigende wijze.

     
  •  DC 
  • De student kan de bevindingen van eigen onderzoek schriftelijk en mondeling rapporteren, en hanteert hierbij een correct en academisch taalgebruik.
      
  •  BC 
  • De student formuleert een (of meerdere) onderzoeksbevinding(en) op heldere en correcte wijze, en past hierbij academisch taalgebruik correct toe.
     
  •  DC 
  • De student kan de bevindingen van eigen onderzoek schriftelijk en mondeling rapporteren, en hanteert hierbij een correct en academisch taalgebruik.
      
  •  BC 
  • De student formuleert een (of meerdere) onderzoeksbevinding(en) op heldere en correcte wijze, en past hierbij academisch taalgebruik correct toe.
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan probleemoplossend, zelfsturend en innovatief denken en handelen, op basis van kritisch reflecteren over het eigen leerproces.

     
  •  DC 
  • De student verwerkt feedback van medestudenten en/of docenten constructief en effectief.
      
  •  BC 
  • De student stuurt (indien nodig) zijn leerproces of -output bij op basis van de feedback van medestudenten en/of docenten.
     
  •  DC 
  • De student verwerkt feedback van medestudenten en/of docenten constructief en effectief.
      
  •  BC 
  • De student stuurt (indien nodig) zijn leerproces of -output bij op basis van de feedback van medestudenten en/of docenten.
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan relevante bronnen en literatuur omtrent een welbepaald sociaalwetenschappelijke vraagstuk identificeren, verzamelen en kritisch verwerken in een theoretisch conceptueel kader.

     
  •  DC 
  • De student kan op een effectieve manier wetenschappelijke literatuur opzoeken.
      
  •  BC 
  • De student verwijst naar kwaliteitsvolle wetenschappelijke bronnen.
     
  •  DC 
  • De student kan op een effectieve manier wetenschappelijke literatuur opzoeken.
      
  •  BC 
  • De student verwijst naar kwaliteitsvolle wetenschappelijke bronnen.
     
  •  DC 
  • De student kan wetenschappelijke literatuur helder en coherent samenvatten.
      
  •  BC 
  • De student integreert wetenschappelijke literatuur in de opbouw van een coherente argumentatie.
     
  •  DC 
  • De student kan wetenschappelijke literatuur helder en coherent samenvatten.
      
  •  BC 
  • De student integreert wetenschappelijke literatuur in de opbouw van een coherente argumentatie.
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor in de sociale wetenschappen kan wetenschappelijke informatie op een effectieve manier delen en samen met anderen naar een resultaat toewerken. Daarvoor beschikt zij/hij over de vaardigheden om op een correcte, gestructureerde, toegankelijke en overtuigende manier te communiceren. Zij/hij is ook in staat om vlot en constructief met anderen samen te werken in een multidisciplinair en divers team.

     
  •  DC 
  • De student kan constructief en oplossingsgericht met anderen naar een resultaat toewerken.
      
  •  BC 
  • De student toont voldoende inzet in de samenwerking met anderen.

    De student werkt constructief en oplossingsgericht samen met anderen.
     
  •  DC 
  • De student kan constructief en oplossingsgericht met anderen naar een resultaat toewerken.
      
  •  BC 
  • De student toont voldoende inzet in de samenwerking met anderen.

    De student werkt constructief en oplossingsgericht samen met anderen.
 

  EC = eindcompetenties      DC = deelcompetenties      BC = beoordelingscriteria  
Aangeboden inTolerantie3
2 ba major Bestuurskunde (democratie) met minor Communicatiewetenschappen (digitalisering) J
2 ba major Bestuurskunde (democratie) met minor Sociologie (diversiteit) J
2 ba major Communicatiewetenschappen (digitalisering) met minor Bestuurskunde (democratie ) J
2 ba major Sociologie (diversiteit) met minor Bestuurskunde (democratie) J



1   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2.
2   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
3   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.