Datageletterdheid in het basisonderwijs: onderzoek in de praktijk (5035) |
Onderwijstaal : Nederlands |
Studiepunten: 5,0 | | | Periode: semester 2 (5sp) | | | 2de Examenkans1: Ja | | | Eindcijfer2: Numeriek |
| Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Geen volgtijdelijkheid
|
|
Er wordt verwacht dat de studenten de volgende eindcompetenties van de educatieve bachelor kleuter- of lager onderwijs beheersen: - De studenten begeleiden autonoom kinderen bij hun leer- en ontwikkelingsproces. Vertrekkende vanuit de beginsituatie van de klasgroep en het individuele kind en de eindtermen en leerplannen formuleren de studenten concrete doelstellingen en selecteren passende leerinhouden, leermiddelen, werk- en groeperingsvormen. De studenten kiezen geschikte differentiatie-, evaluatie- en remediëringsmethodes zodat elk kind zich maximaal kan ontwikkelen.
- De studenten kunnen een praktijkprobleem op systematische wijze onderzoeken en kritisch reflecteren over hun eigen functioneren, maatschappelijke ontwikkelingen, relevante theoretische denkkaders en inzichten uit onderwijsonderzoek met het oog op het verbeteren van het leerproces van hun kinderen. Ze detecteren professionaliseringsnoden en tonen een bereidheid tot levenslang leren.
- De studenten tonen gepaste beroepshoudingen als beslissingsvermogen, relationele gerichtheid, kritische ingesteldheid, leergierigheid, organisatievermogen, zin voor samenwerking, verantwoordelijkheidszin en flexibiliteit.
Verder wordt er verwacht dat de studenten basisconcepten van beschrijvende statistiek (gemiddelde, mediaan, percentiel) beheersen.
|
|
|
In dit opleidingsonderdeel gaan de studenten met de theoretische input van het opleidingsonderdeel ‘Datageletterdheid in de basisschool: Theoretische verdieping’ (d.w.z. theoretische kaders rond kwaliteitszorg, bestaande onderwijsdashboards relevant voor het basisonderwijs) aan de slag in onderwijs in de praktijk. Ze krijgen authentieke praktijkopdrachten die ze (bij voorkeur) in één basisschool uitvoeren. De uitvoering van de praktijkopdrachten loopt van de derde week van de onderwijsperiode tot de laatste week van de onderwijsperiode.
De studenten bouwen doorheen het onderzoek in de praktijk een portfolio op, waarin ze de uitgevoerde opdrachten verzamelen en reflecteren op hun ervaringen, leerpunten en persoonlijke en professionele ontwikkeling, vertrekkende vanuit de theoretische kaders opgedaan tijdens het opleidingsonderdeel ‘Datageletterdheid in de basisschool: Theoretische verdieping’. De ervaringen, leerpunten en ontwikkeling van de studenten vormen tevens de input voor de intervisiemomenten tijdens de lesdagen.
|
|
|
|
|
|
|
Collectief feedback moment ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
|
|
Portfolio ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode | 100 % |
|
|
|
Gebruik studiemateriaal tijdens evaluatie | ✔ |
|
Toelichting | De studenten mogen alle studiematerialen (al dan niet geannoteerd) meebrengen en raadplegen tijdens de evaluatie. |
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | - Uitvoeren van de opgegeven praktijkopdrachten is verplicht - Tijdig indienen van een schriftelijke neerslag (portfolio) van het werkplekleren is verplicht |
|
|
|
Gevolg | Het niet voldoen aan 1 van deze 2 evaluatievoorwaarden resulteert in een onvoldoende voor dit opleidingsonderdeel. Studenten moeten binnen de onderwijsperiode van dit OPO alle praktijkopdrachten gerealiseerd hebben om in aanmerking te kunnen komen voor een tweede examenkans. Praktijkopdrachten kunnen niet buiten deze periode gerealiseerd worden. |
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | Evaluatie tijdens de examenperiode
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode 100%
De studenten herwerken hun portfolio, rekening houdend met de gekregen
feedback van hun docent, en worden geëvalueerd tijdens een
criteriumgericht interview.
Evaluatievoorwaarden:
Uitvoeren van de opgegeven praktijkopdrachten is verplicht.
Tijdig indienen van een schriftelijke neerslag (portfolio) van het
werkplekleren is verplicht.
Gevolg: Het niet voldoen aan 1 van deze 2 evaluatievoorwaarden
resulteert in een onvoldoende voor dit opleidingsonderdeel. Studenten
moeten binnen de onderwijsperiode van dit OPO alle praktijkopdrachten
gerealiseerd hebben om in aanmerking te kunnen komen voor een tweede
examenkans. Praktijkopdrachten kunnen niet buiten deze periode
gerealiseerd worden. |
|
|
|
|
Eindcompetenties schakelprogramma Master in het basisonderwijs
|
- EC
| 1.2 De student is een kritische, innovatieve, pedagogisch-didactische expert: hij/zij actualiseert, verbreedt en verdiept zijn/haar wetenschappelijke expertise levenslang. | - EC
| 1.3 De student is een kritische, innovatieve, pedagogisch-didactische expert: hij/zij richt kritisch- reflectief de onderwijspraktijk in, op basis van wetenschappelijke inzichten en contextspecifieke data. | - EC
| 1.4 De student is een kritische, innovatieve, pedagogisch-didactische expert: hij/zij innoveert in functie van klas- en schoolontwikkeling, op basis van wetenschappelijke inzichten en contextspecifieke data. | - EC
| 2.0 De student creëert een kansrijk leerklimaat in de klas en op school: hij/zij kan contextspecifieke data m.b.t. meervoudige, complexe noden van basisschoolkinderen correct interpreteren. | - EC
| 2.1 De student creëert een kansrijk leerklimaat in de klas en op school: hij/zij creëert een inclusief en positief klas- en schoolklimaat met het oog op de groei van elk kind, op basis van wetenschappelijke inzichten en contextspecifieke data. | - EC
| 2.2 De student creëert een kansrijk leerklimaat in de klas en op school: hij/zij speelt gedifferentieerd en flexibel in op meervoudige, complexe noden van basisschoolkinderen, op basis van wetenschappelijke inzichten en contextspecifieke data. | - EC
| 2.3 De student creëert een kansrijk leerklimaat in de klas en op school: hij/zij stuurt planmatig de bestaande zorgpraktijk bij, op basis van wetenschappelijke inzichten en contextspecifieke data. | - EC
| 3.2 De student onderzoekt de klas- en schoolpraktijk: hij/zij gebruikt wetenschappelijke methodes en analysetechnieken om complexe vraagstukken in de onderwijspraktijk te identificeren en aan te pakken. | - EC
| 4.1 De student is een verbindende coach en maatschappelijk betrokken teamspeler: hij/zij is sensitief voor en speelt in op de noden, zorgen en bekommernissen in het team. | - EC
| 4.3 De student is een verbindende coach en maatschappelijk betrokken teamspeler: hij/zij begeleidt het lerarenteam in processen van schoolontwikkeling en kwaliteitszorg op school, vanuit de PDCA-cyclus |
|
|
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
Aangeboden in | Tolerantie3 |
Schakel Master basisonderwijs module 3: Datageletterdheid in de basisschool
|
J
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.
|
|