Ontwerpvaardigheden (5460) |
Onderwijstaal : Nederlands |
Studiepunten: 6,0 | | | Periode: kwartiel 2 (6sp) | | | 2de Examenkans1: Ja | | | Eindcijfer2: Numeriek |
| Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Geen volgtijdelijkheid
|
|
Het vak ontwerpvaardigheden heeft tot doel de student kennis te laten maken met alle relevante elementen die een rol spelen bij het ontwerpen van verkeersinfrastructuur. Het gaat daarbij om zowel kennis van afzonderlijke onderdelen van de infrastructuur als van de processen en hulpmiddelen die deze onderdelen bij elkaar brengen. De elementen komen aan de orde in de volgende onderdelen: Introductie in het ontwerpen van Infrastructuur; Verdieping in verschillende vervoersmodi (voetganger, fiets, openbaar vervoer en auto); Integrale toegankelijkheid; Integratie van alle vervoersmodi op het niveau van wegvakken, en Processen rond en hulpmiddelen bij het maken van een 'globaal ontwerp van infrastructuur'. Daarnaast wordt aan de hand van een groepsopdracht een concrete ontwerpcase onder begeleiding van de docent uitgewerkt waarin de studenten werken aan een eenvoudig ontwerp en daarbij hun ontwerpafwegingen en -keuzes kunnen motiveren. Via een mondelinge toelichting en een eindrapport maken ze een verslag van deze activiteiten.
|
|
|
|
|
|
|
Excursie/veldwerk ✔
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
Werkzittingen ✔
|
|
|
|
|
|
Discussies /debat ✔
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Verslag ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 6,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Een deelcijfer op de groepsopdracht waarvoor een voldoende werd behaald
(≥ 10/20) tijdens de
eerste examenkans, kan worden overgedragen naar de tweede examenkans.
In geval van een onvoldoende resultaat op de groepsopdracht tijdens de
eerste examenkans, kan een alternatieve opdracht worden opgelegd maar
steeds in lijn met de na te streven eindcompetenties. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Schriftelijk examen | 75 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Een deelcijfer op het schriftelijk examen waarvoor een voldoende werd
behaald (≥ 10/20) tijdens de eerste examenkans, kan worden overgedragen
naar de tweede examenkans. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | Verplichte deelname en indiening
De student dient deel te nemen aan organisatie- en werkvormen: bijvoorbeeld werkzittingen en presentatie van de eindopdracht.
De student dient actief deel te nemen aan verplichte organisatie- en werkvormen waarbij interactie vereist is: bijvoorbeeld feedbackmomenten, excursies, presentaties, etc.
Het tijdig indienen van alle vereiste opdrachten (bv. eindrapport, presentatie) is verplicht om een eindcijfer te kunnen verkrijgen.
Minimale deelresultaten en slaagvoorwaarden
De student moet op elk van de evaluatieonderdelen (groepswerk en schriftelijk examen) een minimumscore behalen (≥ 10/20) om te kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel.
Enkel studenten die aan alle verplichte onderdelen voldaan hebben, kunnen een eindscore krijgen voor het opleidingsonderdeel. |
|
|
|
Gevolg | Niet-tijdig indienen of afwezigheid
Het niet of laattijdig indienen van verplichte opdrachten (zoals eindrapport en presentatie groepswerk) en/of ongewettigde afwezigheid bij verplichte onderwijsactiviteiten (zoals feedbackmomenten, presentaties of excursies) kan leiden tot een 0 voor het specifiek (deel)opleidingsonderdeel.
Gewettigde afwezigheid wordt tijdig gemeld door de student met de nodige stukken. Indien mogelijk, wordt een vervangopdracht opgelegd.
Onvoldoende op deelonderdelen
Wanneer de student op een deel van dit opleidingsonderdeel minder dan 8/20 behaalt, wordt dit laagste deelcijfer het eindcijfer van het volledige opleidingsonderdeel voor de betreffende examenkans.
Niet-actieve deelname
Bij niet-actieve deelname aan groepswerk (bv. vastgesteld via tussentijdse opvolgmomenten of via peerassessment), kan de individuele score van de student worden aangepast. |
|
|
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
- De slides van de hoorcolleges en werkzitting zoals deze op Blackboard worden geplaatst door leden van het onderwijsteam.
- Diverse hoofdstukken uit de Vlaamse vademeca wegontwerp voor fietsers, voetgangers, etc.
De leeswijzer op BlackBoard duidt aan welke secties uit deze vademeca doorgenomen kunnen worden als verdieping op de leerstof die in de slides wordt aangereikt en onderdeel uitmaakt van de leerstof voor het examen. |
|
 
|
Opmerkingen |
|
De werkzittingen worden gegeven door andere leden van het onderwijsteam: Dhr. Michaël Berten (Tractebel Engineering) |
|
|
Eindcompetenties bachelor in de mobiliteitswetenschappen
|
- EC
| EC1: De afgestudeerde bouwt zelfstandig, zelfsturend en kritisch kennis op. De afgestudeerde is in staat de eigen leerprocessen te plannen, te bewaken, te sturen en te evalueren en zorg te dragen voor eigen (kwaliteits-) controle. | | - DC
| DC1: De student is in staat om (in groep) de vereiste opdrachten te organiseren en uit te voeren binnen de voorziene tijdsperiode. De docent biedt richtlijnen en kaders die de student hierbij helpen. | | | - BC
| | | - DC
| DC2: De student kan een groepsplanning opstellen m.b.t. de studieinzet en deze bewaken en waar nodig bij sturen in functie van de voortgang. Gedurende het groepswerk is er afstemming en overleg met medestudenten waarmee de student samenwerkt. | | | - BC
| | | - DC
| DC3: De student plant zelfstandig zijn/haar werk en bewaakt deze planning. De student houdt hierbij een heldere planning aan en gaat passend met de beschikbare tijd om. | | | - BC
| | - EC
| EC2: De afgestudeerde heeft een gedegen kennis en inzicht in de concepten, methodes, en (onderzoeks)technieken van de mobiliteitswetenschappen en past deze adequaat toe. | | - DC
| DC1: De student kan op een zelfstandige wijze (anderstalige) vakliteratuur opzoeken, beoordelen en samenvatten i.f.v. de kennis die nodig is. | | | - BC
| | | - DC
| DC2: De student kan informatie m.b.t. het eigen vakgebied kritisch beoordelen en synthetiseren. | | | - BC
| | | - DC
| DC3: De student kan een document verwerken, kritisch evalueren en in verband brengen met zowel de gedoceerde cursus als beleidsrelevante toepassingen. | | | - BC
| | | - DC
| DC6: De student kan de belangrijkste theoretische denkkaders toepassen in de praktijk. | | | - BC
| | | - DC
| DC7: De student kan belangrijke theorieën m.b.t. een duurzame mobiliteit toepassen op eenvoudige en concrete mobiliteitsproblemen. | | | - BC
| | - EC
| EC3: De afgestudeerde is in staat om op basis van verworven kennis en inzicht te komen tot duurzame oplossingen voor complexe mobiliteitsvraagstukken. Daarnaast benadert de bachelor mobiliteitsproblemen vanuit het ruimere systeem door verbanden te leggen binnen het domein van mobiliteit en in relatie tot andere disciplines. | | - DC
| DC1: De student heeft zicht op het bredere interdisciplinaire kader waarin mobiliteitswetenschappen zich situeert. | | | - BC
| | | - DC
| DC3: De student heeft een gedegen interdisciplinaire kennis en inzicht in de belangrijkste theorieën en bevindingen van de verschillende basisdisciplines in mobiliteitswetenschappen. | | | - BC
| | - EC
| EC5: De afgestudeerde wordt bewustgemaakt van en heeft inzicht in het regionale en internationale beleidskader, de gelijkenissen en verschillen inzake mobiliteitsbeleid. De bachelor wordt gestimuleerd om contacten te leggen met diverse (inter)nationale gesprekspartners inzake mobiliteit. | | - DC
| DC1: De student kan relevante beleidskaders identificeren | | | - BC
| | - EC
| EC6: De afgestudeerde is in staat om te communiceren - zowel schriftelijk als mondeling - over zijn vakgebied met wetenschappers uit het eigen of aangrenzende vakgebieden en met brede maatschappelijke groeperingen. | | - DC
| DC1: De student is in staat om op een professionele manier schriftelijk te communiceren. | | | - BC
| | | - DC
| DC2: De student is in staat om op een professionele manier mondeling te communiceren. | | | - BC
| | - EC
| EC7: De afgestudeerde is in staat om constructief en coöperatief in teamverband naar oplossingen toe te werken. | | - DC
| DC1: De student staat open voor het gedachtegoed van anderen. | | | - BC
| | | - DC
| DC2: De student kan onderbouwde feedback aan medestudenten geven alsook ontvangen. | | | - BC
| | | - DC
| DC3: De student werkt actief mee in de groepsdynamische processen. | | | - BC
| |
|
|
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
Aangeboden in | Tolerantie3 |
1ste bachelorjaar in de mobiliteitswetenschappen
|
J
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.
|
|