Problem Solving (5632)

  
Coördinerend verantwoordelijke :Prof. dr. Frank VAN REETH 
  
Co-titularis :Prof. dr. Bart KUIJPERS 
 Prof. dr. Maarten WIJNANTS 
  
Lid van het onderwijsteam :De heer Arno VERSTRAETE 
 De heer Arthur JANSEN 
  Juno STEEGMANS 


Onderwijstaal : Nederlands


Studiepunten: 10,0
  
Periode: kwartiel 1 (5sp) + kwartiel 2 (5sp)
  
2de Examenkans1: Ja
  
Eindcijfer2: Numeriek
 
Examencontract: niet mogelijk


Overgangscurriculum
 
Volgtijdelijkheid
 
   Geen volgtijdelijkheid

Inhoud

Onder een 'oefening' verstaan we een vraagstelling waarbij het ogenblikkelijk duidelijk is wat er moet worden gedaan om tot een oplossing te komen (bijv.: zoek de wortels van een gegeven kwadratische vergelijking, inverteer deze matrix, ...). Een probleem daarentegen is een vraagstelling waarbij het antwoord niet onmiddellijk kan worden gegeven. Problemen vergen nader onderzoek vooraleer ze kunnen worden opgelost. In dit opleidingsonderdeel wordt de basis gelegd om probleemoplossend te leren denken.

In deel 1 gaat de student vooral actief bezig zijn met het oplossen van problemen, waarbij de nadruk ligt op problem solving processen, zonder specifieke nood aan formele wiskundige begrippen en programmeerkennis :

+ Problem-solving processen:

- toepassen van heuristieken (vereenvoudigen v.e. probleem, deelproblemen identificeren, patronen herkennen, gegevens organiseren, etc.)
- controle-aspecten (efficiënt inzetten van resources, vraagstelling op meta-niveau, etc.)
- juistheid van een oplossing aantonen (correcte argumentatie-/bewijstechnieken hanteren, etc.)

+ Wiskundige begrippen en -concepten:

- elementaire bewijstechnieken.


In deel 2 gaat de student vooral actief bezig zijn met het oplossen van problemen, waarbij de nadruk ligt op problem solving processen waarvoor wél formele wiskundige begrippen en/of programmeerkennis noodzakelijk zijn:


+ Problem-solving processen:

- verdere verbreding en verdieping van deel 1
- focus op transfereren van de basisvaardigheden naar vervolg leerlijnen wiskunde en programmeren

+ Wiskundige begrippen en -concepten:

- basisbegrippen (logica, verzamelingen, relaties, functies, etc.)
- correct gebruik/toepassen van deze begrippen

+ Programmeerconcepten:

- basisbegrippen uit de programmeertaal C (type en variabele declaraties, I/O, instructies, functies en parameter passing, dynamische geheugenallocatie, pointers, etc.).



Organisatie- / Werkvormen
Organisatievormen  
Hoorcollege  
Zelfstudieopdracht (ZSO)  


Evaluatie

Kwartiel 1 (5,00sp)

Evaluatievorm
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode25 %
Behoud van deelcijfer in academiejaar
Gesloten-boek
Open vragen
Schriftelijk examen75 %
Gesloten-boek
Open vragen

Kwartiel 2 (5,00sp)

Evaluatievorm
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode25 %
Behoud van deelcijfer in academiejaar
Gesloten-boek
Open vragen
Schriftelijk examen75 %
Gesloten-boek
Open vragen

Tweede examenkans

Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans
Neen
 

Verplicht studiemateriaal
 

Studiemateriaal wordt in de vorm van slides en een inleidende cursustekst op Blackboard ter beschikking gesteld. 



Eindcompetenties
bachelor in de informatica
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica hecht belang aan de technische kwaliteit van het geleverde eindproduct, werkt nauwgezet en systematisch en kan de hieraan verbonden specificaties correct naar software vertalen.

     
  •  DC 
  • De student kan nauwgezet werken aan opdrachten en projecten.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem.

     
  •  DC 
  • De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen.

     
  •  DC 
  • De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica kan gefundeerd redeneren, abstraheren en formaliseren, gebruik makend van kennis van en inzicht in de wiskundige basis van de informatica.

     
  •  DC 
  • De student kan een correcte logische redenering opbouwen.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden.

     
  •  DC 
  • De student begrijpt de principes van computationeel denken en kan deze toepassen bij het programmeren.

     
  •  DC 
  • De student begrijpt het belang van precieze syntaxis en semantiek van programmeertalen en kent het onderscheid tussen beide.

     
  •  DC 
  • De student kan algoritmen implementeren in een programma.

     
  •  DC 
  • De student kan uitleggen wat een algoritme is en een algoritmische aanpak definiëren voor het oplossen van een probleem.

 

  EC = eindcompetenties      DC = deelcompetenties      BC = beoordelingscriteria  
Aangeboden inTolerantie3
1ste bachelorjaar in de informatica J



1   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2.
2   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
3   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.