Individueel project (9028)

  
Coördinerend verantwoordelijke :Prof. dr. Frank NEVEN 
  
Co-titularis :Prof. dr. Jan VAN DEN BUSSCHE 
 Prof. dr. Peter QUAX 


Onderwijstaal : Nederlands


Studiepunten: 6,0
  
Periode: semester 1 (0sp) semester 2 (6sp)
  
2de Examenkans1: Ja
  
Eindcijfer2: Numeriek
 
Examencontract: niet mogelijk


 
Volgtijdelijkheid
 
   Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
 
 
  Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
    Algoritmen en Datastructuren (4988) 6.0 stptn
    Geavanceerd Objectgeoriënteerd Programmeren (4985) 6.0 stptn
    Lineaire Algebra (2248) 6.0 stptn
 

Inhoud

Zelfstandig kunnen analyseren, aanpakken/implementeren en evalueren van een gegeven probleemstelling, ondersteund door een geschreven werk in de vorm van een paper. Deze paper is geschreven op voorkennisniveau van een 3de bachelorstudent en omhelst met name de elementen die de student zichzelf eigen heeft moeten maken om tot een voltooiing van de opdracht te komen. De student levert een eindproduct af op basis waarvan bepaald wordt op welke manier de specifieke eindcompetenties gehaald werden.

 Concreet omvat dit eindproduct de volgende elementen:
1. paper;
2. een mondelinge (poster)presentatie op academisch niveau;
3. specifieke artefacten (software, uitgebreide rapportering, datasets,...).

De vereisten voor het individueel project en bovenstaande deelaspecten worden omschreven in een specifieke leidraad die de studenten ter beschikking wordt gesteld. Daarnaast zal de promotor specifieke vereisten m.b.t. de proef (onderwerpspecifiek) aan de student meedelen.



Organisatie- / Werkvormen
Organisatievormen  
Collectief feedback moment  
Hoorcollege  
Individueel begeleidingsmoment  
Project  


Evaluatie
Het opleidingsonderdeel wordt tweemaal aangeboden. De evaluatie is voor beide aanbiedingen identiek.

Semester 2 (6,00sp)

Evaluatievorm
Ander examen100 %
Andere:Paper en presentatie (zie specifieke leidraad voor meer informatie).

Tweede examenkans

Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans
Neen
 

Verplicht studiemateriaal
 

Er wordt een leidraad ter beschikking gesteld met verdere concrete informatie.



Eindcompetenties
bachelor in de informatica
  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor beschikt over een breed referentiekader waardoor hij/zij de eigen kennis en vaardigheden van het vakgebied voortdurend kan actualiseren. 

     
  •  DC 
  • De student begrijpt de samenhang tussen belangrijke deelgebieden van de informatica en kan de kennis daaruit combineren.

     
  •  DC 
  • De student heeft grondige kennis over belangrijke deelgebieden van de informatica: programmeertalen en -paradigma''s, computerarchitectuur, human computer interaction, data management, algoritmen en datastructuren, software engineering, computernetwerken, logica, theoretische informatica, besturingssystemen en computer graphics.

     
  •  DC 
  • De student heeft inzicht in andere disciplines waarop informatica wordt toegepast of die een toepassing vinden in de informatica.

     
  •  DC 
  • De student kan denken en handelen vanuit de fundamenten van de informatica.

     
  •  DC 
  • De student kan doelgericht zijn/haar (informatica)kennis actualiseren, vertrekkend van het bestaand referentiekader.

     
  •  DC 
  • De student kan kennis over de architectuur van software en hardware gebruiken om concrete problemen op te lossen.

     
  •  DC 
  • De student kan toepassingsgericht denken en handelen in informatica.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica hecht belang aan de technische kwaliteit van het geleverde eindproduct, werkt nauwgezet en systematisch en kan de hieraan verbonden specificaties correct naar software vertalen.

     
  •  DC 
  • De student kan de gevolgen van eigen technische keuzes uitleggen.

     
  •  DC 
  • De student kan de software engineering principes (nauwkeurigheid, formaliteit, scheiding van belangen, modulariteit, abstractie, bedacht zijn op wijzigingen, algemeenheid, incrementaliteit) uitleggen en toepassen op het eigen werk.

     
  •  DC 
  • De student kan fouten opsporen, analyseren en corrigeren, en de correctie valideren.

     
  •  DC 
  • De student kan gegeven specificaties (vereisten, software modellen, validatie criteria,...) respecteren.

     
  •  DC 
  • De student kan nauwgezet werken aan opdrachten en projecten.

     
  •  DC 
  • De student kan specificaties opstellen.

     
  •  DC 
  • De student kan tools voor versiebeheer gebruiken.

     
  •  DC 
  • De student kan verificatie en validatie uitvoeren op het eigen werk.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica houdt rekening met gebruikersaspecten van de informatica.

     
  •  DC 
  • De student kan in gesprek gaan met stakeholders om noden en prioriteiten te achterhalen en het eigen werk hierop afstemmen, rekening houdend met o.a. diversiteitsaspecten.

     
  •  DC 
  • De student kan reflecteren op de doelgerichtheid en bruikbaarheid van het eigen werk en dat van anderen.

     
  •  DC 
  • De student kan rekening houden met doelgerichtheid en bruikbaarheid tijdens de uitvoering van het eigen werk, en heeft daarbij oog voor het respecteren van privacy.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica is in staat informatie uit vakliteratuur en onderzoek op wetenschappelijk verantwoorde wijze te verwerken.

     
  •  DC 
  • De student kan informatie uit vakliteratuur en wetenschappelijk onderzoek kritisch interpreteren.

     
  •  DC 
  • De student kan informatie uit vakliteratuur en wetenschappelijk onderzoek opzoeken.

     
  •  DC 
  • De student kan relevante informatie uit vakliteratuur en wetenschappelijk onderzoek gebruiken.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica is zich bewust van informatica als wetenschappelijke discipline, toont een kritische ingesteldheid en kan een standpunt innemen en verdedigen op basis van verworven kennis en inzicht.

     
  •  DC 
  • De student kan informatie en inzichten uit diverse (wetenschappelijke) bronnen afwegen en combineren om een eigen standpunt te formuleren en te verdedigen.

     
  •  DC 
  • De student kan problemen van matige tot redelijke complexiteit op een wetenschappelijke manier onderzoeken en systematisch aanpakken.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem.

     
  •  DC 
  • De student kan de eigen creativiteit aanwenden om een matig complex informaticaprobleem op te lossen en deze oplossing te beschrijven.

     
  •  DC 
  • De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen.

     
  •  DC 
  • De student kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren.

     
  •  DC 
  • De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden.

     
  •  DC 
  • De student begrijpt de principes van computationeel denken en kan deze toepassen bij het programmeren.

     
  •  DC 
  • De student begrijpt het belang van documentatie en kan code documenteren.

     
  •  DC 
  • De student kan algoritmen implementeren in een programma.

     
  •  DC 
  • De student kan diverse software-ontwikkelingstools vergelijken met elkaar en vervolgens een geschikte tool selecteren en gebruiken.

     
  •  DC 
  • De student kan software integreren vanuit verschillende bronnen (zoals softwarebibliotheken en frameworks).

     
  •  DC 
  • De student kent de principes van diverse programmeerparadigma''s (zoals imperatief, object-georiënteerd en functioneel programmeren) en kan deze toepassen.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica kan mogelijkheden om een informaticaprobleem op te lossen en de tools die hiervoor beschikbaar zijn, vergelijken en afwegen op hun bruikbaarheid, correctheid en efficiëntie.

     
  •  DC 
  • De student kan een oplossing voor een probleem toepassen.

     
  •  DC 
  • De student kan geschikte technologie voor de implementatie van een oplossing selecteren en gebruiken.

     
  •  DC 
  • De student kan oplossingsmogelijkheden voor een probleem beschrijven.

     
  •  DC 
  • De student kan oplossingsmogelijkheden voor een probleem vergelijken op voor- en nadelen, en een geschikte oplossingsmethode selecteren op basis van relevante criteria, zoals bruikbaarheid, correctheid en efficiëntie.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica kan over het eigen werk rapporteren en communiceren, en kan het presenteren, aan informatici.

     
  •  DC 
  • De student kan het eigen werk mondeling presenteren aan informatici.

     
  •  DC 
  • De student kan het eigen werk mondeling verdedigen tegenover informatici.

     
  •  DC 
  • De student kan over het eigen werk schriftelijk rapporteren op het niveau van informatici.

  •  EC 
  • De afgestudeerde bachelor informatica kan reflecteren over kritiek en kan op basis hiervan het eigen functioneren aanpassen.

     
  •  DC 
  • De student kan de beschikbare tijd efficiënt indelen, en deze tijdsindeling evalueren en bijsturen.

     
  •  DC 
  • De student kan op een systematische manier reflecteren over feedback van docenten, medestudenten of externen en deze gebruiken om het eigen werk te verbeteren.

     
  •  DC 
  • De student kan reflecteren op het eigen functioneren en, indien nodig, bijsturen.

 

  EC = eindcompetenties      DC = deelcompetenties      BC = beoordelingscriteria  
Aangeboden inTolerantie3
3de bachelorjaar in de informatica J
exchange bachelor informatica K J
schakelprogramma informatica J



1   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2.
2   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3.
3   Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.