Onderwijstaal : Nederlands |
Studiepunten: 15,0 | | | Periode: semester 1 (0sp)semester 2 (15sp) | | | 2de Examenkans1: Ja | | | Eindcijfer2: Numeriek |
| Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Verplichte volgtijdelijkheid op niveau van de opleidingsonderdelen
|
|
|
|
Volgende opleidingsonderdelen dient u ook opgenomen te hebben in uw studieprogramma in een voorgaande onderwijsperiode.
|
|
|
Schoolontwikkeling en gedeeld leiderschap: casuïstiek (9038)
|
5.0 stptn |
|
|
Schoolontwikkeling en gedeeld leiderschap: onderzoek in de praktijk (9039)
|
5.0 stptn |
|
|
Schoolontwikkeling en gedeeld leiderschap: theoretische verdieping (9037)
|
5.0 stptn |
|
|
Vakdidactische expertise: casuïstiek (9032)
|
5.0 stptn |
|
|
Vakdidactische expertise: onderzoek in de praktijk (9033)
|
5.0 stptn |
|
|
Vakdidactische expertise: theoretische verdieping (9003)
|
5.0 stptn |
|
|
Zorg, diversiteit en innovatie: casuïstiek (9035)
|
5.0 stptn |
|
|
Zorg, diversiteit en innovatie: onderzoek in de praktijk (9036)
|
5.0 stptn |
|
|
Zorg, diversiteit en innovatie: theoretische verdieping (9034)
|
5.0 stptn |
|
|
|
Concrete doelen
De student kan een relevant onderzoeksthema identificeren, afbakenen en contextualiseren dat aansluit bij actuele vraagstukken in het basisonderwijs.
- De student kan zelfstandig een volledige onderzoekscyclus doorlopen, bestaande uit: (1) het correct situeren van het onderzoeksthema in de context van een school of onderwijspraktijk en in de actuele wetenschappelijke literatuur, (2) het formuleren van een heldere onderzoeksvraag die aansluit bij een relevante probleemstelling in het basisonderwijs, (3) het selecteren en beargumenteren van passende onderzoeksmethoden, (4) het correct en volledig rapporteren van de resultaten, (5) het kritisch reflecteren op de relevantie, kwaliteit, beperkingen en implicaties van de studie.
- De student kan de principes van wetenschappelijke integriteit toepassen in alle fasen van het onderzoek, met inbegrip van dataverzameling, -analyse en rapportage.
- De student kan de resultaten van het onderzoek helder en gestructureerd verwerken tot een wetenschappelijk rapport, volgens de geldende wetenschappelijke normen en de richtlijnen van het vakgebied (APA-richtlijnen, 7e editie).
- De student kan het onderzoek en de wetenschappelijke en praktijkrelevantie ervan toelichten op een passende en wervende manier aan relevante stakeholders (leerkrachten, schoolleiders, andere onderzoekers…).
Inhoud& lt; /strong>
In dit opleidingsonderdeel, het sluitstuk van hun vorming tot wetenschappelijk denkend onderwijsprofessional, voeren studenten zelfstandig een onderzoek uit naar een meervoudige en complexe probleemstelling uit het basisonderwijs. Ze doorlopen daarbij de volledige onderzoekscyclus en integreren inzichten en vaardigheden uit onderwijskundige en onderzoeksmethodologische opleidingsonderdelen.
Aan het begin van het academiejaar kiezen studenten een thema uit het book of abstracts dat de opleiding ter beschikking stelt. Deze thema’s sluiten aan bij lopend onderzoek van promotoren of zijn aangedragen door partners uit het werkveld. Studenten kunnen ook een eigen onderzoeksidee uitwerken, mits het voorstel wordt goedgekeurd door het opleidingsteam. Goedkeuring is afhankelijk van drie criteria: (1) de onderzoeksvraag en -design moet het doorlopen van een volledige onderzoekscyclus mogelijk maken, (2) het voorstel moet aansluiten bij bestaande wetenschappelijke kennis, en (3) de resultaten moeten het potentieel hebben om bij te dragen aan de wetenschap.
De student formuleert een relevante en originele onderzoeksvraag. Originaliteit kan blijken uit het toepassen van een bestaande methode op een nieuw domein binnen het lager onderwijs, het kritisch bevragen of verdiepen van eerdere studies, of het onderzoeken van een nieuw of onderbelicht probleem met maatschappelijke relevantie. Vervolgens werkt de student een passend onderzoeksdesign uit, verzamelt en analyseert gegevens, en interpreteert de resultaten binnen de bestaande wetenschappelijke kennisbasis. De student reflecteert kritisch op het eigen onderzoek en duidt de implicaties ervan voor zowel de wetenschap als de onderwijspraktijk. Tot slot rapporteert de student over het onderzoeksproces, zowel in een wetenschappelijk rapport als in een presentatie voor een breed publiek van onderwijsprofessionals.
Begeleiding
De dagelijkse begeleiding van de student voor dit opleidingsonderdeel gebeurt door de promotor (met academische expertise) en/of begeleider (met praktijk- of academische expertise. De dagelijkse begeleiding bestaat uit meerdere opvolggesprekken. De frequentie en agenda ervan worden in onderling overleg bepaald. Bij opvolggesprekken wordt van de student initiatief en een goede voorbereiding verwacht. De masterproefseminaries ondersteunen studenten tijdens hun onderzoeksproces, met een sterke focus op leren van en met elkaar. Ze krijgen inzicht in de aanpak van medestudenten, de uitdagingen waar ze tegenaan lopen en de oplossingen die ze vinden. Volgende masterproefseminaries worden ingeroosterd:
- Masterproefseminarie 1 (September): introductie van de masterproef en kennismaking met de promotoren en masterproefonderwerpen.
- Masterproefseminarie 2 (November): uitwisseling met peers over het onderzoeksvoorstel.
- Masterproefseminarie 3 (December/ januari): uitwisseling met peers over de literatuurstudie.
- Facultatief masterproefseminarie 4 (Februari/ maart): uitwisseling met peers over de onderzoeksmethoden.
- Masterproefseminarie 5 (Maart/ april): interactieve vragenronde over de op te leveren producten en voorbereiding op de presentatie.
|
|
|
|
|
|
|
Individueel begeleidingsmoment ✔
|
|
|
Werkzittingen ✔
|
|
|
|
|
|
Seminarie ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 15,00
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | Om te kunnen slagen voor dit opleidingsonderdeel dienen studenten de volgende evaluatievoorwaarden te realiseren:
alle onderdelen (wetenschappelijk rapport en presentatie) af te leggen/ in te dienen;
geslaagd te zijn op alle onderdelen van de masterproef. |
|
|
|
Gevolg | Indien de student een onderdeel niet indient of aflegt, zal in het studentendossier een code ‘A’ (afwezig) of ‘N’ (onvolledig examen) verschijnen.
Indien de student voor minstens een onderdeel niet geslaagd is, zal in het studentendossier ‘F’ (fail) verschijnen (in plaats van het gewogen gewicht van de beide scores). |
|
|
|
Extra info | Indien een student door overmacht verhinderd wordt om deel te nemen aan een evaluatieactiviteit (cfr. examenregeling artikel 1.2, paragraaf 9), kan de voorzitter van de examencommissie beslissen om de deadline voor het indienen van het wetenschappelijk rapport te verplaatsen, de mondelinge presentatie te verplaatsen en/of de toelating te verlenen voor een online of hybride presentatie. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
Digitaal cursusmateriaal, beschikbaar via Blackboard. |
|
|
Eindcompetenties Master in het basisonderwijs (schakelprogramma)
|
- EC
| EC 10: De master in het basisonderwijs gaat betrokken en constructief in dialoog met collega’s en stakeholders over noden en ontwikkelkansen in de onderwijspraktijk en participeert actief in het bredere onderwijsdebat. | - EC
| EC 11: De master in het basisonderwijs identificeert en analyseert complexe vraagstukken in het basisonderwijs, op basis van data, actuele wetenschappelijke inzichten, praktijkervaring, diverse perspectieven en maatschappelijke ontwikkelingen. | - EC
| EC 12: De master in het basisonderwijs voert zelfstandig praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek uit op methodologisch, deontologisch en ethisch correcte werkwijze en rapporteert transparant over het proces en de bevindingen. | - EC
| EC 13: De master in het basisonderwijs reflecteert kritisch en onderbouwd op onderzoeks-, professionaliserings- en ontwikkelprocessen en de eigen rol daarin. | - EC
| EC 14: De master in het basisonderwijs benut inzichten uit eigen en bestaand onderzoek om praktijkgerichte en beleidsmatige innovaties te ontwerpen en implementeren, met aandacht voor de specifieke context en de onderliggende wetenschappelijke kennisbasis. |
|
|
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
Aangeboden in | Tolerantie3 |
Master in het basisonderwijs masterproef verplicht
|
N
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.
|
|