EC1 - De bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeen wetenschappelijke en technologisch toepassingsgerichte kennis van de basisbegrippen, structuur en samenhang van het specifieke domein. (kennis bezitten)

1.10 De student kent de basisprincipes en tekenconventies van technisch tekenen.

Kent voor het opstellen van een werktuigbouwkundig dossier, de algemeen geldende tekenconventies(voorstellingswijze, aanzichten, doorsnedes, bematingen, geometrische toleranties, passingen,oppervlaktetoestand,...)

EC2 - De bachelor in de industriële wetenschappen bezit algemeenwetenschappelijk en ingenieurstechnisch disciplinegebonden inzicht in de basisbegrippen, methodes, denkkaders en onderlinge relaties van het specifieke domein. (begrijpen)

EM 2.7 De student heeft inzicht in een werktuigbouwkundig(e) tekening of dossier.

De student heeft inzicht in het bepalen van de nodige functionele bematingen, (geometrische) toleranties, passingen en oppervlak tetoestand zodat een product of werktuigkundige machine kan werken.

De student heeft inzicht in het bepalen van degeschikte materialen van de onderdelen van een product of werktuigkundige machine.

EC3 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan zelfstandig problemen herkennen, op eigen initiatief activiteiten plannen en actie ondernemen. (initiëren en plannen)

3.2 De student kan op gestructureerde wijze een technisch-wetenschappelijk project plannen.

De student kan (samen met de projectpartner) een planning opstellen voor hun ontwerpproject.

EC4 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan doelgericht relevante wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken en verzamelen of efficiënt en nauwgezet de benodigde informatie meten en correct refereren. (data verwerven)

4.1 De student kan doelgericht wetenschappelijke en/of technische informatie opzoeken.

De student kan de geldende normering omtrent mechanisch ontwerpen opzoeken (Handboek, Tabellenboek, ISO normen , ...)

De student kan relevante mechanische componenten vinden voor zijn/haar project.

EC5 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen analyseren, opsplitsen in deelproblemen, logisch structureren, de randvoorwaarden bepalen en de gegevens op een wetenschappelijke manier interpreteren. (analyseren)

EM 5.4 De student kan een werktuigbouwkundige tekening analyseren.

Kan een conceptuele analyse van een samenstellingstekening van een product of machine maken en daaruit de werking afleiden en de technische samenbouw identificeren en verklaren.

EM 5.6 De student kan een werktuigbouwkundig eisenpakket analyseren.

De student kan voor een bestaande machine/mechanisme de functionele eisen opstellen.

EC6 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan adequate oplossingsmethodes selecteren om niet-vertrouwde, domeinspecifieke problemen op te lossen en kan methodologisch te werk gaan in ontwerp en hierin gefundeerde keuzes maken. (oplossen en ontwerpen)

Kan een onvolledig dossier verder afwerken tot een productierijp ontwerp, door de nodige informatie op te zoeken of af te leiden uit de gegeven informatie.

Kan op basis van een onvolledig dossier de nodige detailtekeningen maken van deaanwezige onderdelen.

De student kan voor een werktuigbouwkundige ontwerpopdracht het mechanisch ontwerp uitwerken in een compleet dossier met samenstellingstekeningen, detailtekeningen en stuklijsten.

EC7 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan de geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om domeinspecifieke oplossingen en ontwerpen planmatig te implementeren met aandacht voor de praktische en economische randvoorwaarden en bedrijfsgebonden implicaties. (implementeren en operationaliseren)

De student kan voor een werktuigbouwkundige ontwerpopdracht een mechanisch ontwerp uitwerken m.b.v. tekenpakket Inventor

EC8 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan (onvolledige) resultaten interpreteren, kan omgaan met onzekerheden en beperkingen en kan kennis en vaardigheden kritisch evalueren om op basis hiervan eigen denken en handelen bij te sturen. (kritisch reflecteren)

8.2 De student kan kritisch reflecteren met betrekking tot een technisch-wetenschappelijk project.

De student kan voor een werktuigbouwkundige ontwerpopdracht zijn/haar ontwerp kritisch beoordelen.

EC9 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan met vakgenoten mondeling en schriftelijk (grafisch) communiceren over domeingebonden aspecten in een relevante taal en met gebruik van de toepasselijke terminologie. (communiceren)

9.1 De student kan correct, gestructureerd en gepast schriftelijk communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied.

De student maakt een wetenschappelijk-technisch duidelijk verslag (dossier) van het ontwerp.

9.2 De student kan correct, gestructureerd en gepast mondeling communiceren in relevante talen voor zijn vakgebied.

De student presenteert zijn/haar ontwerp mondeling (gedeeltelijk in een vreemde taal) op een duidelijke en begrijpbare wijze.

EC10 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan op een constructieve en verantwoordelijke wijze functioneren als lid van een (multidisciplinair) team. (samenwerken)

10.2 De student kan op een actieve constructieve manier samenwerken met anderen om een gemeenschappelijk doel te bereiken (product).

De student stelt samen met zijn/haar partner een planning op voor het project waarin de taken correct verdeelt zijn en werken beiden samen om tot een gewenste oplossing te komen.

10.3 De student heeft oog voor en draagt bij tot een constructieve sfeer en samenwerking (proces).

De student werkt op een actieve constructieve manier samen met zijn/haar partner.

EC11 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan bij het realiseren van een opdracht verantwoord denken en handelen rekening houdend met de maatschappelijke en internationale waarden, relaties en consequenties. (internationaal gericht en maatschappelijk verantwoord handelen)

11.1 De student heeft oog voor duurzaamheid in de verschillende fases van de innovatieketen.

De student houdt rekening met de volledige productlevenscyclus (materiaalkeuze, recyclage, ...) in zijn/haar ontwerpopdracht.

EC12 - De bachelor in de industriële wetenschappen kan toepassings- en oplossingsgericht, met het vereiste doorzettingsvermogen, professioneel en academisch handelen met oog voor realisme en efficiëntie en geeft blijk van een onderzoekende houding tot levenslang leren. (ingenieursattitude)

12.3 De student eigent zich een gepaste ingenieursattitude toe (nauwkeurig, efficiënt, veilig, resultaatgericht,...).

De student toont een gepaste ingenieursattitude in zijn/haar werk (gemotiveerd, leergierig, nauwkeurig, zelfstandig, ...)