| Onderwijstaal : Nederlands |
| Studiepunten: 10,0 | | | | Periode: kwartiel 1 (5sp) + kwartiel 2 (5sp)  | | | | | 2de Examenkans1: Ja | | | | | Eindcijfer2: Numeriek |
| | | Examencontract: niet mogelijk |
|
Volgtijdelijkheid
|
| |
|
Geen volgtijdelijkheid
|
|
|
Algemeen: Onder een 'oefening' verstaan we een vraagstelling waarbij het ogenblikkelijk duidelijk is wat er moet worden gedaan om tot een oplossing te komen (bijv.: zoek de wortels van een gegeven kwadratische vergelijking, inverteer deze matrix, ...). Een probleem daarentegen is een vraagstelling waarbij het antwoord niet onmiddellijk kan worden gegeven. Problemen vergen nader onderzoek vooraleer ze kunnen worden opgelost. In dit opleidingsonderdeel wordt de basis gelegd om probleemoplossend te leren denken.
In deel 1 gaat de student vooral actief bezig zijn met het oplossen van problemen, waarbij de nadruk ligt op problem solving processen, zonder specifieke nood aan formele wiskundige begrippen en programmeerkennis. Deel 1: + Problem-solving processen: - toepassen van heuristieken (vereenvoudigen v.e. probleem, deelproblemen identificeren, patronen herkennen, gegevens organiseren, etc.) - controle-aspecten (efficiënt inzetten van resources, vraagstelling op meta-niveau, etc.) - juistheid van een oplossing aantonen (correcte argumentatie-/bewijstechnieken hanteren, etc.) + Wiskundige begrippen en -concepten: - elementaire bewijstechnieken
In deel 2 gaat de student vooral actief bezig zijn met het oplossen van problemen, waarbij de nadruk ligt op problem solving processen waarvoor wél programmeerkennis noodzakelijk is. Deel 2: + Problem-solving processen: - verdere verbreding en verdieping van deel 1 - focus op transfereren van de basisvaardigheden naar vervolg van de leerlijn programmeren + Programmeerconcepten: - basisbegrippen uit de programmeertaal C (type en variabele declaraties, I/O, instructies, functies en parameter passing, dynamische geheugenallocatie, pointers, etc.).
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
Kwartiel 1 (5,00sp)
| Evaluatievorm | |
|
| Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
| Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Indien minstens 40% gescoord. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| Schriftelijk examen | 75 % |
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
| Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Indien minstens 40% gescoord. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
| Voorwaarden | Om te kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel, dient de student voor elke onderwijsperiode minstens 40% gescoord te hebben. |
|
|
|
| Gevolg | Indien de student niet voldoet aan de voorwaarde, wordt de globale score voor het opleidingsonderdeel afgetopt op 7/20. |
|
|
|
Kwartiel 2 (5,00sp)
| Evaluatievorm | |
|
| Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 25 % |
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
|
| Schriftelijk examen | 75 % |
|
| Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
| Voorwaarde behoud van deelcijfer in academiejaar | Indien minstens 40% gescoord. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
| Voorwaarden | Om te kunnen slagen voor het opleidingsonderdeel, dient de student voor elke onderwijsperiode minstens 40% gescoord te hebben. |
|
|
|
| Gevolg | Indien de student niet voldoet aan de voorwaarde, wordt de globale score voor het opleidingsonderdeel afgetopt op 7/20. |
|
|
|
Tweede examenkans
| Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
| Verplicht studiemateriaal |
| |
Studiemateriaal wordt in de vorm van slides en een inleidende cursustekst op Blackboard ter beschikking gesteld. |
|
|
Eindcompetenties bachelor in de informatica
|
- EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | | - DC
| De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan gefundeerd redeneren, abstraheren en formaliseren, gebruik makend van kennis van en inzicht in de wiskundige basis van de informatica. | | | - DC
| De student kan een correcte logische redenering opbouwen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | | - DC
| De student begrijpt de principes van computationeel denken en kan deze toepassen bij het programmeren. | | | - DC
| De student begrijpt het belang van precieze syntaxis en semantiek van programmeertalen en kent het onderscheid tussen beide. | | | - DC
| De student kan algoritmen implementeren in een programma. | | | - DC
| De student kan uitleggen wat een algoritme is en een algoritmische aanpak definiëren voor het oplossen van een probleem. |
|
|
|
| | EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
| Aangeboden in | Tolerantie3 |
|
1ste bachelorjaar in de informatica
|
J
|
|
|
1 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 12.2, lid 2. |
| 2 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 15.1, lid 3. |
3 Onderwijs-, examen- en rechtspositieregeling art. 16.9, lid 2.
|
|