Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Geen volgtijdelijkheid
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P3 SBU | P3 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 1ste bachelorjaar in de biologie | Verplicht | 135 | 5,0 | 135 | 5,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC 1: De bachelor Biologie heeft een grondige kennis en inzicht verworven in de levende wereld op moleculair, cellulair , functioneel, organismaal, populatie en ecosysteemniveau. | - EC
| EC 2: De bachelor Biologie heeft inzicht in de processen die de grondslag vormen van de evolutie van het leven. Hij/zij kan nieuwe kennis verzameld op de verschillende biologische niveaus integreren in de evolutietheorie. | - EC
| EC 4: De bachelor Biologie kan mathematische en/of statistische begrippen en modellen correct inzetten voor het benaderen, oplossen en analyseren van eenvoudige biologische problemen en gegevensverzamelingen om tot een gefundeerde conclusie te komen. | - EC
| EC 5: De bachelor Biologie kan met inzicht metingen verrichten en observeren waarbij hij/zij de hoogst mogelijke precisie nastreeft en integer handelt in zijn/haar observaties en metingen. | - EC
| EC 7: De bachelor Biologie kan onder begeleiding onderzoeksmethodes en interpretaties kritisch evalueren en de intrinsieke onzekerheden en beperkingen plaatsen.
|
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De student(e) kent de verschillende methoden om waargenomen morfologische/moleculaire variatie in een datamatrix te verwerken en kan die evalueren en toepassen.
De student(e) heeft inzicht in de begrippen homologie, parallellisme en convergentie. De student(e) kent verschillende methoden (UPGMA; parsimonie) om vanuit deze datamatrix tot een hypothese van verwantschap tussen organismen te komen.
Hij/zij kent de begrippen fenogram, cladogram, taxon, monofylie, parafylie, polyfylie,... en kan die toelichten.
De student(e) kent het algemeen bouwplan van de belangrijkste taxa van ongewervelde niet-Bilateria en de Protostomia: niet-Ecdysozoa ("phyla"), en van de belangrijkste subtaxa ("classes" e.d.).
De student(e) kent de nodige histologische en elektronenmicroscopische details van deze taxa.
De student(e) heeft inzicht in de fylogenetische verwantschappen van deze taxa en kan deze bespreken en funderen.
De student(e) kan de algemene bouwplannen herkennen en interpreteren op reële dieren (doelstelling van de praktische oefeningen).
De student(e) heeft begrip van de fysiologie, de levenswijze en de levenscycli van enkele voorname vertegenwoordigers van de verschillende taxa.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Practicum ✔
|
|
|
Werkzittingen ✔
|
|
|
|
Periode 3 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Mondeling examen | 100 % |
|
Andere: | Mondeling examen met schriftelijke toelichting |
|
|
|
|
|
Extra info | Er wordt voor de eindbeoordeling rekening gehouden met de inzet van de student(e) tijdens de practica. |
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
- Practicumhandleiding
- Cursustekst
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Illustraties op het internet (toegankelijk via Blackboard).
|
|
 
|
Aanbevolen literatuur |
|
Invertebrate Zoology: A Functional Evolutionary Approach, Edward E. Ruppert; Richard S. Fox; Robert D. Barnes, 7, Cengage Learning, 9780030259821, bij voorkeur laatste uitgave |
|
|
|
|
|
1 examenregeling art.1.3, lid 4. |
2 examenregeling art.4.7, lid 2. |
3 examenregeling art.2.2, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|