|
EC | De afgestudeerde kan kennis toepassen op een zelfstandige en zelfsturende manier. Hij is in staat de eigen leerprocessen te plannen, te bewaken, te sturen en te evalueren en zorg te dragen voor eigen (kwaliteits-) controle. |
| DC | De student kan een mobiliteitsprobleem zelfstandig beschrijven en onderzoeken. |
| | BC | De student kan de verschillende stappen in een wetenschappelijk onderzoek zelfstandig plannen en uitvoeren. |
| | BC | De student kan probleemoplossend te werk gaan. |
EC | De afgestudeerde kan op een zelfstandige wijze internationale wetenschappelijke vakliteratuur uit het vakgebied van mobiliteitswetenschappen raadplegen en synthetiseren. Hij/zij kan met behulp van deze informatie een standpunt innemen en dit beargumenteren. |
| DC | De student kan op basis van de zelf geformuleerde probleemstelling en onderzoeksvragen zelfstandig de relevante informatie opzoeken in de wetenschappelijke vakliteratuur. |
| | BC | De student kan gebruik maken van de bibliotheek en internet om de relevante wetenschappelijk vakliteratuur zoals boeken, rapporten en wetenschappelijke artikels op te zoeken. |
| | BC | De student kan beoordelen of de gevonden bron voldoende wetenschappelijk betrouwbaar is. |
| DC | De student kan de geraadpleegde literatuur samenbrengen in een goed gestructureerde literatuurstudie. |
| | BC | De student kan de belangrijke elementen onderscheiden van de minder belangrijke elementen en hierin structuur aanbrengen. |
| | BC | De student kan correct refereren naar de gebruikte bronnen. |
EC | De afgestudeerde beschouwt de maatschappij in zijn geheel als belangrijke stakeholder en denkt kritisch na over de maatschappelijke relevantie en consequenties van adviezen en opdrachten. De master kan naast de maatschappij ook de andere stakeholders (belanghebbenden) en hun specifieke belangen identificeren en hiermee aan de slag gaan. |
| DC | De student kan zich inleven in en rekening houden met de standpunten van verschillende stakeholders bij het beoordelen van verschillende oplossingsmogelijkheden. |
| | BC | De student kan de belangen van de verschillende stakeholders weergeven en hiermee rekening houden in de aanbevelingen. |
EC | De afgestudeerde is in staat om te communiceren en anderen te overtuigen (zowel schriftelijk als mondeling) over zijn vakgebied (in de vorm van wetenschappelijke verslagen, presentaties, case studies en het verkeerskundig afstudeerproject) met wetenschappers uit het eigen of aangrenzende vakgebieden en met brede maatschappelijke groeperingen (bijv. bewoners, overheden, handelaars). |
| DC | De student kan zijn begeleider(s) en jury op een onderbouwde manier overtuigen van zijn visie over de masterproef. |
| | BC | De student is in staat over dit onderwerp een zakelijke discussie te voeren die voldoet aan de regels van het logisch denken en die zijn inzicht bewijst in het behandelde onderwerp, in het brede vakgebied waartoe dit onderwerp behoort, en in de methode van het wetenschappelijk werken. |
| | BC | De student kan omgaan met kritische feedback en dit omzetten in een positieve input voor de masterproef. |
| | BC | De student kan onderbouwde en doordachte argumenten aanhalen om de vragen van een jury te beantwoorden. |
| DC | De student kan zijn geleverde werk presenteren (zowel schriftelijk als mondeling). |
| | BC | De student kan op een efficiënt, nauwkeurige, wetenschappelijke en heldere wijze rapporteren. |
| | BC | De student kan het gekozen probleem en de weg die hij voor de oplossing volgt in een zeer beperkt tijdsbestek op een heldere en correcte wijze mondeling uiteenzetten. |
EC | De afgestudeerde toont initiatief, creëert kansen door te anticiperen en stelt zich flexibel op. |
| DC | De student heeft het vermogen om om te gaan met onzekerheden en problemen en hiervoor op een creatieve manier gepaste oplossingsstrategieën te ontwikkelen. |
| | BC | De student toont steeds een gemotiveerde inzet, ook wanneer er onzekerheden of problemen optreden tijdens het proces. |
| | BC | De student durft out-of-the-box te denken om tot originele, maar realistische ideeën en strategieën te komen. |
| | BC | De student staat open voor nieuwe ideeën of informatie en kan deze evalueren en integreren in de reeds bestaande kennis en inzichten. |
| | BC | De student past zijn planning en methodiek aan in functie van nieuwe informatie/wijzigende omstandigheden of onverwachte gebeurtenissen. |
EC | De afgestudeerde kan relevante verkeersveiligheids- en mobiliteitsproblemen identificeren in het vakgebied van mobiliteitswetenschappen. |
| DC | De student kan vanuit een breed thema een concreet probleem omschrijven en dit omzetten naar concrete doelstellingen. |
| | BC | De student kan een concrete probleemstelling afleiden uit een vaag omschreven mobiliteitsthema. |
| | BC | De student kan de probleemstelling vertalen in een conceptueel model. |
| | BC | De studenten kan concrete doelstellingen formuleren en deze vertalen in concrete onderzoeksvragen die leiden tot een oplossing voor de probleemstelling. |
EC | De afgestudeerde is in staat om zelfstandig een onderzoek in de mobiliteitswetenschappen uit te voeren, inclusief aanbevelingen te formuleren en praktische toepasbaarheid in het dagelijkse levenaan te tonen. Hij/zij handelt hierbij volgens de deontologische codes van onderzoek. |
| DC | De student kan de aanzet omschrijven voor het onderzoek dat vereist is om de concrete onderzoeksvragen op te lossen. |
| | BC | De student kan op basis van wetenschappelijke literatuur een geschikte onderzoeksmethodologie voorstellen, omschrijven en verantwoorden. |
| DC | De student kan zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren. |
| | BC | De student kan de onderzoekstool op een correcte manier gebruiken. |
| | BC | De student kan het gewenste sample selecteren en onderzoeken, zowel in aantal als in karakteristieken. |
| | BC | De student kan de verzamelde gegevens op een gestructureerde manier analyseren. |
| | BC | De student kan de analyses op een correct wetenschappelijke en volledige manier rapporteren zodat de antwoorden op de onderzoeksvragen duidelijk worden. |
| DC | De student kan op basis van het uitgevoerde onderzoek aanbevelingen opstellen die praktisch relevant zijn. |
| | BC | De student omschrijft een advies dat praktisch relevant is voor de maatschappij en waarin de belangen van de stakeholders zijn afgewogen. |
| | BC | De student beargumenteert op een onderbouwde wijze waarom hij voor die aanbevelingen kiest. |
| | BC | De student beschrijft de tekortkomingen van zijn onderzoek en mogelijkheden voor toekomstig onderzoek. |
| DC | De student voert de literatuurstudie en het wetenschappelijke onderzoek uit volgens de deontologische codes van onderzoek. |
| | BC | De student past de correcte referentiemethode toe in zijn masterproef. |
| | BC | De student is zich bewust van de eventuele ethische gevoeligheden waarbinnen het onderzoek zich bevindt. |
| | BC | De student gaat discreet om met vertrouwelijke informatie en behandelt verzamelende informatie over de steekproef op een anonieme manier. |
| | BC | De student stelt informatie op een correcte en transparante wijze voor. |