Onderwijstaal : Nederlands |
Volgtijdelijkheid
|
|
Specificatie volgtijdelijkheid masterproef/bachelorproef/stage
|
|
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P2 SBU | P2 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 2e masterjaar in de mobiliteitswetenschappen | Verplicht | 729 | 27,0 | 243 | 486 | 27,0 | Ja | Nee | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde kan kennis toepassen op een zelfstandige en zelfsturende manier. Hij is in staat de eigen leerprocessen te plannen, te bewaken, te sturen en te evalueren en zorg te dragen voor eigen (kwaliteits-) controle. | | - DC
| De student kan een mobiliteitsprobleem zelfstandig beschrijven en onderzoeken. | | | - BC
| De student kan de verschillende stappen in een wetenschappelijk onderzoek zelfstandig plannen en uitvoeren. | | | - BC
| De student kan probleemoplossend te werk gaan. | - EC
| De afgestudeerde kan op een zelfstandige wijze internationale wetenschappelijke vakliteratuur uit het vakgebied van mobiliteitswetenschappen raadplegen en synthetiseren. Hij/zij kan met behulp van deze informatie een standpunt innemen en dit beargumenteren. | | - DC
| De student kan op basis van de zelf geformuleerde probleemstelling en onderzoeksvragen zelfstandig de relevante informatie opzoeken in de wetenschappelijke vakliteratuur. | | | - BC
| De student kan gebruik maken van de bibliotheek en internet om de relevante wetenschappelijk vakliteratuur zoals boeken, rapporten en wetenschappelijke artikels op te zoeken. | | | - BC
| De student kan beoordelen of de gevonden bron voldoende wetenschappelijk betrouwbaar is. | | - DC
| De student kan de geraadpleegde literatuur samenbrengen in een goed gestructureerde literatuurstudie. | | | - BC
| De student kan de belangrijke elementen onderscheiden van de minder belangrijke elementen en hierin structuur aanbrengen. | | | - BC
| De student kan correct refereren naar de gebruikte bronnen. | - EC
| De afgestudeerde beschouwt de maatschappij in zijn geheel als belangrijke stakeholder en denkt kritisch na over de maatschappelijke relevantie en consequenties van adviezen en opdrachten. De master kan naast de maatschappij ook de andere stakeholders (belanghebbenden) en hun specifieke belangen identificeren en hiermee aan de slag gaan. | | - DC
| De student kan zich inleven in en rekening houden met de standpunten van verschillende stakeholders bij het beoordelen van verschillende oplossingsmogelijkheden. | | | - BC
| De student kan de belangen van de verschillende stakeholders weergeven en hiermee rekening houden in de aanbevelingen. | - EC
| De afgestudeerde is in staat om te communiceren en anderen te overtuigen (zowel schriftelijk als mondeling) over zijn vakgebied (in de vorm van wetenschappelijke verslagen, presentaties, case studies en het verkeerskundig afstudeerproject) met wetenschappers uit het eigen of aangrenzende vakgebieden en met brede maatschappelijke groeperingen (bijv. bewoners, overheden, handelaars). | | - DC
| De student kan zijn begeleider(s) en jury op een onderbouwde manier overtuigen van zijn visie over de masterproef. | | | - BC
| De student is in staat over dit onderwerp een zakelijke discussie te voeren die voldoet aan de regels van het logisch denken en die zijn inzicht bewijst in het behandelde onderwerp, in het brede vakgebied waartoe dit onderwerp behoort, en in de methode van het wetenschappelijk werken. | | | - BC
| De student kan omgaan met kritische feedback en dit omzetten in een positieve input voor de masterproef. | | | - BC
| De student kan onderbouwde en doordachte argumenten aanhalen om de vragen van een jury te beantwoorden. | | - DC
| De student kan zijn geleverde werk presenteren (zowel schriftelijk als mondeling). | | | - BC
| De student kan op een efficiënt, nauwkeurige, wetenschappelijke en heldere wijze rapporteren. | | | - BC
| De student kan het gekozen probleem en de weg die hij voor de oplossing volgt in een zeer beperkt tijdsbestek op een heldere en correcte wijze mondeling uiteenzetten. | - EC
| De afgestudeerde toont initiatief, creëert kansen door te anticiperen en stelt zich flexibel op. | | - DC
| De student heeft het vermogen om om te gaan met onzekerheden en problemen en hiervoor op een creatieve manier gepaste oplossingsstrategieën te ontwikkelen. | | | - BC
| De student toont steeds een gemotiveerde inzet, ook wanneer er onzekerheden of problemen optreden tijdens het proces. | | | - BC
| De student durft out-of-the-box te denken om tot originele, maar realistische ideeën en strategieën te komen. | | | - BC
| De student staat open voor nieuwe ideeën of informatie en kan deze evalueren en integreren in de reeds bestaande kennis en inzichten. | | | - BC
| De student past zijn planning en methodiek aan in functie van nieuwe informatie/wijzigende omstandigheden of onverwachte gebeurtenissen. | - EC
| De afgestudeerde kan relevante verkeersveiligheids- en mobiliteitsproblemen identificeren in het vakgebied van mobiliteitswetenschappen. | | - DC
| De student kan vanuit een breed thema een concreet probleem omschrijven en dit omzetten naar concrete doelstellingen. | | | - BC
| De student kan een concrete probleemstelling afleiden uit een vaag omschreven mobiliteitsthema. | | | - BC
| De student kan de probleemstelling vertalen in een conceptueel model. | | | - BC
| De studenten kan concrete doelstellingen formuleren en deze vertalen in concrete onderzoeksvragen die leiden tot een oplossing voor de probleemstelling. | - EC
| De afgestudeerde is in staat om zelfstandig een onderzoek in de mobiliteitswetenschappen uit te voeren, inclusief aanbevelingen te formuleren en praktische toepasbaarheid in het dagelijkse levenaan te tonen. Hij/zij handelt hierbij volgens de deontologische codes van onderzoek. | | - DC
| De student kan de aanzet omschrijven voor het onderzoek dat vereist is om de concrete onderzoeksvragen op te lossen. | | | - BC
| De student kan op basis van wetenschappelijke literatuur een geschikte onderzoeksmethodologie voorstellen, omschrijven en verantwoorden. | | - DC
| De student kan zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren. | | | - BC
| De student kan de onderzoekstool op een correcte manier gebruiken. | | | - BC
| De student kan het gewenste sample selecteren en onderzoeken, zowel in aantal als in karakteristieken. | | | - BC
| De student kan de verzamelde gegevens op een gestructureerde manier analyseren. | | | - BC
| De student kan de analyses op een correct wetenschappelijke en volledige manier rapporteren zodat de antwoorden op de onderzoeksvragen duidelijk worden. | | - DC
| De student kan op basis van het uitgevoerde onderzoek aanbevelingen opstellen die praktisch relevant zijn. | | | - BC
| De student omschrijft een advies dat praktisch relevant is voor de maatschappij en waarin de belangen van de stakeholders zijn afgewogen. | | | - BC
| De student beargumenteert op een onderbouwde wijze waarom hij voor die aanbevelingen kiest. | | | - BC
| De student beschrijft de tekortkomingen van zijn onderzoek en mogelijkheden voor toekomstig onderzoek. | | - DC
| De student voert de literatuurstudie en het wetenschappelijke onderzoek uit volgens de deontologische codes van onderzoek. | | | - BC
| De student past de correcte referentiemethode toe in zijn masterproef. | | | - BC
| De student is zich bewust van de eventuele ethische gevoeligheden waarbinnen het onderzoek zich bevindt. | | | - BC
| De student gaat discreet om met vertrouwelijke informatie en behandelt verzamelende informatie over de steekproef op een anonieme manier. | | | - BC
| De student stelt informatie op een correcte en transparante wijze voor. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
Het opleidingsonderdeel "Masterproef en Studio" zal rond één bepaald overkoepelend thema georganiseerd worden, waarbinnen dan verschillende sub-thema’s en onderzoeksvragen worden gedefinieerd. De bedoeling van één overkoepelend thema is om synergiën tussen de studenten onderling te creëren, door met alle studenten een gezamenlijke problematiek aan te pakken. Aan de start van het academiejaar zal dit thema worden toegelicht. Vervolgens dienen studenten in het onderdeel “studio” dataverzameling te doen in groep om de concrete nood in kaart te brengen. In de masterproef moet er sterk oplossingsgericht gewerkt worden.
|
|
|
|
|
|
|
Excursie/veldwerk ✔
|
|
|
Masterproef ✔
|
|
|
Project ✔
|
|
|
|
|
|
Casestudy ✔
|
|
|
Discussies /debat ✔
|
|
|
Dissertatie of wetenschappelijke paper o.l.v. een promotor. ✔
|
|
|
Paper ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Seminarie ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 27,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 15 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
Mondelinge evaluatie tijdens onderwijsperiode | 15 % |
|
Behoud van deelcijfer in academiejaar | ✔ |
|
|
|
|
|
|
|
|
Ander examen | 50 % |
|
Andere: | Masterproef/scriptie |
|
|
|
|
|
Gebruik studiemateriaal tijdens evaluatie | ✔ |
|
Toelichting | De student mag zijn/haar masterproef/scriptie en presentatie gebruiken tijdens de juryverdediging. |
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | Aanwezigheid en deelname aan de seminaries, presentaties en/of debatten van het deel studio is verplicht. De onderdelen van de studio en de masterproef moeten tijdig worden ingediend. |
|
|
|
Gevolg | Als een student niet aan bovenstaande voorwaarden voldoet, krijgt hij/zij een score ‘N’ op dit opleidingsonderdeel. |
|
|
|
Extra info | De student krijgt op het opleidingsonderdeel Masterproef en studio een eindbeoordeling op totaal 20 punten.
Zowel de actieve deelname aan de studio zelf, als de paper van de studio maken deel uit van de beoordeling voor het deel "Studio".
Verder maakt dit opleidingsonderdeel gebruik van een interne en externe jury voor het deel "Masterproef". De jury maakt een beoordeling van het schriftelijke rapport, de mondelinge verdediging en de voortgang over de hele onderwijsperiode.
Bijkomende informatie zoals begeleiding van de masterproef, methodologische aspecten, praktische afspraken en deadlines, de omvang van de masterproef en algemene aanwijzingen voor de lay-out zijn terug te vinden in de 'Leidraad voor de masterproef en studio'.
In het geval van een onvoldoende (minder dan 10/20) voor dit opleidingsonderdeel in de eerste examenperiode, heeft de student de mogelijkheid om de masterproef opnieuw in te dienen en de mondelinge verdediging over te doen tijdens de tweede examenperiode indien hij/zij op dit opleidingsonderdeel een score <10/20 heeft behaald. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | In het geval van een onvoldoende (minder dan 10/20) voor dit opleidingsonderdeel in de eerste examenperiode, heeft de student de mogelijkheid om de masterproef opnieuw in te dienen en de mondelinge verdediging over te doen tijdens de tweede examenperiode indien hij/zij op dit opleidingsonderdeel een score <10/20 heeft behaald. |
|
|
|
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
De Leidraad voor de masterproef en studio en overig studiemateriaal worden via Blackboard ter beschikking gesteld. |
|
 
|
Opmerkingen |
|
Bijkomende informatie zoals begeleiding van de masterproef en studio, methodologische aspecten, praktische afspraken en deadlines, de omvang van de masterproef en studio en algemene aanwijzingen zijn terug te vinden in de brochure 'Leidraad voor de masterproef en studio'.
De leidraad wordt beschikbaar gesteld via Blackboard. |
|
|
|
|
|
1 examenregeling art.1.3, lid 4. |
2 examenregeling art.4.7, lid 2. |
3 examenregeling art.2.2, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|