Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Geen volgtijdelijkheid
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P2 SBU | P2 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 1ste bachelorjaar in de informatica | Verplicht | 135 | 5,0 | 135 | 5,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | - DC
| De student kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren. | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | - DC
| De student kan de eigen creativiteit aanwenden om een matig complex informaticaprobleem op te lossen en deze oplossing te beschrijven. | | - DC
| De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | - DC
| De student kan redeneren over de correctheid van een algoritme. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan gefundeerd redeneren, abstraheren en formaliseren, gebruik makend van kennis van en inzicht in de wiskundige basis van de informatica. | | - DC
| De student kan een correcte logische redenering opbouwen. | | - DC
| De student kan basisbegrippen en -eigenschappen uit de wiskunde reproduceren, verklaren en toepassen. | | - DC
| De student kan basisbegrippen en -eigenschappen uit de wiskunde toepassen bij het construeren van informatica-oplossingen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor beschikt over een breed referentiekader waardoor hij/zij de eigen kennis en vaardigheden van het vakgebied voortdurend kan actualiseren. | | - DC
| De student heeft grondige kennis over belangrijke deelgebieden van de informatica: programmeertalen en -paradigma''s, computerarchitectuur, human computer interaction, data management, algoritmen en datastructuren, software engineering, computernetwerken, logica, theoretische informatica, besturingssystemen en computer graphics. | | - DC
| De student kan denken en handelen vanuit de fundamenten van de informatica. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica is in staat informatie uit vakliteratuur en onderzoek op wetenschappelijk verantwoorde wijze te verwerken. | | - DC
| De student kan informatie uit vakliteratuur en wetenschappelijk onderzoek opzoeken. | | - DC
| De student kan informatie uit vakliteratuur en wetenschappelijk onderzoek kritisch interpreteren. | | - DC
| De student kan relevante informatie uit vakliteratuur en wetenschappelijk onderzoek gebruiken. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica hecht belang aan de technische kwaliteit van het geleverde eindproduct, werkt nauwgezet en systematisch en kan de hieraan verbonden specificaties correct naar software vertalen. | | - DC
| De student kan nauwgezet werken aan opdrachten en projecten. | | - DC
| De student kan fouten opsporen, analyseren en corrigeren, en de correctie valideren. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan reflecteren over kritiek en kan op basis hiervan het eigen functioneren aanpassen. | | - DC
| De student kan reflecteren op het eigen functioneren en, indien nodig, bijsturen. | | - DC
| De student kan op een systematische manier reflecteren over feedback van docenten, medestudenten of externen en deze gebruiken om het eigen werk te verbeteren. | | - DC
| De student kan de beschikbare tijd efficiënt indelen, en deze tijdsindeling evalueren en bijsturen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
De inhoud is ingedeeld naar drie hoofdthema's:
- algemene bewijstechnieken (inclusief propositie- en predikaten-logica),
- de taal van de verzamelingenleer (verzamelingen, relaties en functies),
- inductiebewijzen.
Per thema worden een aantal dagen (respectievelijk 3 voor bewijstechnieken; 3 voor verzamelingenleer en 2 voor inductiebewijzen) voorzien van een hoorcollege, zelfstudieopdracht (ZSO) en responsiecollege. Na deze dagen is er een herhalingsdag per thema waarin de studenten een aantal oefeningen maken die ze aan het eind van de dag moeten indienen. Een (niet aangekondigde) selectie hiervan wordt gekwoteerd als deel van de eindbeoordeling. De deelname aan de herhalingsdagen en het indienen van de opgeloste oefeningen (aan het eind van de dag) maken deel uit van de eindbeoordeling.
De inhoudelijke doelstellingen zijn:
- De student heeft een aantal problem solving skills en kent een aantal bewijstechnieken ("Redeneren").
- De student kan concrete problemen in de taal van de verzamelingenleer formuleren ("Abstraheren") en is vertrouwd met de basisbegrippen van de verzamelingenleer (verzamelingen, relaties, functies, cardinaliteit, ...)
- De student is vertrouwd met het begrip "bewijs" als een overtuigend verhaal (in het Nederlands met gebruik van verzamelingnotaties).
- De student is vertrouwd met de basisbegrippen van propositie- en predikatenlogica (logische symbolen; waarheidstabellen; predicaten).
- De student is vertrouwd met een aantal concrete bewijstechnieken (bewijs door gevalonderscheiding; bewijs van een "als" en een "als en slechts als"; bewijs uit het ongerijmde; bewijzen over verzamelingen).
- De student is vertrouwd met bewijzen door middel van inductie (volledige inductie; sterke inductie; structurele inductie) en begrijpt hoe deze bewijstechniek afhangt van het wel-ordelings-principe.
- De student begrijpt de wiskundige opbouw en werkwijze: eigenschappen afleiden uit definities en eerder bewezen eigenschappen.
|
|
|
|
|
|
|
Herhalingsoefeningen (3 dagen) ✔
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
|
Periode 2 Studiepunten 5,00
Evaluatievorm | |
|
Schriftelijke evaluatie tijdens onderwijsperiode | 30 % |
|
Andere: | Seclectie uit de herhalingsoefeningen op drie voorziene dagen (in te dienen op de betreffende herhalingsdag). |
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | De beoordeling van de geselecteerde herhalingsoefeningen (op de drie herhalingsdagen) maakt deel uit van de eindbeoordeling (30%). |
|
|
|
Gevolg | Studenten die op één of meer herhalingsdagen de herhalingsoefeningen niet indienen, krijgen een 0 op dit deel. |
|
|
|
Extra info | De evaluatie bestaat uit twee delen: 1. De beoordeling van de geselecteerde herhalingsoefeningen van de drie herhalingsdagen maakt 30% uit van de eindbeoordeling.
2. Er is een schiftelijk examen over theorie en oefeningen dat voor 70% deel uitmaakt van de eindbeoordeling. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | Voor de herkansing wordt enkel een schriftelijk examen over theorie en oefeningen voorzien (100% van de eindbeoordeling). |
|
|
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Voor iedere dag wordt een studieleidraad beschikbaar gesteld. |
|
|
|
|
|
1 examenregeling art.1.3, lid 4. |
2 examenregeling art.4.7, lid 2. |
3 examenregeling art.2.2, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|