Onderwijstaal : Nederlands |
Examencontract: niet mogelijk |
Volgtijdelijkheid
|
|
Geen volgtijdelijkheid
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P3 SBU | P3 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 1ste bachelorjaar in de informatica | Verplicht | 216 | 8,0 | 216 | 8,0 | Ja | Nee | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren en analyseren, de eigen creativiteit aanwenden om deelproblemen op te lossen en de gevonden oplossingen te combineren tot een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. | | - DC
| De student kan een probleem uit de praktijk als informaticaprobleem modelleren. | | - DC
| De student kan een informaticaprobleem analyseren door het op te splitsen in meer beheersbare deelproblemen. | | - DC
| De student kan de eigen creativiteit aanwenden om een matig complex informaticaprobleem op te lossen en deze oplossing te beschrijven. | | - DC
| De student kan oplossingen van deelproblemen combineren tot een oplossing van het grotere probleem, en deze totaaloplossing beschrijven. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan het oplossen van problemen algoritmisch benaderen en is vertrouwd met diverse programmeerparadigma's, -technieken en -methoden. | | - DC
| De student kan uitleggen wat een algoritme is en een algoritmische aanpak definiëren voor het oplossen van een probleem. | | - DC
| De student kan algoritmen implementeren in een programma. | | - DC
| De student begrijpt de principes van computationeel denken en kan deze toepassen bij het programmeren. | | - DC
| De student begrijpt het belang van precieze syntaxis en semantiek van programmeertalen en kent het onderscheid tussen beide. | | - DC
| De student kent de principes van diverse programmeerparadigma''s (zoals imperatief, object-georiënteerd en functioneel programmeren) en kan deze toepassen. | | - DC
| De student begrijpt het belang van documentatie en kan code documenteren. | | - DC
| De student kan software integreren vanuit verschillende bronnen (zoals softwarebibliotheken en frameworks). | - EC
| De afgestudeerde bachelor beschikt over een breed referentiekader waardoor hij/zij de eigen kennis en vaardigheden van het vakgebied voortdurend kan actualiseren. | | - DC
| De student heeft grondige kennis over belangrijke deelgebieden van de informatica: programmeertalen en -paradigma''s, computerarchitectuur, human computer interaction, data management, algoritmen en datastructuren, software engineering, computernetwerken, logica, theoretische informatica, besturingssystemen en computer graphics. | | - DC
| De student kan kennis over de architectuur van software en hardware gebruiken om concrete problemen op te lossen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan mogelijkheden om een informaticaprobleem op te lossen en de tools die hiervoor beschikbaar zijn, vergelijken en afwegen op hun bruikbaarheid, correctheid en efficiëntie. | | - DC
| De student kan oplossingsmogelijkheden voor een probleem beschrijven. | | - DC
| De student kan oplossingsmogelijkheden voor een probleem vergelijken op voor- en nadelen, en een geschikte oplossingsmethode selecteren op basis van relevante criteria, zoals bruikbaarheid, correctheid en efficiëntie. | | - DC
| De student kan een oplossing voor een probleem toepassen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica hecht belang aan de technische kwaliteit van het geleverde eindproduct, werkt nauwgezet en systematisch en kan de hieraan verbonden specificaties correct naar software vertalen. | | - DC
| De student kan nauwgezet werken aan opdrachten en projecten. | | - DC
| De student kan fouten opsporen, analyseren en corrigeren, en de correctie valideren. | | - DC
| De student kan verificatie en validatie uitvoeren op het eigen werk. | | - DC
| De student kan tools voor versiebeheer gebruiken. | | - DC
| De student kan de software engineering principes (nauwkeurigheid, formaliteit, scheiding van belangen, modulariteit, abstractie, bedacht zijn op wijzigingen, algemeenheid, incrementaliteit) uitleggen en toepassen op het eigen werk. | | - DC
| De student kan gegeven specificaties (vereisten, software modellen, validatie criteria,...) respecteren. | | - DC
| De student kan specificaties opstellen. | | - DC
| De student kan de gevolgen van eigen technische keuzes uitleggen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan in teamverband werken aan een project van matige complexiteit. Hierbij zijn niet alleen vakinhoudelijke aspecten van belang maar ook communicatieve en sociale vaardigheden en het kunnen maken van goede taakafspraken. | | - DC
| De student is vertrouwd met de principes van effectief en efficiënt groepswerk. | | - DC
| De student kan constructief samenwerken aan een opdracht of project. | | - DC
| De student kan op een constructieve manier communiceren met groepsleden over het project. | | - DC
| De student kan in samenwerking met groepsleden de prioriteiten van een opdracht of project bepalen. | | - DC
| De student kan in samenwerking met groepsleden een taakverdeling opstellen en, indien nodig, bijsturen. | | - DC
| De student kan in samenwerking met groepsleden een werkplan opstellen en, indien nodig, bijsturen. | | - DC
| De student kan reflecteren op het eigen functioneren in een groepswerk en, indien nodig, het eigen handelen bijsturen. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan over het eigen werk rapporteren en communiceren, en kan het presenteren, aan informatici. | | - DC
| De student kan het eigen werk mondeling presenteren aan informatici. | | - DC
| De student kan het eigen werk mondeling verdedigen tegenover informatici. | | - DC
| De student kan over het eigen werk schriftelijk rapporteren op het niveau van informatici. | - EC
| De afgestudeerde bachelor informatica kan reflecteren over kritiek en kan op basis hiervan het eigen functioneren aanpassen. | | - DC
| De student kan reflecteren op het eigen functioneren en, indien nodig, bijsturen. | | - DC
| De student kan op een systematische manier reflecteren over feedback van docenten, medestudenten of externen en deze gebruiken om het eigen werk te verbeteren. | | - DC
| De student kan de beschikbare tijd efficiënt indelen, en deze tijdsindeling evalueren en bijsturen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
In dit opleidingsonderdeel worden een reeks concepten en (programmeer)vaardigheden behandeld in de context van object-georiënteerd programmeren en de programmeertaal C++. Het opleidingsonderdeel bouwt verder op de eerder opgedane kennis en vaardigheden met betrekking tot het oplossen van problemen, computationeel denken en coderen van oplossingen, en in het bijzonder de programmeertaal C. Dankzij het referentiekader dat verder uitgebreid wordt in dit opleidingsonderdeel kan de student zelfstandig nieuwe object-georiënteerde programmeertalen en frameworks leren (in het bijzonder de programmeertaal Java en GUI frameworks).
Een aantal van de behandelde onderwerpen (in een niet-bindende lijst):
- klassen en gerelateerde concepten, zoals ADTs, (const) members, access specifiers, constructors en destructors, (multiple) inheritance, polymorfisme, abstracte klassen;
- verdieping in C++, waaronder references, templates, copy en move, conversies, (operator) overloading, exception handling, aanvullingen ten opzichte van C;
- de C++ Standard Library en documentatie, met onder meer (I/O) streams, new en delete, strings, containers en algoritmen, smart pointers, excepties;
- (basisbeginselen van) object-georiënteerde ontwerpprincipes en -patronen, in het bijzonder information hiding, GRASP, RAII, Model-View;
- analyseren, creëren en implementeren van object-georiënteerde ontwerpen en UML klassendiagrammen van matige complexiteit;
- het Qt framework en gerelateerde concepten, zoals GUIs en widgets, coördinaten, event handling, signals en slots.
|
|
|
|
|
|
|
Collectief feedback moment ✔
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Individueel begeleidingsmoment ✔
|
|
|
Project ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
Zelfstudieopdracht (ZSO) ✔
|
|
|
|
|
|
Groepswerk ✔
|
|
|
Oefeningen ✔
|
|
|
Presentatie ✔
|
|
|
Verslag ✔
|
|
|
|
Periode 3 Studiepunten 8,00
Evaluatievorm | |
|
Andere evaluatievorm tijdens onderwijsperiode | 50 % |
|
Andere: | Groepsproject met voorbereidende practica |
|
|
|
|
|
|
Evaluatievoorwaarden (deelname en/of slagen) | ✔ |
|
Voorwaarden | De student dient actief aan alle onderdelen van de evaluatie deel te nemen. |
|
|
|
Gevolg | Indien niet aan de condities voldaan is, kan de student niet slagen voor het opleidingsonderdeel. |
|
|
|
Extra info | Ongelijkwaardig bijdragen aan het groepswerk kan resulteren in een individuele beoordeling van de groepsleden. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
Toelichting evaluatievorm | Het groepsproject wordt vervangen door een individueel project. |
|
|
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
 
|
Verplicht studiemateriaal |
|
Slides, studieleidraad en bijkomend lesmateriaal worden beschikbaar gesteld via Blackboard. |
|
 
|
Aanbevolen literatuur |
|
Code Complete: A Practical Handbook of Software Construction,Steve McConnell,2nd edition,Microsoft Press,9780735619678 |
|
|
|
|
|
1 examenregeling art.1.3, lid 4. |
2 examenregeling art.4.7, lid 2. |
3 examenregeling art.2.2, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|