Onderwijstaal : Nederlands |
Volgtijdelijkheid
|
|
Geen volgtijdelijkheid
|
| Studierichting | | Studiebelastingsuren | Studiepunten | P1 SBU | P1 SP | 2de Examenkans1 | Tolerantie2 | Eindcijfer3 | |
| 3de bachelorjaar in de wiskunde | Verplicht | 108 | 4,0 | 108 | 4,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC 1: De bachelor Wiskunde bezit een grondige basiskennis en heeft inzicht in verschillende domeinen van de wiskunde waaronder algebra, meetkunde, analyse, numerieke wiskunde, kanstheorie, statistiek, aspecten van discrete wiskunde en logica. | - EC
| EC 2: De bachelor Wiskunde bezit een gevorderde kennis en heeft inzicht in grote deelgebieden van de wiskunde (zuivere wiskunde, toegepaste wiskunde, ...) | - EC
| EC 3: De bachelor Wiskunde beheerst de formele wiskundige taal en werkwijze. Hij/zij kan met abstracte redeneringen werken. | - EC
| EC 4: De bachelor Wiskunde kan een wiskundig bewijs begrijpen, oordelen of een argument correct is en heeft inzicht in welke eigenschappen precies gebruikt worden (in de context van de verworven kennis). Hij/zij kan een lacune of een overbodige stap in een bewijs of een berekening herkennen | - EC
| EC 5: De bachelor Wiskunde kan de theorieën en methoden toepassen op relatief eenvoudige wiskundige problemen (zowel theoretische als rekentechnische). Hij/zij kan zelf wiskundige redeneringen maken en opschrijven | - EC
| EC 6: De bachelor Wiskunde kan de reeds verworven kennis integreren in nieuwe wiskundige onderwerpen. Hij/zij begrijpt de samenhang tussen onderwerpen | - EC
| EC 7: De bachelor Wiskunde kan zelfstandig nieuwe wiskundige basisteksten begrijpend lezen. | - EC
| EC 14: De bachelor Wiskunde heeft een kritische ingesteldheid en een onderzoekshouding.
| - EC
| EC 16: De bachelor Wiskunde is in staat te plannen, hij/zij heeft inzicht in zijn leerproces en kan dit evalueren en bijsturen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
1. De student kent de grondbeginselen van functies van een complexe variabele, zoals complexe afgeleide, analyticiteit, vergelijkingen van Cauchy-Riemann. 2. De student weet wat een singulier punt is, en kent de diverse categorieën hiervan. 3. De student kan werken met lijnintegralen in het complexe vlak. 4. De student kent de Cauchy representatieformule, kan ze bewijzen, beheerst de toepassingen en gevolgen ervan en kan ermee werken. 5. De student weet wat een meromorfe functie is en kan ermee werken. 6. De student beheerst het verband tussen analyticiteit en complexe machtreeksen. 7. De student kent de Laurent-ontwikkeling, o.m. residu, en beheerst de residustelling. 8. De student kan enkele types van reële integralen berekenen via de residustelling. 9. De student weet wat conforme transformaties zijn en beheerst enkele eigenschappen ervan. 10. De student kan eenvoudige bewijzen over het bovenstaande assimileren. 11. De student kan de stelling van Liouville (en haar gevolgen) bewijzen. 12. De student kan werken met het principe der analytische verderzetting, en kan het maximum modulus principe bewijzen. 13. De student kan de stelling van Morera toepassen en bewijzen.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 4,00
|
Extra info | Schriftelijke test over theorie en oefeningen. Beoordeeld wordt: beheersing van en inzicht in de materie, vaardigheid om de leerstof toe te passen op vraagstukken. Het behoorlijk kunnen formuleren van een antwoord is eveneens een element van de beoordeling. |
|
Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
- Cursus met leidraad
- Voorkennis voor complexe analyse: basisbegrippen,Deze tekst bevat een aantal grondbeginselen die nodig zijn voor de bestudering van het vak complexe analyse. Verder bevat deze tekst wat achtergrondinformatie.
|
|
 
|
Aanbevolen studiemateriaal |
|
Anthony Osborne: Complex variables and their applications |
|
|
|
|
|
| 3de bachelorjaar in de fysica optie twin | Verbreding | 108 | 4,0 | 108 | 4,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC 7: De bachelor Fysica kan de in de fysica gebruikte wiskundige methodes toepassen en beschikt over een goede rekenvaardigheid, met inbegrip van computationele technieken en programmeervaardigheden. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
1. De student kent de grondbeginselen van functies van een complexe variabele, zoals complexe afgeleide, analyticiteit, vergelijkingen van Cauchy-Riemann. 2. De student weet wat een singulier punt is, en kent de diverse categorieën hiervan. 3. De student kan werken met lijnintegralen in het complexe vlak. 4. De student kent de Cauchy representatieformule, kan ze bewijzen, beheerst de toepassingen en gevolgen ervan en kan ermee werken. 5. De student weet wat een meromorfe functie is en kan ermee werken. 6. De student beheerst het verband tussen analyticiteit en complexe machtreeksen. 7. De student kent de Laurent-ontwikkeling, o.m. residu, en beheerst de residustelling. 8. De student kan enkele types van reële integralen berekenen via de residustelling. 9. De student kent de stelling van Morera en kan deze toepassen. 10. De student kan eenvoudige bewijzen over het bovenstaande assimileren.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 4,00 Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
- Cursus met leidraad
- Voorkennis voor complexe analyse: basisbegrippen,Deze tekst bevat een aantal grondbeginselen die nodig zijn voor de bestudering van het vak complexe analyse. Verder bevat deze tekst wat achtergrondinformatie.
|
|
 
|
Aanbevolen studiemateriaal |
|
Anthony Osborne: Complex variables and their applications |
|
|
|
|
|
| 3de bachelorjaar in de fysica optie experimentele fysica | Overgangscurriculum | 108 | 4,0 | 108 | 4,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
3de bachelorjaar in de fysica optie theoretische fysica en sterrenkunde | Overgangscurriculum | 108 | 4,0 | 108 | 4,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC 7: De bachelor Fysica kan de in de fysica gebruikte wiskundige methodes toepassen en beschikt over een goede rekenvaardigheid, met inbegrip van computationele technieken en programmeervaardigheden. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
1. De student kent de grondbeginselen van functies van een complexe variabele, zoals complexe afgeleide, analyticiteit, vergelijkingen van Cauchy-Riemann. 2. De student weet wat een singulier punt is, en kent de diverse categorieën hiervan. 3. De student kan werken met lijnintegralen in het complexe vlak. 4. De student kent de Cauchy representatieformule, kan ze bewijzen, beheerst de toepassingen en gevolgen ervan en kan ermee werken. 5. De student weet wat een meromorfe functie is en kan ermee werken. 6. De student beheerst het verband tussen analyticiteit en complexe machtreeksen. 7. De student kent de Laurent-ontwikkeling, o.m. residu, en beheerst de residustelling. 8. De student kan enkele types van reële integralen berekenen via de residustelling. 9. De student kent de stelling van Morera en kan deze toepassen. 10. De student kan eenvoudige bewijzen over het bovenstaande assimileren.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 4,00
|
Extra info | Schriftelijke test over theorie en oefeningen. Beoordeeld wordt: beheersing van en inzicht in de materie, vaardigheid om de leerstof toe te passen op vraagstukken. Het behoorlijk kunnen formuleren van een antwoord is eveneens een element van de beoordeling. |
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
- Cursus met leidraad
- Voorkennis voor complexe analyse: basisbegrippen,Deze tekst bevat een aantal grondbeginselen die nodig zijn voor de bestudering van het vak complexe analyse. Verder bevat deze tekst wat achtergrondinformatie.
|
|
 
|
Aanbevolen studiemateriaal |
|
Anthony Osborne: Complex variables and their applications |
|
|
|
|
|
| 3de bachelorjaar in de wiskunde optie fundamentele wiskunde | Overgangscurriculum | 189 | 7,0 | 189 | 7,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC 1: De bachelor Wiskunde bezit een grondige basiskennis en heeft inzicht in verschillende domeinen van de wiskunde waaronder algebra, meetkunde, analyse, numerieke wiskunde, kanstheorie, statistiek, aspecten van discrete wiskunde en logica. | - EC
| EC 2: De bachelor Wiskunde bezit een gevorderde kennis en heeft inzicht in grote deelgebieden van de wiskunde (zuivere wiskunde, toegepaste wiskunde, ...) | - EC
| EC 3: De bachelor Wiskunde beheerst de formele wiskundige taal en werkwijze. Hij/zij kan met abstracte redeneringen werken. | - EC
| EC 4: De bachelor Wiskunde kan een wiskundig bewijs begrijpen, oordelen of een argument correct is en heeft inzicht in welke eigenschappen precies gebruikt worden (in de context van de verworven kennis). Hij/zij kan een lacune of een overbodige stap in een bewijs of een berekening herkennen | - EC
| EC 5: De bachelor Wiskunde kan de theorieën en methoden toepassen op relatief eenvoudige wiskundige problemen (zowel theoretische als rekentechnische). Hij/zij kan zelf wiskundige redeneringen maken en opschrijven | - EC
| EC 6: De bachelor Wiskunde kan de reeds verworven kennis integreren in nieuwe wiskundige onderwerpen. Hij/zij begrijpt de samenhang tussen onderwerpen | - EC
| EC 7: De bachelor Wiskunde kan zelfstandig nieuwe wiskundige basisteksten begrijpend lezen. | - EC
| EC 14: De bachelor Wiskunde heeft een kritische ingesteldheid en een onderzoekshouding.
| - EC
| EC 16: De bachelor Wiskunde is in staat te plannen, hij/zij heeft inzicht in zijn leerproces en kan dit evalueren en bijsturen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
1. De student kent de grondbeginselen van functies van een complexe variabele, zoals complexe afgeleide, analyticiteit, vergelijkingen van Cauchy-Riemann. 2. De student weet wat een singulier punt is, en kent de diverse categorieën hiervan. 3. De student kan werken met lijnintegralen in het complexe vlak. 4. De student kent de Cauchy representatieformule, kan ze bewijzen, beheerst de toepassingen en gevolgen ervan en kan ermee werken. 5. De student weet wat een meromorfe functie is en kan ermee werken. 6. De student beheerst het verband tussen analyticiteit en complexe machtreeksen. 7. De student kent de Laurent-ontwikkeling, o.m. residu, en beheerst de residustelling. 8. De student kan enkele types van reële integralen berekenen via de residustelling. 9. De student weet wat conforme transformaties zijn en beheerst enkele eigenschappen ervan. 10. De student kan eenvoudige bewijzen over het bovenstaande assimileren. 11. De student kan de stelling van Liouville (en haar gevolgen) bewijzen. 12. De student kan werken met het principe der analytische verderzetting, en kan het maximum modulus principe bewijzen. 13. De student kan de stelling van Morera toepassen en bewijzen.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 7,00 Tweede examenkans
Evaluatievorm tweede examenkans verschillend van eerste examenkans | |
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
- Cursus met leidraad
- Voorkennis voor complexe analyse: basisbegrippen,Deze tekst bevat een aantal grondbeginselen die nodig zijn voor de bestudering van het vak complexe analyse. Verder bevat deze tekst wat achtergrondinformatie.
|
|
 
|
Aanbevolen studiemateriaal |
|
Anthony Osborne: Complex variables and their applications |
|
|
|
|
|
| 3de bachelorjaar in de wiskunde optie fundamentele wiskunde | Overgangscurriculum | 162 | 6,0 | 162 | 6,0 | Ja | Ja | Numeriek | |
|
| Eindcompetenties |
- EC
| EC 1: De bachelor Wiskunde bezit een grondige basiskennis en heeft inzicht in verschillende domeinen van de wiskunde waaronder algebra, meetkunde, analyse, numerieke wiskunde, kanstheorie, statistiek, aspecten van discrete wiskunde en logica. | - EC
| EC 2: De bachelor Wiskunde bezit een gevorderde kennis en heeft inzicht in grote deelgebieden van de wiskunde (zuivere wiskunde, toegepaste wiskunde, ...) | - EC
| EC 3: De bachelor Wiskunde beheerst de formele wiskundige taal en werkwijze. Hij/zij kan met abstracte redeneringen werken. | - EC
| EC 4: De bachelor Wiskunde kan een wiskundig bewijs begrijpen, oordelen of een argument correct is en heeft inzicht in welke eigenschappen precies gebruikt worden (in de context van de verworven kennis). Hij/zij kan een lacune of een overbodige stap in een bewijs of een berekening herkennen | - EC
| EC 5: De bachelor Wiskunde kan de theorieën en methoden toepassen op relatief eenvoudige wiskundige problemen (zowel theoretische als rekentechnische). Hij/zij kan zelf wiskundige redeneringen maken en opschrijven | - EC
| EC 6: De bachelor Wiskunde kan de reeds verworven kennis integreren in nieuwe wiskundige onderwerpen. Hij/zij begrijpt de samenhang tussen onderwerpen | - EC
| EC 7: De bachelor Wiskunde kan zelfstandig nieuwe wiskundige basisteksten begrijpend lezen. | - EC
| EC 14: De bachelor Wiskunde heeft een kritische ingesteldheid en een onderzoekshouding.
| - EC
| EC 16: De bachelor Wiskunde is in staat te plannen, hij/zij heeft inzicht in zijn leerproces en kan dit evalueren en bijsturen. |
|
| EC = eindcompetenties DC = deelcompetenties BC = beoordelingscriteria |
|
1. De student kent de grondbeginselen van functies van een complexe variabele, zoals complexe afgeleide, analyticiteit, vergelijkingen van Cauchy-Riemann. 2. De student weet wat een singulier punt is, en kent de diverse categorieën hiervan. 3. De student kan werken met lijnintegralen in het complexe vlak. 4. De student kent de Cauchy representatieformule, kan ze bewijzen, beheerst de toepassingen en gevolgen ervan en kan ermee werken. 5. De student weet wat een meromorfe functie is en kan ermee werken. 6. De student beheerst het verband tussen analyticiteit en complexe machtreeksen. 7. De student kent de Laurent-ontwikkeling, o.m. residu, en beheerst de residustelling. 8. De student kan enkele types van reële integralen berekenen via de residustelling. 9. De student weet wat conforme transformaties zijn en beheerst enkele eigenschappen ervan. 10. De student kan eenvoudige bewijzen over het bovenstaande assimileren. 11. De student kan de stelling van Liouville (en haar gevolgen) bewijzen. 12. De student kan werken met het principe der analytische verderzetting, en kan het maximum modulus principe bewijzen. 13. De student kan de stelling van Morera toepassen en bewijzen.
|
|
|
|
|
|
|
Hoorcollege ✔
|
|
|
Responsiecollege ✔
|
|
|
|
Periode 1 Studiepunten 6,00
|
Extra info | Schriftelijke test over theorie en oefeningen. Beoordeeld wordt: beheersing van en inzicht in de materie, vaardigheid om de leerstof toe te passen op vraagstukken. Het behoorlijk kunnen formuleren van een antwoord is eveneens een element van de beoordeling. |
|
|
 
|
Verplichte cursussen (gedrukt door boekhandel) |
|
- Cursus met leidraad
- Voorkennis voor complexe analyse: basisbegrippen,Deze tekst bevat een aantal grondbeginselen die nodig zijn voor de bestudering van het vak complexe analyse. Verder bevat deze tekst wat achtergrondinformatie.
|
|
 
|
Aanbevolen studiemateriaal |
|
Anthony Osborne: Complex variables and their applications |
|
|
|
|
|
1 examenregeling art.1.3, lid 4. |
2 examenregeling art.4.7, lid 2. |
3 examenregeling art.2.2, lid 3.
|
Legende |
SBU : studiebelastingsuren | SP : studiepunten | N : Nederlands | E : Engels |
|